Tijdens vpro neemt je mee gaven Dieuwke van Ooij, chef buitenland van Nieuwsuur, Björn Soenens, hoofdredacteur van het VRT-Journaal en de chef van de buitenlandredactie van de NRC hun visie op de toekomst van de buitenlandjournalistiek onder veranderende omstandigheden. In het door Rik Delhaas van Bureau Buitenland geleide gesprek ging het onder andere over het doelmatig inzetten van correspondenten en de mogelijkheden die social media als bron en verspreidingskanaal bieden voor traditionele en digitale media.
Björn Soenens, de baas is van het VRT-Journaal, weet wat hij wil en welke kant het op moet: ‘Buitenlandjournalistiek is nog teveel gericht op incidenten en op het herhalen van wat er feitelijk gebeurd is. Ons streven is om meer verhalen te vertellen. Meer mensen aan het woord te laten en minder in structuren te denken. De wereld minder vals voorstellen, daar gaat het uiteindelijk om, en dat kan alleen als we ook aan metajournalistiek doen. Als we ook vertellen wat zich buiten beeld, buiten het kader dat wij gekozen hebben, afspeelt.’
Volgens Elske Schouten is die houding de enig juiste nu zoveel meer mensen toegang hebben tot wat tot voor kort voorbehouden was aan professionele nieuwsgaarders. ‘Iedereen kan alles vinden. Dat betekent dat wij meer ons best moeten doen om ons te onderscheiden. Dat doen wij bij de NRC onder andere door lezers te wijzen op wat er te gebeuren staat en hoe ze dat moeten duiden. Ook wij kiezen steeds vaker voor het verhaal achter de feiten.’
Björn Soenens: ‘Journalistiek zal straks twee snelheden kennen. Er is behoefte aan snelle, korte, en daardoor oppervlakkige berichtgeving die de actualiteit volgt. Daarnaast is er ruimte voor slow journalism, informatie die moet leiden tot understanding.’ Björn Soenens ziet voor kansen: ‘Het zijn gouden tijden voor de journalistiek.’
Gouden tijden of niet, bezuinigingen dwingen de media tot het maken van keuzes. En dat betekent dat het lang niet altijd vanzelfsprekend is dat buitenlandcorrespondenten op hun post kunnen blijven.
Dieuwke van Ooij, chef buitenland van Nieuwsuur, benadrukt het belang van een netwerk van bronnen en berichtgevers ter plekke. ‘Eén correspondent ter plekke is niet genoeg. Wil je de actualiteit kunnen volgen en verhalen maken, dan heb je behalve een vaste correspondent ook andere bronnen nodig: informanten, fixers…’, en ook daar is geld voor nodig.
Het VRT-Journaal heeft recent besloten haar laatste twee vaste correspondenten – de een zit in Washington, de ander in Beijing – af te schaffen. Maar volgens Björn Soenens gaat het hier niet om een bezuinigingsoperatie, maar om een herschikking van middelen. Door vaste en overheadkosten uit te sparen – kantoorkosten, kosten die het gemaakt worden omdat een vaste correspondent veelal in gezinsverband in het buitenland verblijft – is er nu de mogelijkheid om te herinvesteren. ‘Wij kiezen voor het pop-up correspondentschap. We gaan ons richten op brandhaarden. We blijven langer dan de brandhaard duurt en zullen naarmate we ergens langer zitten onze aandachtcirkel verruimen.’
Rick Delhaas wil weten of een afname van het aantal vaste buitenlandcorrespondenten gevolgen heeft op de kwaliteit van de berichtgeving.
Dieuwke van Ooij is daar niet zo bang voor: ‘Ook dan heb je nog steeds je contacten.’ Björn Soenens gaat nog een stap verder: ‘We blijven investeren in expertise. Het is niet per se zo dat naarmate je ergens langer woont je meer weet en situaties beter begrijpt.’
