‘Ik had mijn spreekbeurt gewoon over poezen moeten doen’, verzucht Maxim Februari aan het begin van zijn Kousbroeklezing. Toen hij de keuze maakte om het over Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek te hebben, wist hij niet dat de Maand van de Filosofie in het teken van de techniek zou staan. Daar kwam hij pas heel recent achter. En toen werd hij toch wat zenuwachtig. ‘Maar’, beloofde hij, ‘ik ga u vanavond toch iets nieuws vertellen.’
Hoewel Maxim Februari in zijn lezing alle onderwerpen uit de titel de revue liet passeren, lag de nadruk op de technologiekritiek. Hoewel je over de doden niets dan goeds hoort te zeggen, nam hij – op de voor hem kenmerkende wijze: deskundig, maar niet zonder humor en zelfspot – afstand van Kousbroeks opvatting dat alfa’s in het domein van de techniek en technologie niets te zoeken hebben. Sterker nog: volgens Maxim Februari is het uiterst noodzakelijk dat er een alfavisie op technologie ontwikkeld wordt.
In plaats van lijdzaam toe te zien en te accepteren dat de techno-afhankelijkheid toeneemt, wordt het volgens hem hoog tijd om actie te ondernemen. De mens moet zijn politieke vrijheden opeisen en menselijke waarden opleggen aan de techniek. ‘Het grootste gevaar komt niet van de dingen, maar van de mensen zelf. Een technocratie ontstaat niet omdat de dingen de macht grijpen, maar omdat de mens bang is om voor alfa uitgemaakt te worden.’
Wie zich kritisch over technologische ontwikkelingen uitlaat, wacht hoon. Dit is volgens Maxim Februari niet terecht. ‘Technologiekritiek is een gezonde vorm van afwachtendheid, terwijl het bestempelen van die kritiek als angst de democratie monddood maakt.
‘Er schuilt veel meer ondoorgrondelijkheid in de dingen dan Rudy Kousbroek zou willen’ – voor Kousbroek was de grens tussen dier en ding vaag: een kip had een kop als een periscoop, schapen beschikken over poten die onder een bijzettafeltje niet zouden misstaan en katten kun je op basis van een bouwtekening in elkaar knutselen; dingen zijn aanhalig: aan zijn 2cv was hij overweldigend emotioneel gehecht en een Alfa Super Sprint doorstond een vergelijking met een van de grootste minnaressen aller tijden glansrijk. Maxim Februari ziet echter geen enkele overeenkomst tussen de functionele ontwikkeling van de techniek en de aaibaarheid van de natuur. ‘Tussen dier en ding staan Chinese muren’.
Dat regisseurs als Fritz Lang in Metropolis en Jean-Luc Goddard in Alphaville machines een menselijk gezicht geven, is volgens hem niet vanwege een toenadering tussen beide, maar juist om de onmenselijkheid van machines te benadrukken.
De huidige realiteit is dat ‘van het mechanische niet veel meer over is en hedendaagse apparaten ongrijpbaar zijn en zich onttrekken aan de realiteit van monteurs, specialisten en wetenschappers. Niet de leken, maar de deskundigen staan versteld van wat een apparaat kan.’
‘Tegenwoordig weet niemand meer hoe wat dan ook in elkaar zit’, zoals Maxim Februari het zei, nadat hij even daarvoor al onderkoeld humoristisch had verteld hoeveel moeite het hem had gekost een monteur het huis uit te werken die zijn geluk niet op kon vanwege de grote hoeveelheid aftandse apparaten en machines, klonk het geruststellend relativerend, maar dat is het natuurlijk niet.
‘We overzien de gevolgen van ontwikkelingen niet: dingen bijten harder en sneller terug en ze spannen samen.’ Een ding is een dier met menselijke trekken. Uitgerust met menselijke intelligentie, maar met de neiging – de techniek eigen – om zich te verspreiden als asbest (de asbestmetafoor is in: nano is het nieuwe asbest, pesticiden zijn het nieuwe asbest: Maxim Februari verkeerde de afgelopen tijd in kringen waar ze dat soort dingen weten): het vreet zich in, is ontembaar en verteert niet.’
‘Binnenkort maken meer dingen dan mensen gebruik van het internet om achter onze rug om met elkaar over ons te praten en om beslissingen over ons te nemen. We hebben geen idee wat dingen gaan denken en doen. Hoe maken we iets veilig maken als we niet weten wat ze gaan doen?’
Machines die zelf leren en zelf nadenken vragen om een imbeciele, alfamanier van benaderen. Ethische reflectie is geboden Omwille van de dingen zelf. Vanwege de (post-)mensenrechten dan wel hu-botrechten.
‘Een streng onderscheid tusen α- en β-denken is mesjogge’. En dat er bij de ontwikkeling van technologie geen α en γ komt kijken, is Maxim Februari een doorn in het oog. Het ethische en humanistische der dingen kun je omwille van een leefbare maatschappij niet negeren.
