Zonder dat zijn naam genoemd wordt, speelt Rudy Kousbroek een belangrijke rol in Het achterbalkon van lijn 16, een van de columns in de bundel Park Welgelegen: notities over morele verwarring van Marjolijn Februari. Bij haar kwam ik uit toen ik me afvroeg of Maxim Februari eigenlijk iets heeft met Rudy Kousbroek. Ik googlede op “Maxim Februari”+ “Rudy Kousbroek” en kwam uit bij de vierde Kousbroeklezing die Maxim Februari op 11 april gaat houden: Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek.
Daarna bladerde ik door het papieren werk van M. Februari (al dan niet in overleg met Marjolijn Drenth tot stand gekomen), Marjolijn Februari en Maxim Februari, dat vanwege die gedeelde achternaam naast elkaar in de kast staat. En toen stuitte ik in de inhoudsopgave van Park Welgelegen: notities over morele verwarring op de titel Het achterbalkon van lijn 16. Ik hoopte oprecht dat Marjolijn Februari met dat achterbalkon het achterbalkon bedoelde waar ik meteen aan moest denken toen ik de titel las.
Dat achterbalkon speelt een belangrijke rol in Stijloefeningen van Raymond Queneau, dat door Rudy Kousbroek meesterlijk werd vertaald. In het origineel – Exercises du Style – komt dat achterbalkon overigens niet voor. Raymond Queneau liet de modieuze jongeman die de hoofdpersoon is van Exercises du Style met buslijn 84 door Parijs reizen.
Rudy Kousbroek besloot de handeling naar Amsterdam te verplaatsen, zodat wat hij zelf als storend en ongeloofwaardig had ervaren tijdens het lezen van de Engelse vertaling van Barbara Wright – hij vond bijvoorbeeld de Parijse topografische aanduidingen niet rijmen met de locale dialecten – de lezers van zijn vertaling bespaard zou blijven.
In de inleiding op Stijloefeningen licht hij zijn keuze nader toe. Over de keuze voor lijn 16 zegt hij daarin dit:
‘Waarom lijn 16? Voornamelijk omdat ik daarop in de eerste jaren na de oorlog – dezelfde periode als waarin Exercises du Style zich afspeelt – elke ochtend en middag Amsterdam door heb gereisd, en ik mij allerlei details herinner die op een natuurlijke manier in de plaats konden komen van soortgelijke details in het origineel (…).’
Vandaar dat ik bij Het achterbalkon van lijn 16 meteen aan Rudy Kousbroek moest denken. Een ander achterbalkon dan dat van tramlijn 16 ken ik niet.
In Het achterbalkon van lijn 16 beklaagt Marjolijn Februari zich erover dat de aanschaf van een duur opbergsysteem haar in haar denken belemmert:
‘In een vlaag van consumentenvertrouwen heb ik voor veel geld een dossierkast gekocht, en nu moeten zulke [er is net een krantenknipsel op haar bureau gedwarreld waarin de vraag: hoe wordt de naam van de Libische leider gespeld? centraal staat, lw] oude knipsels en papieren allemaal worden opgeborgen in nieuwe mappen. Zolang ik nog geen opbergsysteem had, bestond de inhoud van mijn hoofd uit Fliegende Blätter en de inrichting van mijn werkkamer was daarop afgestempeld: als ik de ramen openzette, vlogen mijn papieren van de ene stapel naar de andere, zodat steeds weer nieuwe verbanden zichtbaar werden wanneer de wind was gaan liggen. Maar nu is het grote waaien voorbij. Het Gadafy-knipsel komt voorgoed terecht in een map, waarin ik dan maar meteen een artikel opberg van Joris Luyendijk over berichtgeving in het Midden-Oosten.’
Dat artikel van Joris Luyendijk gaat over de uiteenlopende manieren waarop een en dezelfde gebeurtenis de media kan halen. Van die vele manieren komt ze op de manieren waarop de naam van de Libische leider gespeld kan worden komt ze op de 99 manieren waarop een gebeurtenis omschreven kan worden dus op Exercises du Style. Ze noemt het boek bij zijn originele naam, maar citeert Raymond Queneau in het Nederlands.
‘Deze bizarre getuigenverslagen – opbop hetbet achterbachterbalkonbon vanban lijnbijn zesbestienbien – hebben ontegenzeggelijk filosofisch belang, maar ik heb ze altijd ook aanbevolen aan juristen en historici, omdat ze ons leren niet onvoorwaardelijk te geloven in het gezag van bronnen, dossiers, telasteleggingen en krantenartikelen. Het boek waarschuwt ons vooral tegen een onbeperkt vertrouwen in andermans aplomb.’
