De tijd dat ik collega’s wegwijs maakte op de computer is definitief voorbij. Dat het aantal collega’s drastisch afneemt als je niet langer in loondienst werkt, speelt daarbij absoluut een rol. Maar belangrijk is ook dat ik de digitale boot een tijd heb afgehouden, omdat ik nut en noodzaak van het veroveren en bezetten van de digitale publieke ruimte niet zag. Ik beperkte me tot die toepassingen die voor mij op dat moment van belang waren.
Net zoals bij zo velen heeft ook bij mij het voortschrijdend inzicht inmiddels toegeslagen en ben ik bezig met een inhaalslag.
Zo ernstig als waarnemend Ombudsman Frank van Dooren het vorige week tijdens de presentatie van Persoonlijk… of niet? Digitaal… of niet?, het jaarverslag van de Nationale ombudsman, afschilderde – omdat de overheid haar dienstverlening niet op álle burgers afstemt, ‘dreigt een grote groep burgers de regie op het eigen leven te verliezen en ontstaat er een kloof tussen burgers die mee kunnen en hen die dat niet lukt’ – is het met mij niet gesteld, maar ik moet toegeven dat wat mij vroeger makkelijk afging – het aanleren/toepassen van, en anticiperen op geautomatiseerde en gedigitaliseerde werk- en benaderingswijzen – tegenwoordig wat meer moeite kost.
Ondanks de bereidheid om mijn zienswijze aan te passen, blijf ik kritisch. De nonchalance waarmee sommigen zich zonder na te denken over de consequenties overgeven aan de techniek; de vanzelfsprekendheid waarmee anderen verwachten dat ik alles digitaal doe, daar blijf ik me tegen verzetten. Mijn wereld is er nog steeds een van water, aarde, lucht en vuur, en ik geef de voorkeur aan mensen van vlees en bloed boven die van bits en bytes.
De dag nadat ik kennis nam van de zorgen van waarnemend Ombudsman, las ik in Kairos: een nieuwe bevlogenheid hoe filosofe Joke Hermsen tegen deze kwestie aankijkt. In het hoofdstuk Uit liefde voor de wereld: over het vergeten bondgenootschap tussen kunst en politiek heeft zij het onder andere over de opmars van de techniek.
Volgens Joke Hermsen moet de mens de techniek niet zomaar haar gang laten gaan. Ze spreekt ‘de politiek’ aan op haar verantwoordelijkheid:
‘Onze tijd wordt gekenmerkt door grote veranderingen van technologische aard en die vragen om een herbezinning op de wereld en de menselijke conditie. In plaats van dit gesprek te voeren, heeft de politiek vooral een grenzeloos vertrouwen in de technologie gesteld.’
en wijst ‘ons’ op ons slaafse gedrag:
‘Het lijkt er vaak op dat wij gaan waar de techniek ons toevalligerwijs heen voert. Het gevaar hiervan is dat de techniek richtingloos met ons aan de haal gaat. We voelen ons wel vrije en onafhankelijk handelende subjecten, maar lopen eigenlijk braaf achter elke technologische vernieuwing aan in de hoop dat die onze problemen kan oplossen en onze wensen allemaal virtueel in vervullen kan laten gaan. Technologische innovatie is een toverwoord geworden, maar het omarmen van innovatie puur en alleen vanwege de innovatie is een loos omarmen, want wordt niet geleid door welk beginsel of welke reflectie dan ook.’
Hoe handig ook: techniek is en blijft een hulpmiddel, en geen doel op zich. En dat is waar het in een hyper geïndividualiseerde samenleving als de onze volgens Joke Hermsen wel steeds meer op begint te lijken.
