Gisteren kreeg ik van een vriendin een kaartje. Ze koos voor mij een stilleven van Klaas Gubbels. Een stilleven zonder koffiekan. Terwijl Klaas Gubbels voor velen toch de man van de koffiekan is.
Het toeval wilde dat ik net een aantal andere werken van Klaas Gubbels bekeken had, waarop ook geen koffiekan te zien is. Met het oog op De blauwe nacht van Jan Siebelink – het ligt hier nog ongelezen – zocht ik in mijn boekenkast naar materiaal waarin op de relatie Siebelink – Huysmans wordt ingegaan: À Rebours van Joris-Karl Huysmans speelt in de nieuwe roman van Jan Siebelink een belangrijke rol.
Behalve dat ik vond wat ik zocht – een artikel van Eugenie Baltus ‘Huysmans rides again’: de echte of vermeende invloed van Huysmans op Siebelink (Bzzletin 160) – kwam ik ook een aantal ‘gelegenheidsuitgaven’ tegen. Sneller dan het hart (Arnhem, 1990); Eigen teelt (Eindhoven, 1995); Op weg naar neef Karel (Arnhem, 1995) ; Zaailingen van violen: enkele niet eerder gepubliceerde hoofdstukken uit ‘Knielen op een bed violen’ (Bredevoort, 2005); Twee overkanten: de wereld van Jan Siebelink (Velp, 2005); Witte chrysanten (2006) en twee versies van Ruimzicht, een verhaal dat speelt in een omgeving die me bekend voorkomt.
De ene versie (Brummen, 1990) bevat maar één ‘plaatje’: Huis in Hortensia Blue, een olieverfschilderij van Han Jansen, waarop een villa die de villa waaraan Ruimzicht de titel dankt, zou kunnen zijn. De andere versie (Brummen/Harderwijk, 2007), bevat reproducties van aquarellen van Jan Siebelinks goede vriend Klaas Gubbels. Acht keer geen koffiekan. Acht keer is Klaas Gubbels dienstbaar aan het verhaal van Jan Siebelink.
Terwijl ik me met heel andere zaken bezig zou moeten houden, bevind ik me zonder dat ik me heb hoeven verplaatsen in een verleden tijd op een pontje.
‘In de verte voer de pont naar Bronkhorst’. Dat pontje ken ik ook, maar zelf dacht ik meer aan de heen en weer tussen Dieren en Olburgen.
Leave a Reply