Marjolijn Februari heeft iets met Raymond Queneau. Voor het gemak neem ik maar aan dat ze vanwege dat ene vertaalde citaat uit de A met een aba-versie van het verhaal het taalgevoel van Rudy Kousbroek waardeert (en ze dus aanwijsbaar iets met hem heeft).
Omdat Maxim Februari op het gebied van ‘recht en moraal’, ‘kunst en letteren’ en ‘wetenschapstheorie’ dezelfde interesses blijkt te hebben als Marjolijn Februari – zie zijn website (en vergelijk wat daar staat met wat u zich nog herinnert van de interesses van Marjolijn Februari) – waag ik het te veronderstellen dat Maxim Februari een zekere affiniteit heeft met Rudy Kousbroek.
Door Marjolijn Februari lukraak te citeren, doe ik niet alleen de opbouw van het stuk maar de zorgvuldig aangeslagen toon van Het achterbalkon van lijn 16 geweld aan. Dat spijt me, maar toch kan ik het niet laten om nog een alinea te citeren.
‘Heb ik dan zelf wel een verstandige mening over het wereldnieuws? Ach welnee, in mijn mappen zitten voornamelijk knipsels over Khadaffi en Qadhafi en de schrijver Queneau. Verder is mijn informatie beperkt, ik weet niets over het laatste nieuws, niet meer dan ik in de diverse kranten heb gelezen. En dat geldt niet alleen voor mij; wat precies gaande is, in de wereld weet niemand. Dus kunnen journalisten niet veel meer doen dan journalisten citeren, nemen columnisten de maat van columnisten, en schrijven schrijvers over schrijvers. En zo komt het dat de kranten, zoals altijd vol staan met stijloefeningen. De een spreekt over “het chaterbaklon van lijn zetsien”, de ander over “tachtig balken vanglijn zus Stien”, een derde houdt het op “een tramwagen, snellend langs het kronkelige traject van lijn 16”.’
Ik denk dat die tekst het verdient om op het prikbord naast mijn werktafel te hangen. Daar hangt al sinds jaar een dag een andere tekst over mijn vak:
‘Il n’y a pas de journalisme sans morale. Tout journaliste est un moralist. C’est absolutement inévitable. Un journaliste c’est quelqu’un qui regarde le monde, son fonctionnement, que le surveille de très près chaque jour, qui le donne à voir, qui donne à revoir le monde, l’événement. Et il ne peut pas à la fois faire ce travail et ne pas juger ce qu’il voit. C’est impossible. Autrement dit, l’information objective est un leurre total. C’est un mensonge. Il n’y a pas de journalisme objectif, il n’y a pas de journaliste objectif. Je me suis débarrassée de beaucoup de préjuges dont celui-là qui est à mon avis le principal. De croire à l’objectivité possible de la relation d’un événement.’
Het is Marguerite Duras die dat schreef, in het avant-propos bij Outside: papier d’un jour. Ik heb die tekst – en het boek Oogopslag: journalistiek werk – ook in het Nederlands:
‘Er bestaat geen journalistiek zonder moraal. Elke journalist is een moralist. Dat is absoluut onvermijdelijk. Een journalist is iemand die de wereld en haar functioneren beziet, die dat dagelijks van heel nabij in de gaten houdt, die dat zichtbaar maakt, die zicht geeft op de wereld en wat daarin voorvalt. Hij kan dit werk niet doen zonder niet ook hetgeen hij ziet te beoordelen. Dat is onmogelijk. Anders gezegd: objectieve informatie is een volstrekte illusie. Het is een leugen. Er bestaat geen objectieve journalistiek. Ik heb mij van veel vooroordelen bevrijd, waarvan dit naar mijn mening wel de belangrijkste is. Het geloof in de mogelijke objectieve weergave van een gebeurtenis.’
(vertaling: Miep Veenis)
maar:
a) omdat ik dan elk woord begrijp komt de werkelijkheid veel harder aan;
b) dan is het net of het niet Marguerite Duras is die me een spiegel voorhoudt;
c) anders, namelijk: …..
Het goede antwoord is antwoord b.
Maxim Februari is na K. Schippers, Ian Buruma en Tijs Goldschmidt de vierde essayist die de Kousbroeklezing uitspreekt.
Plaats van handeling op 11 april is De Rode Hoed in Amsterdam. Meer informatie staat hier.
Omdat je met de titel van de lezing van Maxim Februari nog alle kanten op kunt, en hij niet de enige is die op 11 april aan het woord komt – ook Fay Lovsky (door Rudy Kousbroek bewonderd) en Ever Meulen (grafisch ontwerper met een passie voor auto’s beklimmen het podium) betreden het podium – schrijf ik de komende anderhalve week een paar stukjes, waarvan achteraf misschien moet worden vastgesteld dat ze als een tang op Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek slaan, maar waarvan ik nu denk dat ze de onderwerpen er iets mee te zouden kunnen hebben.
Leave a Reply