Ze – de ontdekkingsreizigers en natuurvorsers van toen – deden wat ze konden
Wie wekelijks naar O’Hanlons helden keek, zou bijna vergeten dat toen zijn helden leefden grote delen van de wereld nog ontdekt moesten worden, reizen een hele onderneming was. Ontdekkingsreizigers waren jaren onderweg, succes was niet verzekerd en het gevaar lag nog overal op de loer. Het gemak waarmee Redmond O’Hanlon met zijn rolkoffertje over de wereld trekt en de manier waarop wat door hem geweten en ervaren wordt versneden is tot verhalen die passen in het tijdslot dat de VPRO al enige tijd reserveert voor programma’s waarin verplaatsen aan de orde van de dag is, doet feitelijk geen recht aan de inspanningen die die helden hebben moeten leveren om held te worden.
In O’Hanlons helden worden de omzwervingen van de helden net zo ingedikt als de tochten die Redmond O’Hanlon maakt om zijn helden te eren. Het levert televisie op die nieuwsgierig en weemoedig maakt. Nieuwsgierig omdat er vast meer te vertellen is over ‘de helden’, weemoedig omdat O’Hanlon herinneringen wakker roept aan de tijd dat fantaseren en verbeelden nog kinderlijk eenvoudig waren.
Met dat laatste moet ieder voor zich in het reine komen – sommigen denken dat reizen de remedie is, maar in de Boekenweekbijlage van Trouw van 8 maart wordt dat driewerf weerlegd (door René Gude, Ruud Welten en Rob Schouten) – maar voor wie nieuwsgierig geworden is, is In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden van Marc Argeloo, Emile Brugman en Alexander Reeuwijk een opstapje naar meer weten.
In In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden komen ‘de helden’ – behalve ontdekkingsreizigers ook natuurvorsers – van de afgelopen twee seizoenen voorbij. Tussen de biografische schets waarmee de bijdragen beginnen en het refereren aan O’Hanlons voetspoorreis, is er aandacht voor de ‘verdiensten’ van de reiziger, gerelateerd aan de in O’Hanlons helden gekozen thematiek.
Meer dan in de serie worden die onderwerpen in hun context geplaatst. Want hoewel allemaal ontdekkingseizigers en/of natuurvorsers, de motieven van ‘de helden’ verschilden nogal. Sommigen wilden lege plekken op de kaart inkleuren. Richard Francis Burton trok richting India en had aandacht voor de mens, terwijl Percy Harrison Fawcett in opdracht van de Royal Geographical Society in Londen naar Zuid-Amerika om daar te zoeken naar een schijnbaar spoorloos verdwenen stad.
De belangen waren – ook toen al – groot. Het ging om eer en erkenning, vandaar dat Edward Drinker Cope en Othniel Charles Marsh wedijverende ‘wetenschappers’ werden die in hun speurtocht naar fossiele resten en de botten van dinosauriërs elkaar steeds minder gunden.
In het geval van Henry Alexander Wickham ging het om geld: hij ging op pad om zaden van de rubberboom te verzamelen zodat de koloniale grootmacht Groot-Brittannië minder afhankelijk werd van de oogst in de wingewesten.
Het ging om informatie die strategisch van belang was: voor Nikolaj Michajlovitsj Przjevalski was het paard dat inmiddels zijn naam draagt bijvangst, hij verdiende zijn geld als militair spion.
Zelfs voor Charles Darwin en Alfred Russell Wallace was waarmee ze naam maakten – zij zijn de grondleggers van de evolutietheorie – niet de reden voor hun vertrek.
De enige vrouw waarvan O’Hanlon met enige schroom zegt dat zij voor hem een held is – ik herinner me een interview in de VPRO Gids waaruit bleek dat hij haar min of meer opgedrongen kreeg omdat hij helemaal geen vrouwelijke held wist te noemen – is de Haagse Alexandrine /Alexine Tinne. Haar familie had zoveel geld dat ze zo veel en zo vaak kon reizen als ze wilde.
Niet iedere held is bij het grote publiek even bekend, maar de gevolgen van wat zij wereldkundig maakten soms wel. Zo bezorgde Paul Belloni du Chaillu de gorilla een slechte naam. Gorilla’s zijn in het wild veel vredelievender dan Du Chaillu ze afschilderde. Persoonlijk had ik nog nooit nagedacht of de Steller zeeleeuw die ik als de wind uit het westen komt op zomerse dagen hoor, zijn naam aan iemand te danken heeft (ja dus: Georg Wilhelm Steller: er bestaan ook zeekoeien en zeearenden die zijn naam dragen).
