Op 28 oktober 1987 schrijft Joris van Groningen in een brief aan zijn ouders dit:
‘Vandaag verscheen Een heilige van de horlogerie, de nieuwe roman van Hermans. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ben ik de eerste die dit werk in bezit heeft. Dat zit zo. Het verschijnen van een literair werk in de orde van grootte als Hermans ze nou eenmaal schrijft, is met publiciteit en al inbegrepen zorgvuldig gepland en perfect getimed. Tot op de minuut nauwkeurig. Voor Een heilige van de horlogerie was dat uur van de eerste verkoop bepaald op woensdag ’s middags twaalf uur. Tien minuten daarvoor al stond ik in de Atheneum, binnen gelokt door enkele in het oog springende exemplaren in de etalage, en zocht naar de grote stapels die ik zou mogen verwachten, maar nergens zag staan. Navraag aan de kassa leerde me dat ik nog vier minuten zou moeten wachten. Er stond echter iemand bij die blijkbaar hoger in de winkelhiërarchie stond en z’n toestemming gaf. Speciaal voor mij begaf men zich toen naar het magazijn… Ik ben toen ook niet kinderachtig geweest en heb me de gebonden editie aangeschaft.
Formeel ben ik dan de eerste koper, al weet je nooit of de een of andere boekhandelaar in Denekamp of daaromtrent om de concurrentie verderop in de straat een hak te zetten niet reeds om tien uur met de verkoop is begonnen; of i het boek ook als eerste gelezen zal hebben, is een tweede…’
Wat Joris van Groningen schreef, lees ik in T&kst, een door zijn broer Eddie van Groningen samengestelde bundel teksten van Joris van Groningen die op 16 maart 2014 verscheen.
Die datum was al net zo zorgvuldig gepland en getimed als het tijdstip waarop Een heilige van de horlogerie van Hermans verscheen. Joris van Groningen overleed vorig jaar op 16 maart.
Wie Joris van Groningen was, wist ik toen niet precies, al had ik zijn naam wel eens horen noemen en ook wel eens een stuk van zijn hand gelezen. Chrétien Breukers schreef mij op De Contrabas en per mail bij.
Op 16 maart verscheen niet alleen T&kst van Joris van Groningen maar ook Naar een einde waar niemand ons bijstaat van Chrétien Breukers. Naar een einde waar niemand ons bijstaat is een soort van verslag van een vriendschap. Een vriendschap tussen twee uitgesproken karakters die elkaar vonden dankzij de literatuur, al verschilden ook op dat punt hun smaak en meningen.
‘Literatuur is geen onderwerp voor vriendelijk gekeuvel. Literatuur is oorlog en sommige schrijvers zijn fout. In die oorlog. Daar is niets aan te doen. Joris had een paar van die guilty pleasures: Van Dis, en Connie Palmen… het is lullig om er nu nog over te beginnen, maar het was wel een punt van voortdurende wrijving’,
schrijft Chrétien Breukers daarover in Naar een einde waar niemand ons bijstaat.
Na zijn dood komt er een opkoper om de zich over de boeken van Joris van Groningen te ‘ontfermen’:
‘[22.4.2013] Vandaag komt er een opkoper die de boeken van Joris zal – inderdaad – opkopen. Hij zal een schattende blik langs de rijen laten gaan. Constateren dat er geen bibliofiele topstukken tussen staan en er een beetje bezorgd bij kijken. Het zijn moeite tijden in het boekenvak. Daarna laadt hij alles in en gaat de collectie in diaspora. Nee, het was geen “grote collectie”, het is niet nodig om er een catalogus van te maken of om er een veiling aan te besteden.
Als een bibliotheek in stukken valt, is dat op zichzelf niet erg. De “cultuur” zal niet meteen in elkaar storten. Er zijn boeken genoeg, overal – tenminste: nu nog wel. Maar wat wel in elkaar stort, is de weerslag van iemands leessmaak. Wat las iemand graag en welke boeken zette hij vrijwillig naast elkaar in een aantal kasten?
Ik snap niet waarom ik zijn broer heb gevraagd om de rij W.F. Hermans apart te houden, maar ineens wist ik zeker dat ik iets over Joris wil schrijven, gekoppeld aan het werk van Hermans.’
Hoewel Joris van Groningen volgens Chrétien Breukers meer van Reve hield, waardeerde hij Hermans zeker.
Als Hermans is gearriveerd – op 23 mei staan ze in de kast – begint Chrétien Breukers te lezen. Op 3 juni schrijft hij:
‘Het gaat er niet geordend aan toe, het schrijven van deze bladzijden. De ene dag moet ik dit, de andere dat. Ondertussen lees ik wel stug door; de essays en beschouwingen voor tussendoor, Een heilige van de horlogerie voor het echt. (…)
Een heilige was, in mijn geheugen, een “late Hermans”, mooi, maar niet geweldig. Tot mijn verbazing is het juist wél een geweldig boek. Misschien kon ik dat, toen ik het voor het eerst las, ik vermoed in het jaar van verschijnen, 1987 [5.6.2013] nog niet zien. Ik kon toen, op mijn drieëntwintigste, onmogelijk oog hebben voor de tragiek die om de hoofdpersoon en zijn paleis vol klokken hen hangt.
Net zoals ik nog niet kon zien dat de manier waarop de hoofdpersoon uit zijn functie werd weggejaagd zich kenmerkt door een soort universele, menselijke wreedheid, een wreedheid die gevoelige mensen eerder treft dan niet zo heel gevoelige mensen. En gevoelig is de hoofdpersoon van Een heilige. Gevoelig op een Hermansachtige wijze: hij is hyperintelligent, maar kan niet wedijveren met gehaaidere mannen, die er met het geld en met de leuke vrouwen vandoor gaan. Altijd.
Toch eindigt het boek zo… berustend. De hoofdpersoon gaat, letterlijk, terug naar huis, naar Parijs, naar zijn moeder. In de hartverscheurende slotalinea’s brengt Hermans zoveel berusting bij elkaar, dat die bijna een soort zwart gat vormen, antimaterie waarin de eenzame ziel kan verdwijnen.’
Zes dagen later is hij er nog niet over uitgeschreven.
Ik heb Naar een einde waar niemand ons bijstaat uit en ben net begonnen in T&kst. Ik wist niet goed hoe ik mij zou gaan verhouden tot de teksten van Joris van Groningen, teksten die niet voor mij maar voor intimi bedoeld waren – op die essays die door hem de wereld in gestuurd zijn na dan – maar na het lezen van de eerste brieven geloof ik dat ik niet bang hoef te zijn me een voyeur te blijven voelen.
T&kst
Joris van Groningen
Utrecht: De Contrabas, 2014
ISBN 978-90-79432-82-0
Naar een einde waar niemand ons bijstaat
Chrétien Breukers
Utrecht: De Contrabas, 2014
ISBN 978-90-79432-91-2
Leave a Reply