Aad van den Heuvel maakte met en over Gabriel García Márquez de documentaire Terug naar Macondo – en vertelde daar eerder deze week over in De wereld draait door.
Jan Brokken was In Parijs, met García Márquez en deed daarvan in december 1981 verslag in De Haagse Post. De reportage staat in Spiegels: interviews en reportages (1993).
Het gesprek – dat plaatsvindt in café Le Sélect aan de Boulevard Montparnasse. Dat het daar plaatsvindt (in datzelfde café verzamelden vijftig jaar daarvoor de Noord-Amerikaanse schrijvers die de toon in de literatuur aangaven) is volgens Jan Brokken veelzeggend: ‘In meer dan één opzicht hebben ze de wacht overgenomen; de grote schrijvers van de afgelopen tien jaar dragen Spaanse namen en een van de best verkopende auteurs van de wereld is de kleine ietwat gezette man met kort grijzend haar die stipt op tijd het café betreedt, die de handen in de jaszakken steekt en met een verlegen blik in de ogen de aanwezigen opneemt’ – gaat het over journalist en schrijver zijn.
Als Jan Brokken stelt ‘U bent altijd journalist gebleven!’, antwoordt Gabriel García Marquez:
‘Ik ben journalist èn schrijver. In de grond van de zaak maakt het weinig uit; de bron is dezelfde. Zowel schrijvers als journalisten gebruiken dezelfde elementen en gegevens; zij schrijven over mensen. Of beter gezegd: over wat mensen overkomt.’
Of er dan helemaal geen verschillen zijn, wil Jan Brokken weten:
‘Jawel. Wanneer een journalist één fout maakt verpest hij alles. Eén foutje in zijn artikel en de mensen zeggen: het hele verhaal is gelogen. Voor een schrijver geldt het tegenovergestelde: wanneer een lezer één waarheid in zijn boek aantreft, zegt hij: het hele verhaal is waar.
Journalistiek is een mooi vak. Ik heb altijd met evenveel plezier aan mijn reportages gewerkt als aan mijn romans.’
(Dat mag zo zijn, en ik wil García Márquez natuurlijk niet tegenspreken, maar helaas zijn er ook lezers die vinden dat een roman niet deugt als zij daar ook maar één ‘onwaarheid’ in menen te hebben ontdekt.)
Kroniek van een aangekondigde dood heeft een journalistieke vorm. Gabriel García Márquez giet het verhaal in de vorm van een reportage:
‘Voordat ik Kroniek van een aangekondigde dood geschreven had was ik journalist óf schrijver. Die twee werkzaamheden liepen parallel maar hadden weinig met elkaar van doen. In de Kroniek ben ik voor het eerst tot een synthese van de journalistiek en literatuur gekomen.’
Waarna hij ook nog dit zegt:
‘De reportagevorm, uitgevonden door Amerikaanse journalisten aan het begin van deze eeuw, leek me de beste vorm, maar ik heb net met al die mensen gepraat. Dat wil zeggen, niet vóór ik het boek schreef, wel daarná.’
‘Ik kwam tot de slotsom dat het boek beter was. Ik heb dus geen gebruik gemaakt van die interviews maar ik heb de reportage-vorm intact gelaten. Zelfs verzonnen is de journalistieke methode een effectieve, omdat de lezers erin geloven, en daar gaat het in de literatuur om. Ik ben ervan overtuigd dat een schrijver alles kan schrijven, zelfs de meest onwaarschijnlijke dingen, als hij er maar voor zorgt dat de lezers hem geloven, en dat is voor een kwestie van vorm.’
(Hoewel ik A.H.J. Dautzenberg niet met Gabriel García Márquez wil vergelijken: in En dan komen de foto’s giet Dautzenberg verhalen in vormen die niet bedoeld zijn voor literatuur. Daardoor treedt in veel gevallen een dubbele vervreemding van de verwachting op.)
Als Jan Brokken García Márquez aanspoort zijn memoires te schrijven om zo de ontstaansgeschiedenis van zijn verhalen uit de doeken te doen, laat García Márquez weten dat hij liever iets anders zou proberen:
‘Ik zou wel eens hetzelfde verhaal in een andere vorm willen schrijven om na te gaan in hoeverre de inhoud de vorm van een boek bepaalt. Ik geloof dat ieder verhaal een bepaalde vorm eist. De herfst van de patriarch heeft bijvoorbeeld een spiraal-vorm. Stel dat ik De patriarch in een recht-toe-recht-aan vorm zou herschrijven. Wat zou er dan van het boek overblijven? Vanuit technisch oogpunt zou dat heel interessant zijn. Voor studenten.’
‘Voor iedereen die uw boeken gelezen heeft’, corrigeert Jan Brokken hem complimenteus.
