Het is maar net hoe je een boek wilt lezen
Ik werd nieuwsgierig naar Verloren mensen van Mirjam Rotenstreich vanwege de foto’s (gemaakt door haar zoon) op de kaart – zo’n soort ‘groeten uit…’ kaart met vier van die voor … kenmerkende kiekjes (zij het dat de foto’s van Tonio van der Heijden geen kiekjes zijn) – die de komst van het boek aankondigden. Lugano – daar speelt Verloren mensen zich af – was toen ik kind was regelmatig vakantiebestemming, maar de foto’s boden geen enkel aanknopingspunt voor mijn geheugen.
Niet dat ik verwachtte dat Mirjam Rotenstreich met haar roman het onmogelijk wel mogelijk zou maken (al gloort er hoop als ik deze zin lees: ‘In het meer dreven, net als vroeger, zwanen: witte met een enkele zwarte’, maar ik weet niet zeker of ik me door die zin zwanen daar of ergens anders herinner), maar mijn belangstelling was gewekt. En toch liet ik het boek eenmaal in huis nog lang liggen. Misschien wel omdat ik het nog niet los kon zien van haar overleden zoon die de motor van haar schrijven was geweest (dat hoorde ik haar toen het boek net uit was in Nieuwsuur zeggen).
Toen ze na het verschijnen van haar eerste roman Salieristraat N° 100 (2002) slechte kritieken kreeg, werd zij daarin regelmatig teruggebracht tot ‘de vrouw van’. Toen haar een jaar later naar de vorderingen van haar tweede roman gevraagd werd, zei ze tot besluit van dat gesprek: ‘Ook prettig: de recensenten kunnen niet nog een keer gaan zeiken dat ik ‘de vrouw van’. Verloren mensen mocht voor mij niet het boek van ‘de moeder van’ zijn.
Als Verloren mensen begint zitten Abbi Mandelbaum, haar zus Zizzel en Thomas, die haar ex blijkt te zijn, in het vliegtuig. Ze zijn onderweg naar een plek ‘die haar herinnerde aan Philip Frisör, de man die haar in het Zwitserse Lugano had geconfronteerd met zichzelf.’
Ze zijn onderweg naar Paraguay, naar Nueva Germania, een kolonie door Duitse immigranten gesticht. Niet zomaar een kolonie, maar een raszuivere kolonie. Althans: dat was de bedoeling van de stichters Bernhard Förster en Elisabeth Nietszche (de zus van…).
Eenmaal gearriveerd staan ze al snel oog in oog met de laatste bewoners. Zij zijn – wat me betreft – de eerste ‘verloren mensen’ in Verloren mensen (er zullen er nog meer volgens: mensen die zo verloren zijn of gaan dat hun leven er blijvend door getekend wordt. Feitelijk zijn zij niet de eersten. De eersten – perduta gente – zitten in het motto uit Dante’s Inferno: ‘Per me si va ne la città dolente’/per me si va ne l’ettorno dolore,/per me si va tra la perduta gente. ‘Door mij gaat men binnen in de stad van pijn, door mij gaat men naar het eeuwig lijden, door mij gaat men tot de mensen die verloren gaan’, vertaling: Frans van Dooren).
De proloog belooft een spannend boek. Mirjam Rotenstreich zet verschillende verhaallijnen uit en suggereert dat er iets te ontknopen valt. Net als Salieristraat N° 100 lijkt Verloren mensen gevoed te worden door de joodse wortels van Mirjam Rotenstreich.
In het eerste deel van de roman, dat begint met het onderweg zijn van Abbi naar Lugano wordt het heden afgewisseld met het verleden waarin de toon gezet werd door het oorlogstrauma van haar ouders. Mirjam Rotenstreich doorsnijdt dat heden met herinneringen aan de vakanties die Abbi als kind in Lugano doorbracht, maar ook memoreert ze hoe zij en haar zus als vanzelfsprekend ingewijd werden in het wereld- en mensbeeld van hun ouders dat gevormd werd naar hun oorlogservaringen.
Eenmaal aangekomen in Lugano maakt Abbi al snel kennis met Philip Frisör, de eigenaar van Villa Pace het huis dat zij gehuurd heeft om er tot zichzelf te komen.
Het huis doet zijn naam allerminst eer aan. Dat het in een staat verkeert, die het ontvangen van gasten eigenlijk onmogelijk maakt, is nog het minste (al doet klusjesman Harry – hij knapt samen met Philip ook de plaatselijke synagoge op – zijn best euvels te verhelpen.)
