Toen de moeder van een vriendin overleed, mocht ik vrijelijk kiezen uit haar boekenkast. Er waren mooie boeken bij – een groot deel had ik al – maar bij het selecteren probeerde ik niet mijn maar haar smaak te volgen, zodat ik thuis op een plank die wonderlijke geest kon conserveren.
Hoewel ik vermoed dat veel van de titels haar door anderen werden aangereikt, denk ik dat zij zich kon vinden in het gedachtegoed van veel van de schrijvers die zij onderdak gaf.
Het boek dat ik absoluut wilde hebben – al wist ik dat ik het nooit zou lezen – was Asymptotique automatique, de thèse waarmee haar kleinzoon zijn titel als ‘docteur en informatique’ aan ‘L’Université Paris VII’ behaalde. Het boek werd mij gegund. Net als een vroege druk van De misdaad van pater Amaro van Eça de Queiroz (1932, vertaling: J. Slauerhoff en R. Schreuder), waarin haar meisjesnaam prijkt. Maar veel is van veel later datum, en wijkt eigenlijk nauwelijks af van wat er in andere boekenkasten aangetroffen zou kunnen worden.
Ik ontfermde mij ook over de transcriptie van Nauwgezet en wanhopig: Wim Kayzer ontmoet George Steiner, Jorge Semprun, Gabriel García Márquez en György Konrád, de serie van de VPRO die ik in 1989 weliswaar gezien had, maar waarvan toen lang niet alles was doorgedrongen. Dat kwam pas later.
Toen ik me over de transcriptie van de vier delen – De kinderen van Kafka en Freud, Niets is zo leerzaam als de ervaring dat ze je naar het leven staan, Het glas is gebroken maar je kunt er nog uit drinken… en Mensen maken geschiedenis, maar ze weten niet welke – had ik de serie inmiddels zelf en zei wat de vier door de twintigste eeuw getekenden op verzoek van Wim Kayzer vertelden mij veel meer dan de eerste keer.
Met hun uitgeschreven woorden bij de hand kan ik wat George Steiner, Jorge Semprun, Gabriel García Márquez en György Konrád te berde brachten makkelijker traceren.
In de katernen vind ik – net als in de boeken trouwens – knipsels over de onderwerpen die de vorige eigenaar bezighielden. Ik vind er bijvoorbeeld de pagina uit de VPRO Gids in waarin staat hoe je de teksten van Nauwgezet en wanhopig kunt bestellen. Op die pagina wordt Nauwgezet en wanhopig zo samengevat:
‘Vier zondagavonden zond de VPRO de televisievertelling Nauwgezet en wanhopig uit. Vier avonden adembenemende televisie.
Gabriel García Marquez, György Konrád, George Steiner en Jorge Semprun vertelden over de belangrijkste gebeurtenissen in hun leven. Van de eerste herinneringen en de eerste dagdromen tot hun ideeën over de wereld, zestig jaar later.
Een monologue interieur waarin vier mannen, via hun persoonlijke – vaak intieme – herinneringen, het beeld opriepen van een eeuw die bijna voorbij is.
Motto was het citaat van Konrád: ‘Op de vraag naar de zin van het leven, antwoordt iedereen met zijn levensloop.’
Op deze derde dag van Colombiaanse nationale rouw kies ik uit elke aflevering één citaat van Garbriel García Márquez.
Uit De kinderen van Kafka en Freud:
‘Ik was er niet toen mijn grootvader stierf. Ik was in een ander dorp met mijn ouders. Daar hoorde ik dat hij dood was. Niemand vertelde het aan mij. Ze hielden het verborgen. Maar ik ving aan tafel een gesprek op. Op dat moment maakte het niet zo’n diepe indruk op me. Ik besef nu, dat ik geen enkele voorstelling van de dood had. Ik beschouwde de dood niet als iets verschrikkelijks. Dood was dood.
Maar toen ik terug was in het dorp, voelde ik hoe ik hem miste. Ik voelde me volkomen verloren in huis. Vanaf dat moment was het huis voor mij een totaal ander huis. Ik miste hem en wist me geen raad. Ik had alleen maar mij grootmoeder. Ik miste hem vreselijk. Ik was van de kaart en mijn ouders name me mee. Ik was ‘jaar of acht. Zijn dood betekende voor mij het einde van het huis van mijn jeugd, alles. Aan een etappe van mijn leven was op dat moment een einde gekomen.’
Uit Niets is zo leerzaam als de ervaring dat ze je naar het leven staan:
‘Op die school ontwikkelde zich mijn literaire roeping. Want het was daar zo’n saaie boel en in mijn vrije tijd verveelde ik me zo, dat ik me opsloot in de bibliotheek en alles las, wat er was. Er waren niet veel boeken, maar ik las ze in de volgorde, waarin ze stonden. Er was van alles. Waarschijnlijk een complete verzameling Colombiaanse literatuur, maar ook twee delen met het volledige werk van Freud.