Op dit punt mengt Bram Vermeulen, sinds kort weer correspondent in Zuid-Afrika – aanwezig omdat er tijdens vpro neemt je mee ook aandacht is voor zijn serie Terug naar Afrika – zich vanuit de zaal in het gesprek. Hij gruwt van de laatste opmerkingen van Björn Soenens. Volgens hem zijn de argumenten die genoemd worden ter verdediging van het schrappen van vaste correspondenten niet nieuw, maar niet geldig: ‘De correspondent is iemand die het land doorleeft en heeft leren kijken.’
Bezuinigen hoeft niet altijd ten koste van de buitenlandjournalistiek te gaan, zelfs niet ten koste van correspondentschappen. ‘Maar je moet’, aldus Dieuwke van Ooij, ‘wel opnieuw kijken hoe je het correspondentschap invult.’ Als voorbeeld noemt ze de keuze om niet langer een man/vrouw in Brussel te stationeren, maar in te zetten op het Europees correspondentschap. Veel duurder dan een correspondent die vanuit Brussel verslag doet, maar wel flexibeler en het doet meer recht aan het streven om meer verhalen te brengen over de gevolgen van beleid.’
Een tweede verandering – naast de afnemende financiële middelen – die de buitenlandjournalistiek beïnvloedt is de digitalisering. Niet alleen is er door de digitalisering veel meer informatie beschikbaar, ook biedt digitalisering voor de media mogelijkheden om specifieke doelgroepen te bereiken en te bedienen. Beide aspecten komen in het gesprek aan de orde.
Dieuwke van Ooij: ‘Digitalisering is een feest voor de buitenlandjournalistiek. Er komen steeds meer bronnen beschikbaar.’ Die vervolgens wel gecontroleerd moeten worden, die kant van het verhaal ziet Dieuwke van Ooij ook. Net zoals niet elk aangeboden verhaal van freelancende journalisten of op de bonnefooi schrijvende passanten bruikbaar is. Met het aantal bronnen neemt ook het aantal valkuilen toe. ‘Sociale media zijn een bron voor nieuwsgaring. De digitalisering biedt mogelijkheden om online netwerken en fora op te bouwen die uitkomst bieden bij het checken van feiten en het zoeken naar betrouwbare mensen: informanten, fixers en chauffeurs.’
In eerste instantie vatte Elske Schouten de vraag naar de gevolgen van de digitalisering anders op. ‘Digitale media zijn niet noodzakelijkerwijs de ondergang van de papieren krant’, maar uiteindelijk komt ze op een ander voordeel: de mogelijkheid om los van de verhalen in de krant lezers en andere belangstellenden op de hoogte te houden, bijvoorbeeld via Twitter, waarbij ze Hubert Smeets als lichtend voorbeeld noemt.
‘Moeten correspondenten en journalisten actieve twitteraars zijn?’, wil Rick Delhaas daarop weten. Elske Schouten vindt van niet, maar ze ziet de meerwaarde wel.
‘Ik verwacht van journalisten dat ze twitteren. Ik verwacht zelfs dat ze zo ijdel zijn dat ze hun eigen producten delen.’ Volgens Björn Soenens zijn Twitter en Facebook manieren om jongeren terug te lokken. Om jonge mensen opnieuw voor nieuws, actualiteit en achtergrond te interesseren. ‘We posten berichten op “hun” sites, maar we laten ook jonge journalisten op een manier die jongeren aanspreekt items maken in het journaal.’
Rick Delhaas: ‘Als je je bedient van social media moet je wel met iedereen concurreren.’ ‘Dat doen we al’, dient Elske Schouten hem onmiddellijk van repliek.
Aan het eind van het gesprek geeft Björn Soenens nog een nieuwe wending aan het gesprek. Een wending die meer aandacht verdiende dan de resterende tijd toeliet. Björn Soenens ziet een toekomst voor ‘constructive journalism. Het is aan de journalistiek om te laten zien dat er oplossingen zijn voor de problemen die zich in eigen land voordoen. Door reportages in het buitenland te maken over onderwerpen die in eigen land spelen. Om je eigen samenleving beter te maken moet je over de muur kijken.’
De tijd is op. Einde gesprek. De implicaties van deze vorm van buitenlandjournalistiek blijven daardoor noodgedwongen onbesproken.
Leave a Reply