Ik lag op de bank en las Achternamiddagen: rondleiding door het atelier van de schrijver van Christiaan Weijts. Ik lag op de bank, las en was niet van plan op te staan voordat ik Achternamiddagen uit had. Het is de schuld – of verdienste, het is maar aan wiens kant je staat – van Christiaan Weijts dat ik dat nu toch doe.
Ik heb de aanvechting lang weten te bedwingen, maar tijdens het lezen van Het atelier waar de inkt nog nat is maak ik dan toch aanstalten. In Het atelier waar de inkt nog nat is steekt hij de loftrompet over het literaire tijdschrift. Dat is sportief want in datzelfde stuk schrijft hij over de afwijzingen – die ene redacteur toont zich wat tactischer en bemoedigender dan de ander – die hij in de aanloop naar zijn schrijverschap heeft moeten incasseren.
Ondanks dat is hij literaire tijdschriften blijven zien als ‘knooppunten van schrijvers, dichters, redacteuren, geldschieters uitgevers, vertalers, recensenten, filosofen en absolute malloten. Ze vormen het bindweefsel tussen alle vitale organen van de literatuur.’
Het literaire tijdschrift is als atelier voor de literatuur net zo noodzakelijk als papieren krant – ‘Van de hoofdredactie van NRC Handelsblad vernam ik dat het een kwestie van tijd is voor de stijgende lijn van digitale lezers de dalende lijn doorkruist van papieren lezers’, schrijft hij, en ik lees dat op de dag dat de oplagecijfers bekend werden, waarin deze tendens zichtbaar wordt) nodig is omdat het ‘een poortwachter is in de enorme aanwas van stukjes en informatie op het internet.’
Waar, maar dat was niet waarom ik mijn comfortabele leeshouding opgaf. Dat deed ik vanwege deze passage:
‘In een goed atelier is de verf nog nat en het ijzer heet. In het schrijfatelier dat het literaire tijdschrift is, is alle inkt nog nat. Poëticale opvattingen, polemieken, essays: we zien het ruwe, aftastende denken. Denk aan boeken als Changing My Mind (Zadie Smith), Art Objects (Jeanette Winterson), Voer voor psychologen (Harry Mulisch), Achternamiddagen (Christiaan Weijts) of Nergensman (P.F. Thomése). Het poëticale essay is een machtig genre dat zonder literaire tijdschriften geen voedingsbodem.’
Hoewel het Christiaan Weijts ernst in Achternamiddagen: rondleiding door het atelier van de schrijver, kan hij het knipogen niet laten.
Het atelier waar de inkt nog nat is verscheen net als de andere stukken in Achternamiddagen eerder elders. Met bijna dezelfde opsomming van boeken/essays die hun bestaan aan het literaire tijdschrift te danken hebben. Die versie staat hier.
Leave a Reply