Toen ik veertien was, las ik het volledige werk van Freud, zonder dat ik er iets van begreep. Maar de verhalen van de patiënten interesseerden me. Freud presenteerde klinische gevallen en dat vond ik heel interessant. Merkwaardig genoeg ben ik als schrijver niet beïnvloed door Freud, of door de psycho-analyse, maar ik besef, dat ik al heel jong kennis maakte met dat materiaal en dat het me fascineerde. Want ik bestudeerde klinische gevallen en de analyses van Freud. Maar ik begreep niet wie Freud was, of wat hij bedoelde. ’t Klonk als Duizend-en-een-nacht.’
Uit: Het glas is gebroken maar je kunt er nog uit drinken…:
‘Hemingway zegt in zijn beschrijving van een stierengevecht, dat de stier zich omdraaide als een kat, die de hoek om gaat. Dat lijkt grote onzin, maar ik besefte, dat een kat inderdaad op die manier om een hoek komt. Die stier draaide zich precies zó om. Ik realiseerde me toen, dat ik beter moest letten op allerlei dingen waar ik vroeger geen aandacht aan schonk.
Goed, dat was Hemingway. Wat Faulkner betreft geloof ik, dat het absoluut onmogelijk is om van hem een verhaaltechniek te leren. Hij lijkt geen methode te hebben. Want hij laat een stroom woorden los, over allerlei ideeën en over allerlei mensen, waarbij hij de lijnen van het verhaal door elkaar hutselt.
Hemingway laat dus zien hoe je het leven ruwweg moet beschrijven, maar niet hoe je het moet inrichten om te kunnen schrijven. Met Kafka zit het heel anders. Kafka leert ons, dat we ons nergens over moeten verbazen. Dat alles mogelijk is en heel vanzelfsprekend kan zijn. Kafka is de belangrijkste schrijver van die drie, en ook van deze eeuw.’
Uit: Mensen maken geschiedenis, maar ze weten niet welke:
‘Roem is in de eerste plaats het successievelijke kwijtraken, het geleidelijke verlies van je privé-leven. Dat begon heel langzaam maar tenslotte was het totaal. Het nadeel van roem is, dat het niet geleidelijk komt. Je zou op een knopje moeten kunnen drukken en zeggen: “Nu ben ik beroemd”. Roem kan op een gegeven moment 24 uur per dag in je leven aanwezig zijn. Als het zover komt, is roem iets onverdraaglijks.
Ik heb met een zekere oprechtheid gezegd, dat ik liever postuum beroem zou zijn geworden, zoals Kafka. Want dat is wat een schrijver uiteindelijk graag wil. Dat hij bekendheid krijgt door zijn boeken, maar dat men pas na zijn dood weet wie de schrijver was. Dan hoeft hij zijn roem niet met zich mee te zeulen.
Een bepaalde hoeveelheid roem is prettig, maar daarna wordt het moeilijker. Vooral voor iemand als ik, die probeert aardig te zijn voor iedereen. Want iedereen is aardig voor mij. Waarom zou ík dan niet aardig zijn? In feite ben je dus de helft van je leven er mee bezig je roem als een vogeltje of een hond te koesteren. Maar het is wel een onverzadigbare hond, die alles verslindt en alles rondom je vernietigt.
De rest van mijn leven vecht ik tegen die roem, om mijn privéleven , koste wat het kost, te beschermen. Het is voor mij erg belangrijk, om met een klein groepje vrienden rustig te kunnen praten. Dat wordt steeds moeilijker.
Ik beschouw de roem als de grootste vijand van mijn privéleven.
Beroemd zijn is op zich natuurlijk prettig. Bovendien heb ik er veel profijt van. Ik heb mijn best gedaan om mijn roem ook ten nutte te maken op politiek en humanitair gebied. Voor bepaalde activiteiten he bik dus wel van die roem gebruik gemaakt. Maar soms is het ondraaglijk.’
Gabriel García Márquez was bij leven al zo beroemd dat er onmiddellijk na zijn dood gesoebat wordt over zijn as…
Zo introduceert Wim Kayzer in Nauwgezet en wanhopig zijn gasten:
Yvonne Elmendorp says
Hallo, ik zoek al jaren lang naar de de getypte versie van deze serie.
Ooit uitgeleend nooit teruggekregen.
Mijn brutale vraag is dan ook.
Kan ik een copie van je krijgen en de kosten terugbetalen??
Van deze serie.