Vanaf het eerste moment ontregelt Philip Frisör Abbi. Zij voelt zich tot hem aangetrokken, hij neemt het niet zo nauw met de privacy van zijn ‘gaste’. Dat hij in Paraguay geweest is, vertelt hij al meteen als hij haar matéthee voorzet.
Philip staat op het punt op bedevaart te gaan naar Sils-Maria. ‘Philip vertelde dat Friedrich Nietzsche in Sils-Maria zijn zomers doorbracht. Op een van zijn wandelingen werd hij getroffen door het idee van “de eeuwige terugkeer van hetzelfde”.’
De draai die Philip aan de leer van de eeuwige terugkeer geeft (het kan geen toeval zijn dat ik die leer vlak nadat ik Verloren mensen heb herlezen tegenkom in een ander boek. In Kairos: een nieuwe bevlogenheid haalt Joke Hermsen als zij het heeft over ‘in het ogenblik staan’ onder andere Martin Heidegger aan die de botsing tussen verleden en toekomst ‘de authentieke inhoud van Nietzsches leer van de Eeuwige terugkeer’ noemt) en zijn rol in de verkondiging van die leer maken van Verloren mensen het spannende verhaal waarin het om de ontknoping gaat.
‘Nietzsche heeft me met een grote verplichting opgezadeld. Eigenlijk ben ik, die de eeuwige terugkeer van hetzelfde kent, een gedoemde. Ik kan nooit een normaal leven leiden. Ik ben me er altijd van bewust dat wat wij doormaken zich op de grens van twee eeuwigheden afspeelt – tussen twee eeuwigheden van precies dezelfde gebeurtenis in. Ik word voor deze vloek beloond met een bijzondere helderziendheid: ik weet en ervaar van alle gebeurtenissen hoe ze aflopen, omdat ik me de eendere afloop van alle voorgaande keren herinner. Het is een eeuwig proces.’
Dit ‘statement’ leidt onmiddellijk tot de volgende reflectieve gedachte:
‘Welbeschouwd was Abbi dan net zo goed een ingewijde. Tegen wil en dank hoorde ze bij de “uitverkorenen” die de wonden die hun ouders hadden opgelopen, moesten helpen helen en daarbij zelf wonden opliepen. In het licht van de wederkeer gold dat misschien voor alle ouders en hun kinderen. De appel viel niet ver van de boom, om bij het voorbeeld van Philip te blijven. Het waren cycli, patronen. Maar met dit verschil dat je ze kon doorbreken. Er was geen wet die zei dat je alles gelaten moest accepteren. Dat je de last van je ouders over moest nemen. Denken dat het niet anders kon, bracht je geen stap verder.’
Het is deze overweging van Verloren mensen meer maakt dan een roman die richting een ontknoping gaat.
Achter de ‘voorspellingen’ van Philip gaan hele foute gedachten schuil. Daar komt Abbi achter als ze ongewild onderdeel lijkt te worden de bewijsvoering van zijn gelijk.
In het tweede deel van Verloren mensen gaat Abbi op onderzoek uit, omdat ze het fatalistische tij wil keren. Ze gaat min of meer strategische allianties aan met sleutelfiguren in de Luganese gemeenschap, waaronder een filosoof – de vader van Philip was totdat hij in diskrediet raakte zijn collega – die haar de essentie van Nietzsches idee uitlegt:
‘Luister. De eeuwige terugkeer van hetzelfde wordt door Nietzsche in Also sprach Zarathustra met een beeld aangeduid. Stel je een poort voor, boven een weg die zich naar beide kanten uitstrekt. Die beide wegen vormen een oneindige cirkel. Welke kant je ook kiest, uiteindelijk kom je altijd weer uit bij deze poort. De poort staat voor het ogenblik, voor het nu. Of we nu kijken naar het verleden of naar de toekomst, uiteindelijk is het een en dezelfde weg. Het beslissende is noch toekomst noch verleden, maar altijd het heden. Volgt u het nog?’
(Ook Joke Hermsen haalt in Kairos: een nieuwe bevlogenheid deze parabel aan.)
Dat de filosoof het gesprek met Abbi niet overleeft, verstevigt haar positie niet. Dat ze het vertrouwen weet te winnen van de verslaggever van een lokale krant helpt wel, net als de komst van haar zus Zizzel die zich op basis van het spaarzame contact af begint te vragen of het verblijf in Lugano haar zus wel goed doet.
Philip voelt hoe het vuur hem na aan de schenen wordt gelegd en verweert zich. Zijn houding wordt steeds grimmiger en nietsontziender. Maar ondanks het uitkomen van de ene na de andere voorspelling en de toch niet toevallige overeenkomst tussen alle incidenten krijgt hij lang het voordeel van de twijfel.