Veel van de mannen in In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden waren reiziger-verzamelaar. Ze struinden in opdracht van anderen – instituties en individuen – de wereld af op zoek naar soorten die ‘hier’ nog niet bekend waren. Zodra ze een exemplaar – flora en/of fauna – vonden, werd het gedood, beschreven en voor transport gereedgemaakt.
Niemand die daar toen bezwaren tegen maakte… Het was de enige manier om kennis te vergaren. Pas later werden dieren levend gevangen om in gevangenschap door mensen bestudeerd en bekeken te worden. Tegenwoordig reizen mensen de flora en fauna tegemoet of kijken ze massaal naar documentaires waarin de levende natuur perfect in beeld gebracht wordt.
Ook aan Redmond O’Hanlon zelf is een hoofdstuk gewijd (het boek opent er zelfs mee). Een hoofdstuk dat stevig gestut wordt door Over God, Darwin en natuur, een gezamenlijke inspanning van Rudi Rotthier en Redmond O’Hanlon.
Redmond O’Hanlon is feitelijk een amateur – in de betekenis van liefhebber, maar niet professioneel geschoold – op het gebied van natural history. Hij ging Engels studeren in de hoop later over zijn favoriete onderwerp – de natuur – te kunnen schrijven. Dat ging – nadat hij zich aan de terreur van zijn ouders ontworsteld had – lang goed, maar geplaagd door een writer’s block kiest hij nu alweer enige tijd voor een ander medium.
Marc Argeloo, Emile Brugman en Alexander Reeuwijk – ieder verantwoordelijk voor een aantal hoofdstukken in In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden – konden bij het schrijven gebruik maken van het onderzoek dat de researchers van de door de VPRO uitgezonden televisieseries aanlegden. Dat verklaart waarschijnlijk waarom zij zo dicht bij die verhalen gebleven zijn. Want dat doen ze, en dat is voor wie echt nieuwsgierig geworden is een bezwaar.
Hoewel In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden dieper ingaat op wat er in O’Hanlons helden aan de orde kwam, wordt het beeld van ‘de helden’ nauwelijks verbreed.
Hoe informatief In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden ook is, en hoe prachtig en aanvullend het beeldmateriaal ook is – en dat is het: daar is niet op bezuinigd, er zijn geen concessies gedaan. De kaarten, tekeningen en foto´s fixeren de ontdekkingsreizigers en natuurvorsers in hun tijd – voor wie een compleet beeld van Georg Wilhelm Steller, Charles Darwin, Richard Francis Burton, Alfred Russel Wallace, Paul Belloni du Chaillu, Edward Drinker Cope, Othniel Charles Marsh, Nikolaj Michajlovitsj Przjevalski, Maria Luigi d’Albertis, Henry Alexander Wickam, Alexandrine / Alexine Tinne, Salomon August Andrée en Percy Harrison Fawcett wil krijgen en van de mores in hun tijd, heeft aan In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden niet genoeg. De literatuurlijst aan het eind van elk hoofdstuk kan als vertrekpunt dienen voor verder ‘onderzoek’.
Een pre is wel dat de verhalen in In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden ontdaan zijn van de plot-driven vertelwijze waarvoor in de series – met name de laatste – gekozen werd.
Persoonlijk had ik het ook niet erg gevonden als dat reizen en ontdekken zelf in een historisch perspectief bekeken zou zijn. Want wat je je tijdens het lezen steeds moet blijven realiseren is dat dat lezen gebeurt met de kennis van nu. En nu is de evolutietheorie bijvoorbeeld gemeengoed – al kun je ook besluiten om er niet in te geloven, en is ook de theorie zelf aan evolutie onderhevig – maar ten tijde van de omzwervingen van de meeste besproken helden nog niet zo. (Georg Wilhelm Steller, de man van de zeeleeuw, bijvoorbeeld werd honderd jaar voor Darwin geboren.)
Er is niet alleen veel veranderd als het gaat om ideeën over ‘het ontstaan van soorten’, ook onze kijk op andere volkeren en culturen is ingrijpend veranderd, mede dankzij O’Hanlons helden. Het waarom van wat zij deden en nalieten behoeft op een aantal punten verduidelijking, om hun keuzes te verklaren en het onderscheidende van hun prestaties beter tot zijn recht te laten komen.
Maar ondanks de gemaakte kanttekeningen en gedane suggesties is het boek waarvoor Marc Argeloo, Emile Brugman en Alexander Reeuwijk tekenden ook in de huidige vorm een mooie aanvulling op O’Hanlons helden.
Leave a Reply