Gisteren hield Geert Mak een gloedvol betoog in café Scheltema ten faveure van Joseph Roth. Daar werd ter gelegenheid van de 75e sterfdag van de schrijver. Dat het daar gebeurde was geen toeval. Café Scheltema was een van de Amsterdamse kroegen waar Joseph Roth schreef en innam. (Ook in De Engelse Reet in de Begijnensteeg en in Hotel Eden in de Warmoesstraat werd hij meer dan regelmatig gesignaleerd.)
De drank heeft Joseph Roth geen goed gedaan, maar het drinken zat zijn schrijven niet in de weg. In het jaar van zijn overlijden schreef hij over dat drinken een verhaal: De legende van de heilige drinker. Een verhaal dat van inzicht getuigt. Een haveloze dakloze ontmoet in Parijs op een van de vele trappen die leiden naar daar waar zwervers de dag en de nacht plegen door te brengen een man in goeden doen die hem een bedrag – voor de man in goeden doen een schijntje, voor de haveloze dakloze een kapitaal – aanbiedt. De haveloze dakloze gaat schoorvoetend akkoord: pas als hij – een man van eer – in de gelegenheid gesteld wordt het bedrag terug te betalen – ‘zodra u die armzalige tweehonderd franc hebt en uw geweten u dwingt me dat bespottelijk lage bedrag niet schuldig te blijven, gaat u dan alstublief naar de Sainte Marie des Batignolles om het geld daar aan een priester die juist de mis heeft gelezen, in bewaring te geven. Als u het al aan iemand schuldig bent, dan aan de kleine heilige Thérèse. Maar vergeet u niet: in de Sainte Marie des Batignolles’ – is hij bereid om het geld te accepteren.
Hoewel de haveloze dakloze – die naarmate De legende van de heilige drinker vordert zijn identiteit terugkrijgt: eerst zijn voornaam (Andreas) daarna zijn familienaam (Kartak) – het vaste voornemen heeft om het geld terug te betalen, verbrast hij het. En steeds als zijn slinkende voorraad francs op wonderbaarlijke wijze wordt aangevuld – en hij op weg gaat naar de Sainte Marie des Batignolles – kan hij de verleiding niet weerstaan. Bovendien ontmoet hij ‘onderweg’ mensen die van betekenis waren en als man in bonus voelt hij zich verplicht om gul te zijn, ondanks de kleine Thérèse die af en toe aan hem verschijnt (dat hij de waarde van geld weer is gaan inzien is relatief).
Als hij eindelijk – dankzij een meisje dat op haar ouders wacht, een meisje dat opvallende gelijkenissen vertoond met de heilige Thérèse – in staat is het geld terug te betalen en op het punt staat zijn schuld in te lossen, valt hij om.
‘God geve ons allen, ons drinkers, een zo vlotte en zo mooie dood!’, dat zijn de laatste woorden van De legende van de heilige drinker. Zijn literaire testament, zo schijnt Joseph Roth De legende van de heilige drinker genoemd te hebben.
Het verhaal verscheen in 1939 postuum bij uitgeverij Allert de Lange, toen gevestigd aan het Damrak 62 (dat in het pand een boekhandel / uitgeverij zat is nu alleen nog te zien voor wie omhoog kijkt). In 2012 verscheen De legende van de heilige drinker in de vertaling van Wilfred Oranje. Het was zijn elfde Roth-vertaling, vlak voor zijn dood voltooid. Het verhaal werd geïllustreerd door Bert Dekker, waardoor passages van het verhaal het karakter van een graphic novel krijgen.
Ermanno Olmi verfilmde het verhaal van Joseph Roth in 1988. Rutger Hauer speelt in La leggenda del santo bevitore de rol van Andreas Kartak.
Leave a Reply