In Tangier: Jean Genet, Tennessee Williams, Paul Bowles – Mohamed Choukri
Het begon met het voor televisie bewerkte toneelstuk In het tuinhuis. Zuidelijk Toneel Globe speelde dit stuk in het seizoen 1983/1984. Ik zag het in zwart-wit op een klein ronkend televisietoestelletje. Dat ronken is goed te horen op de cassettebandjes waarop ik In het tuinhuis opnam. Dat opnemen ging heel amateuristisch: microfoon voor de luidspreker en dan maar hopen dat de deurbel, de telefoon en huisgenoten twee uur lang zouden zwijgen. Ik heb die bandjes honderden keren gedraaid op weg naar en van mijn werk. Toen ik het bijgehorende boekje kocht, kende die tekst weinig geheimen meer.
Vervreemdend vond ik wat Jane Bowles haar personages liet doen en denken. Ik had nog nooit van Jane Bowles gehoord, maar wilde beslist meer lezen, zo er al meer te lezen was.
Er was weliswaar meer, maar niet veel meer. Het oeuvre van Jane Bowles bestaat uit een roman (Twee keurige dames = Twee dames die het leven ernstig nemen / Two Serious Ladies), een stuk of wat verhalen (gebundeld in Eenvoudige genoegens / Plain Pleasures) en dus dat toneelstuk. Ik zocht en kocht. En las. Ik zocht verder en kocht zelfs haar correspondentie (Out in the World: Selected Letters of Jane Bowles 1935-1970) terwijl ik helemaal niet van het lezen van brieven hield. Ik zocht en kocht pas heel veel later – ik weet nog hoe blij ik was toen ik het eindelijk vond – de biografie die Millicent Dillon schreef (A Little Original Sin: The Life and Work of Jane Bowles).
Matin van Veldhuizen was zo aardig om mij een kopie te sturen van de tekst van Jane: leven en werk van Jane Bowles dat in hetzelfde jaar als In het tuinhuis opgevoerd werd.
Toen ik dat allemaal gelezen had wilde ik nog meer en ging ik op zoek naar het werk van haar man. Dat ze wel en niet getrouwd was met Paul Bowles had ik inmiddels begrepen. Hoewel hij aanvankelijk geen romans en verhalen maar muziek schreef, is zijn oeuvre omvangrijker dan dat van zijn vrouw, al schreef hij na haar dood in 1973 geen roman meer.
Ook zijn werk zocht en kocht ik. En ook zijn biografie en zijn brieven, terwijl ik nog steeds niet van het lezen van brieven hield. Ik ben geen stelselmatige verzamelaar, maar wat ik tegenkom, mag mee. Zonder ooit een noot van hem gehoord te hebben kocht ik drie cd’s tegelijk (waarvan ik er een – Migrations – later, en daar heb ik nu spijt van (althans ik heb spijt dat ik niet eerst een kopie maakte, weggaf aan iemand die veel meer kilometers maakt dan ik). Over zijn muziek heb ik een boekje – Paul Bowles: Music – dat alleen al vanwege de vormgeving begerenswaardig is.
Uiteindelijk moest ik natuurlijk wel in Tanger belanden. Want daar woonden Jane en Paul Bowles een aanzienlijk deel van hun leven apart together en verkeerden zij in gezelschap van vriendenvakgenoten. Veel van die vrienden vond ik terug in Paul Bowles by his friends: a revealing portrait, samengesteld door Gary Pulsifer (wist ik niet toen ik hem voor het eerst ontmoette) en uitgegeven door Peter Owen, Bowles’ Londense uitgever.
Over de gloriedagen van Tanger – de jaren dat kunstenaars uit heel de wereld er hun toevlucht zochten – en het gezelschap dat Jane en Paul Bowles om zich heen verzamelden, las ik al in Tangier: City of the Dream van Iain Finlayson en in The Dream at the End of the World: Paul Bowles and the Literary Renegades in Tangier van Michelle Green voor ik nog niet zo lang geleden In Tangier: Jean Genet, Tennessee Williams, Paul Bowles van Mohamed Choukri vond.
