Hoe vaak ik ook in de verleiding kwam om toch een titel te kopen, ik deed het niet. Bij de buren stond het volledige werk van Virginia Woolf in de kast en die boeken zou ik ooit erven. Dat had de buurvrouw me tijdens een van onze gesprekken – dat gesprek ging natuurlijk over literatuur – plompverloren meegedeeld. Ik – jong en in verlegenheid gebracht – wist niet hoe ik daar op moest reageren. Maar ik voelde me op slag een stuk volwassener.
In het huis van de buren werd veel gelezen, in verschillende talen – een televisie hadden ze niet, naar de radio luisterden ze mondjesmaat. In het huis van de buren hing een prettig soort stilte.
Op de tafeltjes naast stoelen waarin het comfortabel zitten was, lagen altijd boeken. Boeken die vaak al gelezen waren. Meer nog dan lezers waren mijn buren herlezers.
Virginia Woolf verkeerde er in goed gezelschap. Ze nam te midden van collega’s een bescheiden plaats in. Ik zie haar daar nog staan. En nu staat ze hier, omringd door andere anderen.
Pas vele jaren later toen ik na de dood van mijn buurvrouw – ze werd oud, maar bleef actief en strijdbaar – de boeken ook echt kreeg – haar kinderen waren op de hoogte – ontdekte ik dat het niet het volledige verzamelde werk was. Er ontbraken titels. Niet veel, maar toch. Die zocht en kocht ik. Daar begon het mee. Daarna liep het een beetje uit de hand. Ik denk dat ik nu tweeënhalve meter heb. Van en over. Aan herlezen kom ik nog nauwelijks toe.
Zelf zijn mijn buurvrouw en haar man ook literatuur geworden:
‘Mijn chemieleraar en zijn vrouw ontvangen mij hartelijk. In hun tuin staat een bord met de letters CPN, maar over politiek wordt niet gesproken en evenmin over hun hulp aan joden in oorlogstijd.
Uit de lessen in de klas ken ik hem slechts oppervlakkig. Een beetje driftig, een beetje verlegen, voor de dommen ironisch, voor de belangstellenden prikkelend. Bewonderend heb ik naar hem geluisterd tijdens het uur muziek in de gymnastiekzaal van het gymnasium, waar hij met Beethoven- en Schubert-sonates zelfs de luidruchtigste leerlingen tot zwijgen kon bewegen.
Na schooltijd heeft hij met mij gesproken. Hij, zittend op de laboratoriumtafel, ik op het schrijfblad van een schoolbank. Volwassene tegenover volwassene. Of ik de voorlaatste klas wil overslaan, of ik het kan opbrengen in de zomervakantie door te werken? Het is of hij mijn gedachten gelezen heeft. Niets wil ik liever, maar ik weet niet hoe. In de huiskamer staat een vleugel met open deksel en een partituur op de standaard. Een cello leunt in een hoek. Zijn vrouw brengt thee en koekjes. Hij zoekt naar woorden om een paar vragen over mijn kampverleden zo te stellen dat ze niet pijnlijk voor me zijn en beiden zijn ze zichtbaar bewogen.
Dan wordt hij opeens zakelijk, alsof hij herinneringen van zich af wil schudden. “Ik heb met mijn collega’s gesproken. Ze willen je helpen met boeken en adviezen. Alleen de wiskundelerares moet wat lesgeld hebben, maar dat regelen we wel. Als je wilt kan je al voor het officiële einde van dit schooljaar beginnen en dan in het najaar proberen in de eindexamenklas mee te lopen. Je kan hier komen wanneer je maar wilt. Dan zal Ena of ik je helpen waar we kunnen.” ’
Na die laatste zin wist ik het zeker. Ena. Zo heette ze, de buurvrouw die mij haar boeken naliet. Haar naam staat in bijna elk boek.
Maar eigenlijk had G.L. Durlacher haar naam niet hoeven noemen. Het portret dat G.L. Durlacher in Quarantaine van haar en haar man geschreven heeft, lijkt sprekend.
Ik leerde Ena en haar man – natuurlijk noemde ik haar geen Ena. Stel je voor: Ena was nog veel ouder dan mijn ouders – dertig jaar na hun eerste ontmoeting met G.L. Durlacher kennen. Eerst werden ze de buren van mijn ouders, maar naarmate ik ouder werd, werden ze ook mijn buurvrouw en buurman.
Zes jaar na die eerste ontmoeting loodste hij – net zoals Durlacher zal ik zijn naam ook niet noemen – mij met twee bijlessen per week – wiskunde in mijn geval – door het examenjaar (als ik thuis op de bank zat, zag ik dat ik niet de enige was die hij bijspijkerde) en leerde hij mij en passant water zo te koken dat thee daarna ook echt naar thee smaakt.
Geld voor bewezen diensten wilde hij niet, maar toen ik in één keer zonder herexamen slaagde, kochten mijn ouders bladmuziek voor hem. Dat mocht.
Ik erfde Virginia Woolf. En met Virginia Woolf erfde ik herinneringen. Ook die koester ik. En ook die verzameling groeit nog steeds.
Deze column staat ook op De Contrabas.
Paul van de Wiel says
Ik heb dit al eerder gelezen, maar het blijft een mooi verhaal!
En dan de titel: een erfenis tot …..leven, prachtig.
Ellen Smal_Flipsen says
Prachtig verhaal; zo weet ik ook iets meer van jou.
Mijn man heeft een tijdje als co-assistent gewerkt bij ene Zahn (socioloog),
Daar werkte Durlacher toen ook.
Strepen aan de hemel heb ik jaren geleden gelezen, maakte veel indruk..
Jammer dat herlezen niet vaak aan de orde is. Veel te veel om in een leven te kunnen behappen.
Pas heb ik nog Bandoeng-Bandung herlezen van F.Springer. Sprak mij erg aan, ook omdat mijn moeder in Indië in een kamp heeft gezeten. Maar die droge stijl bevalt mij ook.
Ellen Smal