‘Veronderstel: uit het oeuvre van een auteur denkt men het werk weg dat doorgaans als het belangrijkste wordt beschouwd; vervolgens vraagt men zich af welke indruk hij op de generaties na hem zou hebben gemaakt. Er zijn auteurs die een dergelijke verminking, zij het met moeite, zouden kunnen verdragen, omdat het wezen van hun stijl en denken toch wel tot ons gekomen zou zijn’,
Zo opent Geflambeerde punch voor de geest, het stuk dat Jan Siebelink schreef over J.-K. (Joris-Karl) Huysmans – opgenomen in Conversaties (en eerder in De reptielse geest). Hoewel Jan Siebelink even twijfelt – Là-bas is toch ook niet mis – zou de kijk op zijn oeuvre wezenlijk veranderen als Tegen de keer / À Rebours niet in een beschouwing meegenomen zou mogen worden.
‘Maar ik ben geneigd te geloven dat de amputatie van Tegen de keer ons zou beroven van een scharnierwerk in drieërlei opzicht: het bevat in de kiem alle boeken die Huysmans daarna zou schrijven, het lanceert een nieuwe beweging die de geschiedenis in zal gaan onder de naam “decadentie” en het maakt het publiek bekend met de symbolistische dichters Verlaine, Mallermé en Corbière.’
Wat zou Jan Siebelink zonder Knielen op een bed violen zijn? Wat dat Knielen op een bed violen op dit moment door velen als zijn belangrijkste werk wordt beschouwd staat buiten kijf.
Het is verleidelijk om die vraag te stellen en vervolgens te beantwoorden, maar ik vrees dat dit stuk dan een andere wending neemt dan mij net nog voor ogen stond.
(Laat ik er iets, maar niet teveel over zeggen: Knielen op een bed violen is geen op zichzelf staande roman. In deze roman komen de lijnen samen van dat deel van het oeuvre waarin het geloof van de vader het leidende thema is. Dertig jaar lang – van Nachtschade (1975) tot Knielen op een bed violen (2005) – hernam Jan Siebelink dat thema, op zoek naar de ultieme vorm. Zonder Knielen op een bed violen zou dat deel van zijn oeuvre onvoltooid gebleven zijn.
Een andere segment van het oeuvre – het werk waarin Jan Siebelink ‘afrekent’ met zijn onderwijsverleden, verhalen en romans waarin hiërarchische patronen doorbroken worden – moet het nog zonder ‘monumentaal’ besluit moet stellen. Suezkade (2008) – de voorlopig laatste roman waarin hij dat thema aanroert – is wat mij betreft niet de kroon op het werk dat met Daniël in de vallei begon – in 2013 verschenen, maar in feite het ‘oerboek’, ook als het om dit onderwerp gaat. Tot zover…)
Ik weet het, ik riep het onheil natuurlijk over mezelf af door dit stukje met dat citaat te beginnen.
Ik kwam op dat citaat omdat ik zat te bladeren in De blauwe nacht, de nieuwe al wel gedrukte maar officieel nog niet verschenen roman van Jan Siebelink. Toen ik vorig jaar in het Letterkundig Museum de tentoonstelling Jan Siebelink: Het wonder dat mij is geschied bezocht, zag ik het manuscript van de roman in een vitrine liggen. Ik boog me zo ver mogelijk voorover om al zo veel mogelijk te kunnen lezen, maar natuurlijk gaf dat pak papier nauwelijks geheimen prijs. Dankzij het bijschrift werd mij duidelijk dat de roman zich in Parijs afspeelt.
Inmiddels weet ik meer. En uit dat meer maak ik op dat Simon Aardewijn trekken van zijn schepper heeft. Simon Aardewijn kent Parijs uit een roerige tijd. Simon Aardewijn is gefascineerd door de literatuur van het fin de siècle, in het bijzonder door À Rebours van Huysmans.
Ik weet dat die roman voor Jan Siebelink in meer dan een opzicht van groot belang is. Dankzij zijn vertaling kan ik Tegen de keer lezen.
Joris-Karl Huysmans’ Tegen de keer, het brevier van de decadentie, is de titel die hij boven het nawoord bij zijn vertaling van de roman zet.
‘Het brevier van de decadentie. Je moet de roman uit je hoofd kennen’,
merkt Simons promotor op als hij À Rebours op tafel ziet liggen.
‘Nagenoeg’,
bekent Simon, die dagelijks een korte passage leest.
‘Het brevier van de decadentie’, niet zomaar een zin uit De blauwe nacht. Ik vermoed dat ik meer zinnen uit dat nawoord in De blauwe nacht ga tegenkomen.
Al bladerend kom ik meer titels en vooral veel straatnamen tegen. Het is alweer enige tijd geleden dat ik bovengronds door Parijs liep. Het kan geen kwaad om voordat ik in De blauwe nacht begin de plattegrond van de stad goed te bestuderen.
Leave a Reply