In mei 2008 verscheen in de Volkskrant een column van Marjolijn Februari – Het recht wordt ten onrechte gezien als een grabbelton, opgenomen in Ons soort mensen onder de wat mij betreft veel mooiere titel Je bent tû-tû of je bent het niet – waarin zij uitlegt dat ‘het recht [is] geen lijstje met regels, geen plank met wetboeken, het is een organisch wezen dat verandert zodra je het aanraakt, dat groeit als je het voedt, krimpt als je erin prikt, en dat in essentie nauwelijks is te kennen.’
Een mooi beeld, vind ik. Ik mocht een tijdje aan de zijlijn van het recht verkeren en er zonder specifieke kennis van zaken vragen over stellen. In die tijd maakte ik kennis met de talige en de technische kant van ‘het recht’. Als leek probeerde ik verbanden te doorgronden en consequenties te overzien van verzoeken om herziening – en de professionals lieten mij begaan, sommigen moedigden mij zelfs van harte aan. ‘Het recht’ verschafte mij zoveel plezier dat ik het betreurde er niet eerder mee in aanraking te zijn gekomen.
Met het oog op de Kousbroeklezing die Maxim Februari op 11 april uitspreekt – Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek – moest ik aan die column denken. Daarin staat namelijk ook deze passage:
‘In het afgelopen jaar ben ik meer bètawetenschappers tegengekomen dan me lief is. Begrijp me goed, ik heb niets tegen bètawetenschappers, integendeel, ze hebben mijn sympathie. Maar het vervelende is dat ze vaak al na drie minuten beginnen over de minderwaardigheid van juristen. Want juristen zijn dom, dat weet iedereen, en alleen de allerzwakste scholieren gaan later rechten studeren, ook dat weet iedereen. Protesteer ik tegen deze voorstelling van zaken, dan beginnen ze vrolijk te lachen. Ben je soms beledigd? We bedoelen jou toch niet, Marjolijn?
Natuurlijk ben ik beledigd, en ik zou deze gelegenheid graag aangrijpen om revanche te nemen en mijn verongelijktheid nou eens breed uit te meten. Maar laten we redelijk blijven, en voor een moment serieus kijken naar de intellectuele uitdagingen van het rechtssysteem.’
Marjolijn Februari liet zich toen niet verleiden tot het met gelijke munt terugbetalen van bètawetenschappers, terwijl ook over hen vooroordelen de ronde doen. Maar wat gaat Maxim Februari over bètawetenschappers zeggen in zijn lezing die vast niet voor niets Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek heet.
Maxim Februari is na K. Schippers, Ian Buruma en Tijs Goldschmidt de vierde essayist die de Kousbroeklezing uitspreekt.
Plaats van handeling op 11 april is De Rode Hoed in Amsterdam. Meer informatie staat hier.
Omdat je met de titel van de lezing van Maxim Februari nog alle kanten op kunt, en hij niet de enige is die op 11 april aan het woord komt – ook Fay Lovsky (door Rudy Kousbroek bewonderd) en Ever Meulen (grafisch ontwerper met een passie voor auto’s beklimmen het podium) betreden het podium – schrijf ik de komende dagen een paar stukjes, waarvan achteraf misschien moet worden vastgesteld dat ze als een tang op Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek slaan, maar waarvan ik nu denk dat ze de onderwerpen er iets mee te zouden kunnen hebben.
Leave a Reply