In het derde deel – dat in vergelijking met de beide vorige kort is – volgt, dat vereist de spannende roman die Verloren mensen ook is, wat een ontknoping genoemd kan worden. Feitelijk is het een meervoudige ontknoping. Verhaallijnen komen samen, draden worden afgehecht, maar op een ander niveau toont Verloren mensen dat, omdat Philip – als niet ver van de boom gevallen appel – weigert of niet in staat is een patroon te doorbreken, het verhaal historisch gezien niet ophoudt.
Of Abbi, die naar Lugano ging om op de plek waar ze ondanks alles gelukkige tijden met haar ouders en haar zus beleefde tot rust te komen – na thuiskomst verzoent ze zich met het feit dat haar jeugd turbulent was, een bestemming vindt, daarover geeft Verloren mensen geen definitief uitsluitsel.
Misschien dat de opdracht die Thomas, geïnspireerd door Abbi’s verhaal in de wacht gesleept heeft, haar vastgelopen leven een nieuwe wending kan geven. ‘We gaan. Naar Paraguay’, dat is de laatste zin van Verloren mensen en daarmee zijn we terug bij de proloog.
In het in Uitverkoren opgenomen interview met Coen Verbraak (op 25 juni 2011 gepubliceerd in Vrij Nederland) zegt A.F.Th. van der Heijden dat schrijver niet het slechtste beroep is om met pijn en verdriet te combineren. Op de ‘Een goudsmid zou misschien trillende vingers ontwikkelen, een scherpschutter tranende ogen’, volgt ‘Mirjam staat al maanden elke ochtend om vijf uur op, en werkt dan vier uur aan een boek waarvan ik weinig meer weet dan dat het met de Paraguayaanse kolonie Nueva Germania van Elisabeth Nietzsche van doen heeft, en niets met Tonio.’
In het interview in Nieuwsuur voegt hij daar aan toe dat hij vermoedt ze dat in dat boek – duidelijk is nu dat dat Verloren mensen is – haar verdriet versleuteld vorm geeft. Zelf zegt ze in dat interview: ‘dit boek gaat niet over Tonio, het is Tonio’.
Ik ben tijdens het lezen van Verloren mensen niet op zoek gegaan naar Tonio. Maar hij zit er zeker in – ook in de titel. En zijn foto’s zelfs letterlijk:
‘Hij gebruikte een speciale lens, waardoor de beelden een beetje hol getrokken werden. Ze had de foto’s altijd bijzonder gevonden. Nu was het alsof de wereld om haar heen tolde als ze ernaar keek. Ze haalde ze van de muur en trapte ze kapot. Alleen de foto van een zwaan op het meer liet ze hangen.’
Die foto komt aan het eind van Verloren mensen nog een keer terug:
‘Abbi zat in een stoel tegenover de foto van de zwaan. Ze wist dat het dier na een tijdje ging bewegen. Als ze lang genoeg staarde, begon hij te drijven. Van links naar rechts en terug. Soms draaide hij zich naar Abbi toe, stak zijn hals tot aan het lijf onder water. Als hij zich weer oprichtte, probeerde hij Abbi nat te spetteren. Dit keer kwam de zwaan niet boven. Abbi voelde paniek. Ze zei tegen zichzelf dat ze naar een foto keek en dat de voorstelling zich in haar hoofd afspeelde. Als ze zich van de foto zou afwenden, was de zwaan gered. Doe het dan, zei ze tegen zichzelf, blijf niet staren. Ze kon het niet. Pas toen ze haar telefoon hoorde, lieten haar ogen de zwaan los. Hij dook meteen op. Geen spoor van ademnood. De zwaan nam zijn positie op de foto weer in.’
Ook zonder naar Tonio op zoek te zijn laat Verloren mensen zich op twee manieren lezen. Als een spannend boek, een thriller en als een literaire roman. Wie van het eerste genre houdt, zal vinden dat Mirjam Rotenstreich teveel uitwijdt en pas laat op stoom komt – deze passage komt uit een recensie op een site voor spannende boeken: ‘Het eerste deel van het boek is voor de lezer enigszins vermoeiend. Het verhaal komt nauwelijks op gang en is hinderlijk doorspekt met zeer vele korte flash-backs. Omdat het boek bovendien niet in hoofdstukken is ingedeeld lijkt het lange tijd op een lappendeken.
In het tweede deel van het boek krijgt het verhaal meer samenhang, raakt het (eindelijk) in een stroomversnelling en stijgt de spanning snel.’