Door wat ik in Kairos: een nieuwe bevlogenheid las, moest ik denken aan hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek Peter-Paul Verbeek. Toen ik me nog dagelijks bezighield met denken en schrijven over diverse vormen van niet-genetisch ouderschap – zeg maar in de tijd dat er nog collega’s waren om wegwijs te maken en de ideeën over het ‘lesbisch meemoederschap’ (zo heette wat sinds gisteren kan: het erkennen van een kind binnen een lesbische relatie geboren door de moeder die niet de biologische moeder is, toen) nog in de kinderschoenen stonden – las ik zijn boek De grens van de mens: over techniek, ethiek en de menselijke natuur.
De grens van de mens: over techniek, ethiek en de menselijke natuur gaat niet over de opmars van de techniek in het algemeen. In De grens van de mens gaat over wat medisch mogelijk is dankzij de moderne technologie en over de vraag waar de grens ligt tussen het mogelijke en het wenselijke, wil de mens zichzelf, zijn wezen en zijn omgeving geen geweld aandoen (hier staat in kort bestek wat Peter-Paul Verbeek hoe de verwevenheid van mens en techniek ziet) .
Ontkennen dat mens en techniek ook als het om de medische wetenschap gaat al een twee-eenheid zijn, heeft volgens Peter-Paul Verbeek geen zin. Wat volgens hem nodig is, is een ethiek toegespitst op die ‘nieuwe’ situatie:
‘Ruimte maken voor de verwevenheid van mens en techniek is geen vanzelfsprekendheid in de techniekethiek. De huidige techniekethiek wordt gedomineerd door een benadering van technologie die als “externalistisch” aangeduid kan worden. Het basismodel is dat er twee sferen bestaan, één van de mens en één van de technologie, en dat het de taak van de ethiek is om ervoor te waken dat technologie niet te ver het domein van de mens binnendringt. Om in het beeld van “de grens van de mens” te blijven: de ethiek is in dit model een grensbewaker die ongewenste invasies moet voorkomen.’
‘Door te erkennen dat de menselijke subjectiviteit hoe dan ook verweven is met technologie, creëren we derhalve de ruimte om ethiek en het technologisch karakter van de mens met elkaar te verbinden. Ethiek bestaat dan niet in het beschermen van “de mens” tegen “de techniek”, maar in het zorgvuldig beoordelen van en experimenteren met technologie, om expliciet vorm te geven aan de manier waarop wij subject zijn in onze technologische cultuur. Dat impliceert dat er praktijken moeten ontstaan om deze experimenten vorm te geven.’
Techniek en technologie beïnvloeden de menselijke conditie, daarover zijn Joke Hermsen en Peter-Paul Verbeek het eens. Beiden zien dat techniek en technologie een bedreiging kunnen zijn voor ‘het goede leven’.
Maar juist in de oorsprong van dat goede leven liggen volgens Peter Paul Verbeek kansen. Kansen voor de ethiek om de mens na te laten denken over de zin van een/zijn bestaan waaruit techniek en technologie niet meer weg te denken zijn:
‘Een goed leven werd geleid door aretè – vaak vertaald als “deugd”, maar beter te vertalen als “excellentie”. Ethiek ging over het verstaan van de kunst om te leven.
Zo’n ethiek van excellentie heeft een interessante relatie met mensverbetering: het gat immers in beide gevallen om een zo goed mogelijk leven. Maar deze ethiek levert de mens tegelijkertijd niet bij voorbaat uit aan technologie, want wat een goed leven is, vergt kritisch reflectie en is geen blinde stap in de stroom van technische ontwikkelingen. De kernvraag van zo’n ethiek van het goede leven in de context van technologie is: wat willen wij maken van ons bestaan, van onze verwevenheid met technologie? Hoe gaan we verantwoord verder vormgeven aan de mens?’
Het uitgangspunt van Joke Hermsen is anders. Ze kijkt niet naar hoe de mens door middel van de techniek de soort kan voortplanten en/of vervolmaken, ze kijkt naar de gevolgen van een al te grote hang naar techniek voor de samenleving als geheel.
