Hoewel ik Dimitri Verhulst hoogacht, en ik zijn Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten – de boekenmaanduitgave van de Bijenkorf in 2011 – beter vond dan het officiële Boekenweekgeschenk (De kraai van Kader Abdolah), is het eerste dat ik denk als ik hoor dat hij het Boekenweekgeschenk gaat schrijven niet ‘hoera’ of ‘yes’, zelfs niet ‘ammai zeg’, maar: dat zal dan zijn vanwege de nog prille boekenweekrelatie tussen Nederland en Vlaanderen. (Het verheugen kwam onmiddellijk daarna.)
Niet iedere boekverkoper in Vlaanderen toonde zich enthousiast over een eerste gezamenlijk optrekken tijdens de Boekenweek eerder dit jaar. Een grote boekhandelsketen weigerde zelfs om het Boekenweekgeschenk – Een mooie jonge vrouw van Tommy Wieringa – cadeau te doen aan klanten.
Ondanks dat deed de Boekenweek de Vlaamse boekverkopers goed. Vergeleken met dezelfde week (week 10) in 2013 steeg de omzet met 3,4 procent (terwijl in Nederland de deelnemende boekhandels 3,1 procent minder omzetten dan een Boekenweek eerder).
Dat na Tom Lanoye in 2012 al zo snel weer een Vlaming de eer te beurt valt – daarvoor waren alleen Hugo Claus (1989), Marnix Gijsen (1978) en Hubert Lampo (1969) uitverkorenen – het Boekenweekgeschenk te schrijven heeft zeker en vast te maken met dat samen ‘literair’ oplopen dat niet alleen tijdens de Boekenweek gestalte gaat krijgen. In 2016 promoten Nederland en Vlaanderen – zij zijn gezamenlijk gastland – op de Frankfurter Buchmesse samen de Nederlandstalige literatuur.
Maar Dimitri Verhulst is geen excuus-Vlaming: het zijn, mag ik aannemen, zijn verdiensten als schrijver die uiteindelijk de doorslag hebben gegeven.
Want: als het dan toch een Vlaming moet zijn, dan wel een die grensoverschrijdend gelezen wordt – ondanks dat ene taalgebied blijkt uit het rapport 1 + 1 = zelden 2: over grensverkeer in de Vlaams-Nederlandse literaire boekenmarkt (onderzoek van Carlo Baelen in opdracht van de Nederlandse Taalunie) dat het met over de grens lezen nogal tegenvalt.
Nederlanders en Vlamingen verkiezen eigen schrijvers boven die van de noorder- dan wel zuiderburen, met die kanttekening dat Vlamingen meer Nederlandse auteurs lezen dan andersom (maar dat komt ook omdat er in Nederland in absolute zin meer Nederlandstalige titels geproduceerd worden dan in Vlaanderen).
Ik weet niet of de Nederlandse boekverkopers blij zijn met Dimitri Verhulst. Het schijnt dat zij de voorkeur geven aan Jan Brokken (dat zou ik geen slechte keus gevonden hebben. Misschien kan de CPNB Jan Brokken het Boekenweekwessay laten schrijven. Hij schreef immers al eens een boek met waanzin in de titel: Mijn kleine waanzin.) Want het thema van de tachtigste boekenweek is ‘waanzin’, het motto: ‘Te gek voor woorden’.
Volgens de CPNB zit de literatuur ‘vol met fascinerende hoofdpersonen die afwijken van de norm’, kortom: waanzin ‘in al zijn vormen welig tiert in de letteren’.
Het schijnt dat Dimitri Verhulst – hoewel dat helemaal niet hoeft, daar is het essay voor – iets met het thema ‘waanzin’ (en met het propaganda-aspect van deze opdracht) wil doen. Dat vertelde hij tenminste aan Thomas de Veen van NRC Handelsblad:
‘Ik wil tonen dat literatuur nog een feest kan zijn in onze cultuur. Het boekenvak verkeert in een paniekfase, dus wil ik bij deze gelegenheid mijn passie voor literatuur prediken. Daarvoor zal ik mij niet in een priestergewaad hijsen – maar tot nu toe heb ik me afzijdig gehouden van schrijven over schrijven. Ik vecht graag voor literatuur, het is mijn enige religie.’
Hoewel ik kan leven met de keuze voor Dimitri Verhulst – die eerst nog met een nieuwe roman komt; de titel ligt gevoelig: Kaddisj voor een kut – hoop ik dat de CPNB zich realiseert dat het al enige tijd geleden is dat een vrouw gevraagd werd (hoewel, dat weet ik niet zeker: misschien werden ze gevraagd maar wilden ze niet) het Boekenweekgeschenk te schrijven.
Leave a Reply