Mohamed Choukri kende ik weer als de schrijver van de autobiografische roman Hongerjaren. In de tijd dat ik volop bezig was met Bowles en Bowles kocht ik de roman die verschenen was in De Derde Spreker-serie van Het Wereldvenster en de Novib voor twee kwartjes in Boekenstad Bredevoort. Toen jaren later Abdelkader Benali zich sterk maakte voor een herdruk – onder dezelfde titel en nog steeds in de vertaling van Lourina de Voogd – van dit aanvankelijk in Marokko verboden boek kocht ik die nieuwe editie na afloop van de presentatie.
Choukri leerde pas lezen en schrijven toen hij twintig was. Maar zodra hij het kon, begon hij zijn jeugdherinneringen op te schrijven. ‘Zijn goede vriend Paul Bowles vertaalde het manuscript en zorgde voor een Engelstalige uitgave’, staat er op de achterflap van die heruitgave.
Mohamed Choukri en ook Mohammed Mrabet worden vaak in één adem met Paul Bowles genoemd. Bowles zorgde er voor dat het werk van deze Marokkaanse verhalenvertellers – Mohammed Mrabet vertelde zijn verhalen daadwerkelijk, hij was analfabeet – uitgegeven werd. Of dat tot tevredenheid van alle partijen was, had ik me eigenlijk nooit afgevraagd. Ik nam aan dat Choukri en Mrabat blij waren dat hun werk gepubliceerd werd.
Terwijl ik er niet naar zocht (ik zocht iets anders), vond ik een paar maanden geleden in mijn verzameling knipsels een artikel uit Vrij Nederland van 22 juni 1996: Paul Bowles en zijn vertellers. Daarin laat Anneriek Goudappel naast Bowles Choukri en Mrabat aan het woord over hun ervaringen met Paul Bowles (en Dana Lixenberg fotografeerde de drie mannen, maar niet samen).
‘Ik heb meer dan honderd verhalen aan Paul Bowles verteld. Dat komt door Jane. Ik wilde helemaal niet met iemand samenwerken. Ik ben visser, ik vis, koop vis, ik verkoop vis, ik koop dit en dat. Kopen, verkopen, dat is mijn werk. Maar Jane zei tegen Bowles: Mrabet is the big storyman. Paul luisterde met open mond naar mijn eerste verhaal. Nachtenlang heb ik hem verhalen verteld. Verzonnen verhalen. Ik kan niet lezen en niet schrijven. Ik ben geen schrijver, ik ben geen dichter. Voor mij is vissen hetzelfde als verhalen vertellen. Op het strand is niemand, alleen Mrabet en de grote stenen. Ik vis en ik krijg honderd verhalen’,
zo vat Mohammed Mrabet een episode uit zijn leven samen.
En dan heeft hij ook dit al gezegd: ‘Een miljoen dollar heeft hij van mij gestolen’, zegt Mohammed Mrabet, ongevraagd. Hij spreekt in gebroken Engels en zegt aldoor zuchtend please om zijn woorden nadruk te geven. ‘Van mijn boek M’Hashish bestaan in Amerika nu vijf of zes edities. Alleen voor de eerste editie heb ik geld gekregen. Daarna heb ik vijfentwintig jaar lang geen penny gezien. Al het geld en de rente gaan direct naar Paul Bowles. Please. Ik zweer het bij God.’
Mohamed Choukri is al net zo negatief over degene die in het artikel ‘zijn vroegere vriend Paul Bowles’ wordt genoemd.
‘Hij verschuilt zich achter een masker. Toen ik nog met hem werkte had ik dat niet zo door, maar nu wel. Hij is uitgegroeid door een mythe; hij is de enige van zijn generatie die nog in leven is. Zijn waarde stijgt zoals een schilderij met de tijd in waarde stijgt. En alleen maar omdat hij een uitgeweken Amerikaanse schrijver is. Paul Bowles houdt van Marokko, van het landschap en de geografie, maar niet van Marokkanen!’
Choukri sluit zich aan bij het commentaar van Arabische critici – Bowles kiest alleen de slechte dingen uit de Marokkaanse samenleving om over te schrijven – en bij wat Mrabet over de financiële afhandeling van zijn zaken zegt: ‘Choukri geeft in gedecideerd Frans af op Paul Bowles en de Britse uitgever Peter Owen die volgens hem onschuldige, onbekende schrijvers besteelt en leugens op de cover zet om te verkopen. Voor Choukri heeft Paul Bowles zich tot op de dag van vandaag opgesteld als een koloniaal die wil dat Marokko primitief blijft.’