Het gevaar waar Joke Hermsen voor waarschuwt is dat de mens die zich steeds verder terugtrekt in zijn privédomein (oikos), waardoor van interactie met anderen steeds minder sprake is. Terwijl de mens juist in het openbare domein van een politiek-culturele gemeenschap (polis) boven een wezen dat dag in dag uit bezig is zijn primaire behoeften te bevredigen uitstijgt.
‘In het openbare domein van de polis gaat er daarentegen heel anders aan toe. Daar proberen we door te spreken en te handelen een gemeenschappelijke wereld tot stand te brengen en in stand te houden. Niet de herhaling en het onderhoud, zeg maar de status quo, staan daarin centraal, maar het ontwikkelen en tot wasdom brengen van nieuwe ideeën.’
Joke Hermsen maakt bij haar analyse gebruik van de ideeën van Hannah Arendt. Wat de mens tot mens maakt is volgens Hannah Arendt – maar hier citeer ik Joke Hermsen:
‘de nataliteit als de geboorte van de nieuwe visie of het nieuwe standpunt, de pluraliteit als de manifestatie van mensen in veelvoud en de amor mundi als de betrokkenheid op en verantwoordelijkheid voor de wereld. Deze drie begrippen kunnen pas gerealiseerd worden als we afstand kunnen nemen van het pure overleven of consumeren en we de overgang van de oikos naar de polis kunnen maken.’
Teveel techniek kan volgens Joke Hermsen schadelijk zijn voor de reflectieve en creatieve vermogens van de mens. Teveel techniek kan ten koste gaan van inspiratie, bevlogenheid en enthousiasme, terwijl daaraan in deze periode van transitie en transformatie juist zoveel behoefte is.
De mens is als sinds Aristoteles een politiek dier. Dat zou hij zelfs van nature zijn, al kun je daar vraagtekens bij zetten en kanttekeningen bij plaatsen – en dat gebeurt in Het politieke dier: de ontdekking van een soort waaraan behalve Aristoteles onder andere ook Midas Dekkers, Bas Heijne en Luuk van Middelaar bijdragen.
Het blijft zaak om waakzaam te zijn en individuen de toegang tot de gemeenschap (polis) niet onnodig moeilijk te maken. In dat opzicht neemt waarnemend Ombudsman Frank van Dooren – de overheid oproepen rekening te houden met het verschil in digitale geletterdheid tussen burgers – zijn verantwoordelijk en handelt hij in lijn met wat Joke Hermsen bedoelt als ze schrijft dat het vertrouwen van de politiek in de technologie zo grenzeloos lijkt dat ze geen kritische vragen meer stellen.
Dat ik bezig ben met een inhaalslag en heroverweeg welke mogelijkheden om de digitale wereld te betreden ik wel en niet wil benutten, zie ik in het licht van mijn eigen ontwikkeling afgezet tegen het voortschrijden van de techniek (ik heb behalve de automatisering en de digitalisering ook nog gezien hoe handelingen gemechaniseerd werden, terwijl ik toch nog niet zo heel oud ben).
Maar tegelijkertijd zie ik dat er een ander soort mensen aan het ontstaan is. Een soort die zich – zo zij termen oikos en polis al kent (reken daar maar niet op) – niet realiseert dat er een verschil bestaat tussen privédomein en gemeenschappelijke ruimte (inclusief alle daarbij behorende en te onderscheiden kansen en verantwoordelijkheden). Een soort die denkt dat hele wereld bereikbaar is met een druk op een knop.
Als het daadwerkelijk zo is dat de mens onder invloed van techniek en technologie ‘evolueert’ moet wat het wezen van de mens op termijn opnieuw gedefinieerd worden, en zal de inhoud van de begrippen ‘de menselijke conditie’ en ‘het goede leven’ ingrijpend veranderen.
Voor de goede orde: toen ik aan dit stuk begon te schrijven was ik me nog niet bewust dat Maxim Februari het op 11 april in zijn Kousbroeklezing onder andere over technologiekritiek gaat hebben. Ik ben benieuwd welke onderwerpen en voorbeelden hij op dit punt gaat belichten.
Leave a Reply