Ook associatieve geesten hebben soms last van vertraging. Toen ik kennis nam van het aanspoelen van kwallen met een doorsnee van vijftig centimeter die elf kilo wegen, kon ik alleen maar denken aan een zee vol kwallen die ik zag staande op de door houtrot aangetaste pier van Llandudno, een vergane glorie badplaats aan de noordkust van Wales.
En dat terwijl Charlotte Mutsaers heel aanstekelijk over kwallen geschreven heeft. In Een onderzeese modeshow uit Boheemen – op genomen in Paardejam – signaleert zij de kwallen zo goed als afwezig zijn in de kunst.
Totdat zij de glaskunst van vader Leopold en zoon Rudolf Blaschka ontdekt, moest zij het vrijwel zonder kwallen stellen. Hun kwallen van glas zijn zo levensecht dat zij zich in eerste instantie verkijkt en denkt oog in oog te staan met een echte kwal, al kijkt ze naar een plaatje in een tijdschrift:
‘Tegen een blauwe achtergrond, die ik voor water hield, zweefde een beauty van een longkwal. Door de glasheldere rok schemerde een wereld van geheimzinnigheid. Jammer genoeg kon je de klokkende en golvende bewegingen niet waarnemen, maar je kon ze erbij denken. De slierten waren getooid met kokette kousebanden die het midden hielden tussen kant en bont. De zoom van de rok was afgezet met blauwe schulpjes en daar kwam ook weer een stukje kantwerk onderuit. Ik dacht: aan de natuur kan de kunst toch waarachtig niet tippen, en raakte er niet op uitgekeken. Totdat ik tot mijn verbazing een stangetje gewaarwerd dat bijna obsceen tussen de slierten naar beneden voerde. Ongetwijfeld om te eindigen in een voetstuk dat niet was meegefotografeerd. Pas toen besefte ik met een kunst-longkwal van doen te hebben (…).’
Feitelijk zijn de glazen kwallen die vader en zoon Blaschka (hier een filmpje) blazen en kneden niet als kunst maar als natuurstudie bedoeld. Hoewel zij de vraag of ze desondanks genoeg kwaliteiten hebben om kleinplastiek te zijn en tot de kunst gerekend mogen worden vermoeiend vindt, vindt Charlotte Mutsaers – als ze de glazen kwallen in een museale omgeving aanschouwt – van wel:
‘Afgaand op het doel waarvoor ze werden vervaardigd, ter lering of voor de sier, is men geneigd te vinden van niet. Afgaand op het eigen oog zei ik echter hardgrondig: ja, al was ik lichtelijk teleurgesteld dat met name de kwallen zoveel kleiner waren dan ik op grond van de foto’s had vermoed. De evidente artisticiteit der Blaschka’s stráált gewoonweg door hun ambachtelijkheid heen. Dan doen functies of doelgroepen er niet meer toe.’
Terwijl ik mij voor de zoveelste keer verlies in wat en hoe Charlotte Mutsaers schrijft, herinner ik me kwallen in Per ongeluk expres: over kunst van Bianca Stigter. Zij doet in Mooier dan het mooiste schilderij: kunst en de evolutietheorie verslag van een bezoek aan een tentoonstelling over Darwin in de Schirn Kunsthalle in Frankfurt, waar de vraag centraal staat hoe de evolutietheorie kunstenaars beïnvloed heeft? Een vraag die als ik Bianca Stigters stuk goed interpreteer nogal vergezocht is voor wat er op die tentoonstelling te zien was.
Maar dat ik me kwallen herinner klopt.
‘Wat in Frankfurt vooral blijkt is dat de invloed van andere wetenschappers en filosofen die met Darwins theorie op de loop gingen groter was dan die van Darwin zelf. De invloed van de Duitse bioloog Ernst Haeckel bijvoorbeeld is wel aantoonbaar. Dat kwam op de eerste plaats omdat Haeckel behalve bioloog ook kunstenaar was. Haeckel publiceerde in 1899 Kunstformen der Natur, een boek met tekeningen van zowat alle fauna onder de zon, van eencelligen tot spinnen en antilopes. Vooral de gestileerde, symmetrische afbeeldingen van onbekende dieren als radiolaria en kwallen spraken tot de verbeelding; ze keren terug in de vormentaal van de Jugendstil. Ook de Nederlandse architect Berlage liet zich door de Kunstformen van Haeckel inspireren, bijvoorbeeld in zijn beursgebouw in Amsterdam.’
Laat ik me niet laten verleiden tot een nadere analyse van wat met die vraag over een relatie tussen de evolutietheorie en de beeldende kunst nu eigenlijk bedoeld wordt, laat ik terugkeren naar de boulevard van Llandudno – gelukkig ik ben niet door hout gezakt of van de pier gewaaid daar waar de balustrade ontbreekt. Op die boulevard – zo breed dat twee rolstoelen elkaar met gemak kunnen passeren terwijl er dan ook nog ruimte genoeg is voor rollators en schuifelende bejaarden die paarsgewijs wandelen, elkaar in evenwicht houden – viert het geloof nog hoogtij, al is sprake van een zekere evolutie: traditionele zieltjeswinners – dag in dag uit, weer of geen weer (vaker geen weer dan weer) verkondigen ze de blijde boodschap – krijgen concurrentie van een altaar met daarop de FA Cup. Daar wil iedereen wel mee op de foto. laats omdat Haeckel behalve bioloog ook kunstenaar was. Haeckel publiceerde in 1899 Kunstformen der Natur, een boek met tekeningen van zowat alle fauna onder de zon, van eencelligen tot spinnen en antilopes. Vooral de gestileerde, symmetrische afbeeldingen van onbekende dieren als radiolaria en kwallen spraken tot de verbeelding; ze keren terug in de vormentaal van de Jugendstil. Ook de Nederlandse architect Berlage liet zich door de Kunstformen van Haeckel inspireren, bijvoorbeeld in zijn beursgebouw in Amsterdam.’
Beetje laat dit stukje over kwallen, Sander van de Pavert was er sneller bij:
Jolanda teekens says
Beste,
Is het mogelijk om de foto van de blaschka kwal digitaal te kopen?