Net als Mrabat werkte Choukri ten tijde van dat interview aan een boek over Bowles waar alles in kwam te staan. Het boek van Mohamed Choukri is Paul Bowles in Tangier, een van de drie boeken opgenomen in het In Tangier, het boek dat ik klaar heb liggen om te lezen. Ik ben dus een gewaarschuwd mens.
Eerst lees ik hoe Mohamed Choukri Jean Genet en Tennessee Williams tegemoet treedt. Bijna altijd met een literair verantwoord boek onder de arm, zodat er over de kwaliteit en reputatie van derden gepraat kan worden. Zelden zijn ontmoetingen toevallig: Choukri weet waar hij de schrijvers kan vinden en sluit zich graag bij hen aan als ongenode genode gast. Het heeft iets pathetisch, maar ik sluit niet uit dat ik de klap van de kritische kanttekeningen over Bowles nog niet te boven ben en misschien niet helemaal objectief ben in mijn oordeel over Choukri.
(Tennessee Williams voorzag het aan hem gewijde boek overigens van een kort naschrift. Ik proef hier toch enige (milde) ironie: ‘It is an adventure full of surprises to find yourself observed in print by another writer, especially one of such an alien culture as the Moroccan Mohamed Choukri’s. There have been past instances when the surprises were brutal. I am grateful to both Mohamed and his translator-editor Paul Bowles that in this instance the tone is gently humorous and discreet with a reticent sympathy implicit.’)
Jean Genet in Tangier en Tennessee Williams in Tangier zijn duidelijk gebaseerd op de dagboekaantekeningen. Bowles is dat niet. Dat oogt in eerste instantie als een beredeneerde beschouwing, weliswaar met een sterk persoonlijke inslag, maar gebruikmakend van bronnen die de juistheid van getrokken conclusies moeten onderstrepen.
Mohamed Choukri begint met een tirade tegen schrijvers die zich Tanger toe-eigenen om er een cliché van te maken (Gretchen Head en John Garrett vertaalden het uit het Arabisch):
‘Most of the texts written about Tangier today are more like postcards than books. A writer will spend a few weeks in Tangier, and then produce what is, in fact, a pamphlet about it, simply to flaunt his deep knowledge of the city’s secrets, clandestine geography, glorious past, and the celebrities who lived there, of passed briefly through. Not to mention those writers who, in search of an instant and meretricious fame, produce the sort of “postcard” on Morocco that is muddled and inept, aimed at readers easily enthralled by all that is exotic and farfetched (…)’,
en blijven doen of Tanger de stad der steden is:
‘Does Tangier have the aura of a myth? Yes, undeniably; but in whose eyes? Is Tangier a lost paradise? Certainly, since those who once witnessed its opulence are still here to speak of it, but who are they who mourn a world that is no more? Can one speak of the irresistible magic of Tangier? Yes again, but also, once again, magical for whom?’
Het Tanger waar ieders aandacht volgens Choukri naar uitgaat, was de ‘vrijstaat’ Tanger in de internationale zone, ‘the City of the Dream’, ‘The Dream at the End of the World’.
Het Tanger dat de fotograaf die Paul Bowles ook was heeft vastgelegd in zwart-wit. Foto’s die ik ken uit Paul Bowles Fotografien (herausgegeven von Simon Bischoff in Zusammenarbeit mit der Schweizerischen Stiftung für die Photographie).
Zijn boek over Paul Bowles zo beginnen, doet vermoeden dat Choukri Bowles beschouwt als een van de vele parasieten die profiteren van de stad waar ze zijn neergestreken. Een indruk die bladzijde na bladzijde bevestigd wordt. Paul Bowles in Tangier is een afrekening. Wat in het interview in Vrij Nederland werd aangetipt wordt in Paul Bowles in Tangier breed uitgemeten. Bowles’ inferieure karakter. Zijn obsessie met seks en geweld. De vampierinborst van uitgevers in het algemeen en Peter Owen in het bijzonder. Allemaal gebracht met grote stelligheid en meer dan eens herhaald, opdat het moge doordringen.
