Nooit heb ik de twee die door Rodin in een innige omhelzing verstrengeld tot in lengte van eeuwen kussend door het leven moeten daadwerkelijk op een kus kunnen betrappen. Steeds als ik het beeld zie, wil ik zeker weten dat hun lippen elkaar nog steeds niet raken en dus loop ik steeds opnieuw weer wat rondjes om De kus. Ik ben niet de enige die dat doet. Ik was ook nooit de enige die zich uitstrekt of door de knieën gaat om het beter te kunnen zien.
De kus van Auguste Rodin was niet mijn eerste kunsthistorisch kus. Constantin Brâncuşi was Rodin voor (hoewel Brâncuşi feitelijk de leerling was).
Totdat ik deze week Brâncuşi’s kus voor het eerst ‘in het echt’ zag, dacht ik dat De kus – ik zag de versie uit 1907/08 op de tentoonstelling Brancusi Rosso Man Ray in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam – een uitermate statisch beeld was.
Doordat de geliefden zo dicht onder de oppervlakte bleken te liggen, restte de kunstenaar toen hij klaar was nog heel veel steen.
Bij Boijmans kon ik er zo vaak als ik wilde omheen lopen. Ik nam de tijd. Liep daarna verder naar volgende beelden om uiteindelijk toch weer terug te keren naar De kus.
Waar Rodin de schijn van intimiteit voortreffelijk weet te wekken, brengt Brâncuşi ware liefde terug tot de essentie.
Er zijn beelden die enorm opknappen van hun technische reproduceerbaarheid, maar gelukkig is er ook kunst die ‘in het echt’ niet tegenvalt.
Leave a Reply