Ik kreeg een onheilspellende mail van mijn bibliotheek. Mij werd gemeld dat mijn reservering van De kant van Swann, het eerste deel van Marcel Prousts romancyclus Op zoek naar de verloren tijd en de grote inspiratie en onafscheidelijke metgezel van Neal Cassady, de vriend van Jack Kerouac die in diens On The Road optreedt als Dean Moriarty, was gearriveerd. Ik kon me niet meer herinneren wanneer ik zo overmoedig was geweest dit kloeke boek te reserveren, maar het moet een tijd geleden zijn geweest. Het had er een tijd over gedaan om tot me te komen, en nu zat ik er mee. Hoe moest ik, in mijn leesmoede toestand, door zoiets heen komen?
Ik ging het boek wel braaf ophalen. Niets zo treurig als een besteld meesterwerk dat na acht dagen in de bestellingenkast onverrichterzake terug in de kast gezet wordt.
En toen gebeurde er iets vreemds. Ik sloeg het boek open en ik las. En voordat ik het wist was ik honderd pagina’s verder. Daar moet ik wel bij zeggen dat ik de literair-historische inleidingen oversloeg. Die lees ik misschien later nog eens.
Waarom ik weer lees? Ik weet het niet precies. Misschien had ik gewoon even wat tijd en afstand nodig tot het ‘dwanglezen’ dat ik tot januari acht jaar lang deed. Misschien ben ik eindelijk een beetje uitgerust van mijn verhuizing. Het doet er niet toe. Feit is dat mijn leesgedrag en -tempo nogal schommelt en dat ik vaak zelf niet begrijp waarom.
Waar ik, 150 pagina’s op weg in De kant van Swann, nog veel minder van begrijp is wat Neal Cassady nou zo inspireerde in dit boek. Natuurlijk, het is een van de meest indrukwekkende literaire projecten aller tijden. Maar wat moet je ermee als je apestoned in gestolen auto’s door Amerika aan het raggen bent?
Wat ik wil zeggen: De kant van Swann is een langzaam, meanderend boek, een boek dat noch qua thema’s, noch qua stijl iets weg lijkt te hebben van het leven dat Jack Kerouac en zijn vrienden leidden en beschreven.
Het lijkt te bevestigen wat ik al vaker heb gezegd: de sleutel van On The Road ligt, in tegenstelling tot wat veel fans en ook de verfilming ons willen wijsmaken, helemaal niet ligt in de momenten waarin Sal Paradise en Dean Moriarty op reis zijn. De belangrijke dingen – ontmoetingen, gesprekken, ruzies, seks – gebeuren in de afgetrapte appartementen die de mannen en hun vrienden bewonen als ze niet op reis zijn. Dat viel me bij het herlezen van het boek op.
Tijdens veel van die gesprekken gaat het, zoals het nou eenmaal onder literaten gaat, over drie dingen: wie neukt het meeste meisjes, wie kan het meeste drank/drugs wegwerken en wie is er het literairst. Wat meisjes en middelen betreft kan Moriarty/Cassady al zijn kompanen makkelijk aan, maar voor dat laatste punt heeft hij wat hulp nodig.
Dean Moriarty is een wannabe. Hij is een autodief, een schooier zonder scholing, maar hij wil bij de literaire clan horen. ‘You must absolutely teach me how to write’, zegt hij tegen Sal. Hij kijkt tegen Sal op omdat die voor zijn gevoel bij een exclusieve club hoort, de intelligentsia. En dat is waarom hij altijd met een exemplaar van Swann’s Way rondloopt: het verschaft hem de status die hij nodig heeft om erbij te horen.
Ik betwijfel of Neal Cassady het ooit in zijn geheel gelezen heeft. En als hij het gelezen heeft, betwijfel ik of hij er veel aan vond. Maar hij hield het boek vast – hij klampte zich eraan vast, als betrof het zijn toegangsbewijs tot een andere, betere wereld.
Leave a Reply