Paul Bowles heeft voor Mohamed Choukri afgedaan, en dat laat hij Bowles in de laatste jaren van zijn leven weten ook:
‘Señor Paul, don’t you think that by giving yourself so wholeheartedly to music and writing you might have contributed a little to the paralysis that took hold of Jane, disabling her from finishing any of the books she started to write?’
Weerwoord wordt Paul Bowles nauwelijks gegund.
In Paul Bowles in Tangier gaat Choukri verder dan in het interview in Vrij Nederland. Volgens hem heeft Bowles veel te danken aan Mohammed Mrabet. Hij lijkt zelfs te suggereren dat er sprake kan zijn van plagiaat:
‘But, confided to his room, Bowles gets carried away by his imagination, and frequently invents no matter what. I state categorically, and not for the first time, that Paul Bowles has been deeply influenced by the tales and stories of Mrabet, and by his manner of telling them – sometimes to the point of imitating Mrabet, and even of identifying with him.’
Soms lijkt Mohamed Choukri – die vindt dat hij recht van spreken heeft omdat hij Paul Bowles als geen ander kent – zich te verslikken in zijn woede, waardoor hij niet altijd consistent is in zijn kritiek:
‘Based on my acquaintance with Paul, one that lasted nearly a quarter of a century, I think I can say that he never gave particular importance to what he, or any other writer, produced. The essential thing was that excellence should ultimately prevail and flourish. It was the high quality of a literary work that mattered, not who was producing it. This was a principle by which he always abided. I have rarely met a creative artist, major or minor, who renounced his artistic ego, his “I”, with so much modesty and self-deprecation. It’s one of his ineluctable qualities. He even let people create his legend in the way they wanted, a legend that eventually began to feed off itself, growing bigger by the day. Bowles could only go along with this, helping to cultivate the myth, and develop it in line with his chameleon-like contradictions, so that he wouldn’t disappoint his admirers, or hurt their feelings.’
Mohamed Choukri besluit zijn boek met een aantal gedateerde teksten. Op 16 september 1994 schrijft hij dit:
‘The problem with Paul Bowles is that, despite being a seasoned traveller, when it comes to particular countries and their respective peoples, he hardly distinguishes between past and present. The future is nonexistent for him. In fact, what he wants is to live in a world that is static and primitive – but civilized! How could a people be civilized and primitive at the same time? Bowles never enlightened us with an answer.’
Op 16 september 1994 was Paul Bowles 83.
Ik weet het even niet meer. Ik zie dat Choukri waar het hem uitkomt naar hartenlust citeert uit de biografieën en brieven die ook hier in de kast staan (en dat zou hij mij als hij nog zou leven ook kunnen verwijten).
In de biografie die Christopher Sawyer-Lauçanno over Bowles schreef (An Invisible Spectator: a Biography of Paul Bowles) is maar een marginale rol voor Choukri weggelegd. Hij maakt melding van het vertaalwerk van Bowles en de boeken van Choukri over Genet en Williams. In A Little Original Sin, de biografie over Jane, is hij zo goed als helemaal afwezig. Eigenlijk wijdt alleen Iain Finlayson in Tangier: City of the Dream passages van enige omvang aan Choukri. Hij is de enige die hem van een levensloop en een culturele context voorziet. En dat werd dan weer enig licht op de houding die hij aanneemt ten opzichte van Bowles.
Inmiddels ligt mijn schrijftafel vol boeken. Ik dwaal. Verdwaal. Ik heb te weinig feiten paraat om de twijfel definitief de kop in te drukken. Want hoe onredelijk en ongenuanceerd ik Mohammed Choukri ook vind, hij heeft twijfel gezaaid. Maar dat Bowles de boeman is die Choukri van hem maakt, weiger ik aan te nemen.
Ik vermoed dat het iets met cultuurverschillen te maken heeft. Met de behoefte af te rekenen met een verleden. Met het gevoel dat hem onrecht is aangedaan. Met het verlangen voor vol aangezien te worden. En ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hij een zondebok nodig heeft.
Voor de goede orde: Tanger ken ik alleen uit de verhalen van anderen.
In Tangier: Jean Genet, Tennessee Williams, Paul Bowles
Mohamed Choukri
London : Telegram, 2010
ISBN 978-1-84659-061-0
Dit artikel stond eerder in een andere versie op De Contrabas.
Leave a Reply