In In Parijs, met García Márquez gaat het ook over boeken die op hun beurt moeten wachten – ‘Boeken staan in mijn hoofd in de rij’; over het vak dat schrijven is en het lezen dat aan het schrijven vooraf moet gaan – ‘Het is een vak dat je moet leren, door te schrijven, maar vooral door te lezen. Aan iedere regels die je schrijft zijn tienduizend jaar literatuur vooraf gegaan. Veel jonge schrijvers hebben dat niet door en daarom schrijven ze vaak zo erbarmelijk, want ze beginnen vol goede moed aan Antigone zonder te weten dat dat boek al eens geschreven is. Aan jonge schrijvers kan ik maar één raad geven: lees de oude meesters en lees ze niet alleen: bestuur ze’; en over hoe je ook zonder over verbeelding te beschikken een groot schrijver kunt worden – ‘Ik heb geen fantasie. Ik nooit één regel geschreven die niet aan de realiteit ontleend is. Dat kan ik woord voor woord bewijzen. Het zou een vervelend karwei zijn, maar ik kan het woord voor woord bewijzen. Ik heb geen verbeelding. Ik heb geen cent verbeelding.’ (…) ‘Ik bekijk de werkelijkheid met een poëtische blik – in die zin heb ik wel fantasie. Maar ik heb geen regel verzonnen. Ik schrijf over wat ik hoor en zie en ruik.’
Anders dan andere schrijvers blijkt García Marquez zijn boeken te herlezen. Dat doet hij voordat hij aan een nieuw boek begint, om te voorkomen dat hij in herhalingen vervalt, terwijl hij toch zorg wil dragen voor een zekere continuïteit.
Op dat punt in het gesprek maakt hij een vergelijking tussen het schrijven van een boek en doodgaan:
‘Een boek schrijven is als doodgaan: het kan ieder moment gebeuren en toch weet je niet precies wanneer het gebeurt. Maar opeens gaat het van boem!… en op dat moment moet je beschikbaar zijn en een grote sereniteit bezitten. Er bestaat nog een andere overeenkomst tussen schrijven en doodgaan: je wordt er banger voor naarmate je ouder wordt. Het schrijven zelf kost me niet meer moeite dan voorheen maar het duurt steeds langer voordat ik aan een boek begin en dat heeft met die angst te maken. Men verwacht steeds meer van me en dat legt een druk op me. Ik heb bijvoorbeeld een boek over de Cubaanse revolutie geschreven dat nooit gepubliceerd is omdat het te oppervlakkig is. Ik kan het niet publiceren; de lezers verwachten een gedegen werk en zouden me het niet vergeven wanneer ik met een oppervlakkig geschrift aankom. Daarom heb ik het opzij gelegd.’
(Het is 1981: Honderd jaar eenzaamheid is er al, Liefde in tijden van cholera nog niet, Gabriel García Márquez de Nobelprijs voor Literatuur nog krijgen en Jan Brokkens eerste roman moet nog verschijnen.)
Het is een mooi gesprek – dat is Jan Brokken wel toevertrouwd – dat ook nog gaat over politiek bedrijven, balling zijn en of en hoe Europeanen de boeken van García Márquez wel begrijpen.
Als de twee elkaar de dag na dat gesprek nog even treffen signeert Gabriel García Márquez een aantal boeken voor Jan Brokken.
‘(…) schrijft in het ene: van zijn amigo Gabriel, en in het andere: van zijn víctimo Gabriel. Vriend en slachtoffer, zo voelt hij zich tijdens het interview; ik moet nog eens bij hem langskomen in Mexico, als ik dan het aantekeningenboekje maar thuislaat, zodat we in alle rust kunnen praten, zoals nu, op dit bankje in het park.’
(Ik weet niet of dat gesprek ooit heeft plaatsgevonden, maar in Het wonder Willemstad – in Zeedrift: verhalen komt Jan Brokken op dat gesprek in Parijs terug:
‘Ik sprak een namiddag, een avond en een morgen met García Márquez. Later heb ik me dikwijls afgevraagd waarom hij me zoveel tijd schonk. Omdat hij graag vertelde hoe hij aan zijn verhalen kwam – iets dat bijna niemand horen wil, behalve een aankomend schrijver? Omdat hij in een creatieve impasse verkeerde en zich warmde aan de geestdrift van een bijna-debutant? Al na een paar vragen keek hij me aan en zei: “Je schrijft, niet?” En na mijn knikje: “Aan een roman!”
De debuutroman van Jan Brokken – De provincie, waarvoor hij terugkeerde naar Rhoon, zijn Aracataca/ Macondo – verscheen in 1984.
Uit Het wonder Willemstad blijkt overigens ook de volgorde van de gebeurtenissen in In Parijs, met García Márquez omwille van het verhaal enigszins is aangepast, maar daarmee is het verhaal nog niet gelogen…)
Leave a Reply