In een technocratie lopen recht, moraal en medemenselijkheid gevaar en als de mens geen verantwoordelijkheid neemt en de technologie haar gaan laat gaan, dreigt een technocratie.
‘De verheerlijking van de technologie maakt dat belangrijke rechtsprincipes als onschuldpresumptie, het beroepsgeheim en de mensenrechten in de prullenbak verdwijnen.’
De status van kennis is radicaal veranderd: ‘Met de komst van het boek werd de mens een kennend en lezend wezen. Sinds internet wordt de mens gekend en gelezen.’
In de aandacht die techniek en technologie vanwege de Maand van de Filosofie ten deel viel, miste Maxim Februari de politieke dimensie. En die is er volgens hem zeker, want als alle voorkeuren vast liggen en de mens niet meer is dan een potje data – kortom: als zijn wezen volmaakt wordt doorgrond (en de belastingdienst de formulieren kan invullen en de overheid weet welk vakje rood gekleurd zal worden op stembiljetten) – is er geen democratie meer en zijn verkiezingen overbodig. In een technocratie wordt de mens een ding.
In plaats van bèta’s te bashen – ik vroeg mij in de aanloop naar zijn Kousbroeklezing af of hij dat zou gaan doen – herstelde hij de alfa in ere (hoewel hij in het begin van zijn lezing een andere indruk wekte. Toen liet hij plaatjes van dingen (een badkraan, een fluitketel, het achterlicht van een fiets) zien opdat eenieder in de zaal op basis daarvan bij zichzelf na kon gaan in hoeverre hij/zij vatbaar is voor animisme. Niet dat je daar trots op moet zijn – het toekennen van menselijke trekken aan dingen is onwetenschappelijk, bijgelovig en gevaarlijk: het staat de bespoediging van de toekomst in de weg. Nee, om het ding tegen onnozele alfa’s te beschermen moet het ontdaan worden van alle aaibaarheid), maar niet zonder de in de zaal aanwezige α, β en γ’ s terecht te wijzen:
‘U verzuimt politieke vrijheden op te eisen en menselijke waarden mee te geven aan de techniek, en dat komt door de stoerdoenerij van Rudy Kousbroek’ die vond dat alfa’s mensen met een babybrein zijn en de alfabenadering van de hand wees. Maar de ongerustheid van alfa’s over apparaten die zij niet kunnen doorgronden is zo imbeciel nog niet. Als stopzetten en begrijpen van ontwikkelingen niet meer aan de orde zijn en meehollen nog de enige optie is, is enige argwaan op zijn plaats.
‘Techniek moet in dienst staan van de mensheid’, Maxim Februari weet het zeker, maar toch voelt hij zich tijdens deze Maand van de Filosofie waarin nauwelijks aandacht lijkt te worden besteed aan de keerzijde van de steeds verder voortschrijdende techniek een roepende in de woestijn (alleen in Joke Hermsen ziet hij een bondgenoot, maar ja: ‘Met alleen Joke Hermsen en mij redt u het niet’).
‘Techniek moet in dienst staan van de mensheid’, maar ‘we moeten ons bereid verklaren om het menselijke te zien in de techniek. Politieke vrijheid opeisen en menselijke waarden opleggen aan de techniek kan alleen als we het menselijke in onszelf herkennen.’
Hoewel ik tijdens de lezing van Maxim Februari driftig heb meegeschreven – en volgens mij alle wezenlijke zinnen genoteerd heb (voor wie wat hij zei in zijn eigen woorden wil lezen: vandaag (12 april 2014) staat een verkorte versie van de lezing in NRC Handelsblad, later volgt in De Gids is volledige versie) – is het eigenlijk onmogelijk om Alfa: over auto’s, bèta’s en technologiekritiek recht te doen. Niet alleen – zoals moderator Maarten Asscher na afloop van de lezing opmerkte vanwege de zeer droge humor en de puntigheid waarmee Maxim Februari zijn ‘alarmerende en vermakelijke voordracht’ vorm gaf. Ook niet omdat ik niet alle plaatjes en filmpjes kan laten zien die hij op de juiste momenten paraat had (waardoor ik in deze weergave een aantal namen niet noem). Maar omdat Maxim Februari voorwendde naar woorden te zoeken, terwijl hij heel erg goed nagedacht had over wat hij in welke volgorde wilde zeggen. Zo kun je niet schrijven, kan ik althans niet schrijven.
In de lezing was onder andere een rol weggelegd voor de robots Big Dog en Wild Cat van Boston Dynamics, maar ook Atlas en Petman kwamen in beeld. Naar een deel van de plaatjes waarmee Maxim Februari het alfagehalte van zijn publiek testte zoek ik nog.
Leave a Reply