Ik heb geen bezwaar tegen spannende boeken – een boek moet spannend zijn, en dat kan op vele manieren– maar heb Verloren mensen vooral gelezen als literaire roman. En dan kijk je heel anders naar die flashbacks, waardoor aanschouwelijk wordt gemaakt hoe de geschiedenis van Abbi’s ouders, haar geschiedenis met haar ouders en haar eigen heden met elkaar samenhangen: hoe althans Abbi (of eigenlijk de verteller namens haar) de verbanden legt. Aan de lezer om uit te maken of de associaties logisch en overtuigend zijn.
Wat mij na het lezen van Verloren mensen vooral bezighield, was de manier waarop Mirjam Rotenstreich de geschiedenis – waar haar eigen geschiedenis onlosmakelijk mee verbonden is – concretiseert en zowel de mogelijkheid van herhaling suggereert (door Philip Frisörs ‘doorgedraaide’ interpretatie van Nietzsches leer van de eeuwige terugkeer) als het tevergeefse van die geschiedenis laat zien (de ‘verloren mensen’ in Nueva Germania zijn het levende bewijs van de onmogelijkheid van een zuiver arisch ras). Abbi’s inzicht dat patronen doorbroken kunnen worden en ze niet alles gelaten hoeft te accepteren – ondanks dat slaagt ze er lang niet in om in het heden te leven – ligt daar ergens tussenin.
Hoe rijpte het idee voor dit boek? Welk van de ‘ingrediënten diende zich als eerste aan? Bracht het in 1994 verschenen Vergeten vaderland – Op zoek naar het fascistische paradijs van Elisabeth Nietzsche van Ben Macintyre haar op een idee? Welke betekenis heeft de leer van de eeuwige terugkeer voor Mirjam Rotenstreich, waar staat dat idee van Nietzsche voor haar voor?
Vielen haar ideëen op hun plek toen zij en haar man tijdens in 2010 een huis in Lugano huurden ‘Een mooi negentiende-eeuws huis tegen een steile helling, met uitzicht op het meer, dat twee millenia geleden de Romeinen al lekker om er een vakantiestulpje te bouwen’ – dat las ik in Uitverkoren: prozatekst in de toonaard van het requiem, de passage was aanleiding om Verloren mensen te herlezen – en de werkelijkheid minder rooskleurig bleek dan digitaal beloofd:
‘Behalve het schitterende uitzicht vanaf het terras (“Upstairs it’s even worse,” zei de zoon van de eigenaar) deugde er niets aan het huis. In de beloofde logeerkamer, waar we Tonio zouden ontvangen, lag een poreus luchtbed, bezaaid met stukjes bandenplaksel. Het was er smerig. De tuin was niet op orde. De beloofde internetaansluiting moest nog aangevraagd worden.
De zoon van de eigenaar woonde in een soort kelderhol onder het huis, en zou daar ook gedurende de drie maanden van ons verblijf wonen. Ik had algauw door dat hij voyeuristische neigingen had. Op de begane grond had hij alle deuren verwijderd, zodat hij, rondscharrelend in de tuin, dwars door alle benedenvertrekken heen kon kijken. Een borderliner, dat was ons algauw duidelijk’,
of werden het verhaal en Philip Frisör daar ter plekke geboren en later thuis verder ingekleurd?
Ik denk dat ik dat wil weten omdat ik hoop dat de antwoorden mij verzoenen met het feit dat we alleen maar een glimp opvangen van die mensen in het oerwoud, terwijl de zinnen
‘Maar terwijl zij de bizarre gevolgen van een waanzinnig idee verafschuwden, had Philip zich ermee verbonden gevoeld. Zo verbonden dat hij dacht hier een nieuw leven te beginnen.’
– de laatste van de proloog – mij ook na het herlezen niet loslaten. Ze herbergen nog een verhaal, een ander verhaal dan in Verloren mensen verteld wordt.
Marion says
Het boek is zo spannend dat ik het lezen van de laatste 20 pagina’s steeds uitstel en naar de kaft van het boek staar ‘zal ik we, zal ik niet’, omdat ik het zo jammer vind dat ik het straks uit heb…. :/
John Borstlap says
Wat een abominabel geschreven ‘recensie’, met kromme zinnen, ontbrekende woorden, geploeter. Hoe zou iemand in het betreffende boek geïnteresseerd kunnen raken met zo’n beschrijving?
Paul van de Wiel says
Zowel de stijl, de vele kromme en halve zinnen en de lengte van de recensie doet mij vermoeden dat deze niet door Liliane geschreven is of het moet een concept zijn dat ze in een onbewaakt ogenblik op haar blog heeft geslingerd. In deze recensie herken ik haar helemaal niet..