Twee keer per week verkeer ik in het gezelschap van zeven vrouwen die stuk voor stuk bijna een eeuw oud zijn. Een van die vrouwen is mijn moeder. Zij en haar huisgenoten leven in een verleden dat het mijne niet is, ik in tijd waarin zij niet langer thuis zijn.
Om het gesprek met mijn moeder gaande te houden heb ik dat verleden van haar nodig. Ik heb er dan ook hard op gestudeerd. Altijd als ik met haar afdaal in de tijd probeer ik me voor te stellen wat er in de loop van haar lange leven allemaal veranderd is. Niet alleen in haar dagelijkse leven, maar ook in de wereld. Dat ik na even nadenken wel een lijstje kan maken, doet er eigenlijk niet toe. Wat zij zou noemen, daar gaat het om.
Mijn leven speelt zich voor een deel af in de verleden tijd van mijn moeder. Maar hoe zal mijn verleden tijd er straks uitzien. Welke gebeurtenissen halen mijn lijstje van meest memorabele omwentelingen. Krijgt waar ik me nu mateloos over op kan winden met terugwerkende kracht een plek. Wat is mij op het moment dat de balans moet worden opgemaakt allemaal ontschoten of wat heb ik weggerelativeerd.
Ook daar sta ik regelmatig bij stil en dan vraag ik me af welke liedjes ze dan met mij zullen zingen en welke muziek er ‘gedraaid’ wordt om de stilte te doorbreken en de verveling te stillen.
Ondanks dat regelmatig stilstaan bij raakte deze passage uit Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans mij:
‘Meer dan dertig jaar heb ik de schriften, waarin hij zorgvuldig, in zijn weergaloze vooroorlogse handschrift, zijn herinneringen had neergeschreven, bewaard en gesloten gehouden; hij heeft ze me gegeven enkele maanden voor zijn dood in 1981. Hij was toen negentig jaar. Hij was geboren in 1891, zijn leven leek niet meer geweest te zijn dan het over elkaar heen springen van twee cijfers in een jaartal.
Tussen die twee jaartallen lagen twee oorlogen, rampzalige massaslachtingen, de meest hardvochtige eeuw uit de hele mensengeschiedenis, het ontstaan en de neergang van de moderne kunst, de wereldwijde expansie van de motorenindustrie, de Koude Oorlog, de opkomst en de neergang van grote ideologieën, de uitvinding van bakeliet, de popularisering van telefoon en saxofoon, de industrialisering, de filmindustrie, het plastic, de jazz, de vliegtuigindustrie, de landing op de maan, het uitsterven van talloze diersoorten, de eerste grote ecologische rampen, de ontwikkeling van penicilline en antibiotica, mei ’68, het eerste Rapport van de Club van Rome, de popmuziek, de uitvinding van de pil, de vrouwenemancipatie, de opkomst van de televisie, van de eerste computers – en zijn lange leven als vergeten oorlogsheld. Het is het leven dat hij mij vroeg te beschrijven door me die cahiers toe te vertrouwen. Een leven dat bijna een eeuw omspant en dat begon op een andere planeet. Een planeet van dorpen, veldwegen, paardenkoetsen, gaslampen, wasteilen, bidprentjes, oude wandkasten, een tijd waarin vrouwen bejaard waren op hun veertigste, een tijd van almachtige pastoors die naar sigaren en ongewassen ondergoed roken, van weerspannige burgermeisjes in nonnenkloosters, een tijd van grootseminaries, bisschoppelijke en keizerlijke verordeningen, een tijd die aan zijn lange doodstrijd begon toen de kleine groezelige Serviër Gavrilo Princip in 1914 met een niet eens zo welgemikt schot de schone illusie van het oude Europa aan flarden schoot en daarmee aanleiding gaf tot de catastrofe die ook hem, mijn kleine blauwogige grootvader zou treffen en zijn leven voorgoed zou beheersen.’
De mooiste zin uit dit fragment vind ik: ‘Hij was geboren in 1891, zijn leven leek niet meer geweest te zijn dan het over elkaar heen springen van twee cijfers in een jaartal.’
Mijn vader stierf in de stad waar hij geboren werd. Dat hij in de tussentijd een keer of twintig is verhuisd, vermeldt zijn grafsteen niet.
Ik denk dat ik daarom die zin de mooiste vind. Omdat feiten niet voor zich spreken.
Leave a Reply