Vanaf de vijver zie ik Art is therapy knipperen, maar er gaat bij mij op dat moment geen lichtje branden. Onder het rijks museum door is voor vandaag genoeg. Ik was al in het Allard Pierson waar ik ontdekte dat er ook een Chersonesos op de Krim ligt – dat er zoveel volken aanspraken kunnen maken op de Krim, ik had geen idee; zag in Foam werk van Richard Mosse (The enclave) waar ik van onder de indruk was – en ben nu op weg naar het Stedelijk om daar naar Jeff Wall te gaan kijken (en naar Who’s afraid of red, yellow and blue van Barnett Newman dat sinds vandaag – eergisteren alweer – weer publiekelijk tentoongesteld wordt). Het rijks is een museum teveel.
Art is therapy, ik nam het voor kennisgeving aan. Maar word er nu weer aan herinnerd door een artikel in The Guardian.
Alain de Botton mag in het rijks museum zijn ideeën over de therapeutische werking van kunst in praktijk brengen. Hij – en zijn kompaan John Armstrong, samen maakten ze het boek Art as Therapy – heeft hij het rijks museum behangen met alternatieve tekstbordjes.
Kunst is therapie heet de tentoonstelling die bestaat uit ‘intimate interventions’ bij honderdvijftig kunstwerken, de winkel, het café, de garderobe en de entrée. Anders dan de gebruikelijke ‘bijschriften’ waar informatie over kunstwerken en hun makers centraal staat, richten De Botton en Armstrong zich op wat het werk voor de bezoeker kan betekenen.
Op de site van het rijks museum staat het zo:
‘De tentoonstelling Kunst Is Therapie wil juist de vraag opwerpen wat het doel van kunst is en de nadruk leggen op het therapeutische effect daarvan voor de bezoeker door naar kunst te kijken er ervan te genieten. Het gaat er voor de Britse filosofen niet zozeer om waar het kunstvoorwerp vandaan komt of wie het heeft gemaakt maar wat het voor de museumbezoeker kan doen op de gebieden die ons allemaal persoonlijk aangaan: liefde & relaties, werk, status, herinnering en sterfelijkheid.’
Zoals gezegd: ik liet Art is therapy aan mij voorbijgaan, maar werd nieuwsgierig door de nogal kritische woorden van Adrian Searle in The Guardian over het interveniëren van Alain de Botton en John Armstrong.
‘The authors have filled the place with loud, intrusive labels – giant Post-it notes that often dwarf the exhibits – along with a number of thematic displays.’
‘You can’t avoid the crowds, and there is no escape from the labels: in the entrance hall, on the stairs, in the grand salons that connect the galleries, as well as beside and beneath the exhibits. People are spending longer reading the damn things than looking at the art.’
Wat Adrian Searle denigrerend ‘giant yellow Post It notes’ noemt, zijn in werkelijkheid door huisstyliste Irma Boom – winnaar van de Johannes Vermeer Prijs, staatsprijs voor de kunsten – vormgegeven teksten die om hun tijdelijke karakter te benadrukken deze vorm hebben gekregen.
Maar groot zijn ze wel.
Adrian Searle vindt het maar niets:
‘De Botton is like one of those “Jesus is your best mate” Christians, giving us not one but 150 thoughts for the day, on the ubiquitous labels, audioguide and downloadable app. He wants museums to become temples of virtue, places of instruction that go far beyond their usual remit of caring for and displaying centuries of culture. He’d probably also like to replace burgeoning museum education departments with outposts of his School of Life, a sort of drop-in self-help centre which, just this week, opened a branch in Amsterdam.
De Botton thinks we’ve got art all wrong. He doesn’t like the way museums are organised and finds the usual little wall labels, with their dates and movements and snippets of art history, unhelpful. Ideally, he envisages museums reorganised according to therapeutic functions – with a basement of suffering, leading upwards to a gallery of self-knowledge on the top floor. It’s like Dante’s circles of hell.’
Op de site van The Guardian licht Alain de Botton zelf zijn methode toe. In Alain de Botton guides you round his Art is Therapy heeft hij het onder andere over De Nachtwacht van Rembrandt. Ook Adrian Searle pikt het misschien wel belangrijkste schilderij er in zijn stuk uit:
‘In front of Rembrandt’s Night Watch the crowning glory of the collection, another big yellow label tells us what it believes we are thinking: “I can’t bear busy places – I wish this room were emptier.” De Botton sees the Night Watch as an image of communality, which I suppose it is. There’s not much fellow-feeling in the audience around it, and I guess that’s the point, too.’
(Ook Carel Peeters laat zich in Vrij Nederland kritisch uit over Alain de Bottons gewoonte om het namens anderen beter te weten:
‘De Botton heeft de hebbelijkheid om voor “de mensen” te willen praten. Alsof hij voor iedereen spreekt schrijft hij bij een schilderij van Adriaan de Lelie (nummer 39 in catalogus): ‘We weten vaak niet honderd procent zeker wat we nou eigenlijk verondersteld worden te doen in een kunstmuseum (behalve zacht praten en de naam van de schilder opzoeken), en door dit gebrek aan een doel vervelen we ons snel.’ Zouden al die mensen die in rijen voor de musea staan zijn niet weten wat ze daar komen doen? Zouden die zich zo snel vervelen? Zou dit niet eerder een geval van projectie zijn? Krijgen we hier niet zicht op een kwaal (‘sickness’) van Alain de Botton: dat het iemand is die zich wel erg snel verveelt?’)
Ik ben zelf nogal gefascineerd door ‘bijschriften’ bij kunstwerken. Studeerde ik kunstgeschiedenis dan zou ik willen afstuderen op de relatie tussen kunstwerken en die minuscule kaartjes die – volgens mij – het kijken en betekenis geven sturen en beïnvloeden. Informatie die zo feitelijk is dat bezoekers zich gaan schamen voor hun eigen onkunde, terwijl anderen vanwege het niet sporen van wat de kunstenaar bedoeld en wat zij hebben gezien juist prat gaan op hun ongebreidelde fantasie.
Dus ondanks Alain de Botton – ik knapte recentelijk af op zijn Het nieuws: een gebruiksaanwijzing, waarin hij overigens ook al iets over kunst schreef waar ik me niet in kon vinden – ‘Kunst is een instrument om ons te helpen me teen aantal psychologische zwakheden waarmee we anders de grootste moeite zouden hebben: ons onvermogen om onszelf te begrijpen, om de wijsheid op te brengen om niet te zwaar aan onze eigen tekortkomingen te tillen, om met anderen mee te voelen en hen te vergeven, om te accepteren dat lijden onvermijdelijk is zonder ten prooi te vallen aan het gevoel dat wij altijd de klos zijn, om redelijk hoopvol te blijven, om oog te hebben voor de schoonheid van het alledaagse, en om ons afdoende voor te bereiden op de dood.’ Het kan zijn dat kunst dat vermag, maar zo is kunst niet bedoelt – ga ik zeker naar Kunst is therapie kijken.
Paul van de Wiel says
Eerst was volgens de Botton filosofie therapie, nu weer de kunst. Zou elke bezoeker die vanwege deze tentoonstelling naar het RM gaat denken dat hij/ zij therapie nodig heeft? Ziet de Botton die bezoekers als patiënten? Of zien wij onszelf langzamerhand allemaal als patiënten? In VN stond laatst een artikel: “Iedereen is een een beetje gek”. Ook de VK had een magazine vol met mentale afwijkingen en neuroses. De grote vraag is of we decadent zijn of ten lange leste tot zelfkennis gekomen? Ik zou het niet weten, ik ben gelukkig normaal.