Toen ik vier verhalen ver was, begon me iets op te vallen in De Tien: de beste jonge schrijvers uit Nederland en Vlaanderen. In de eerste vier verhalen figureert een boek. Maartje Wortel laat in Iemand die het meent een van haar personages niet alleen een boek lezen (hoewel lezen: ‘Ze zat voor de camper op een tuinstoel een boek te lezen waar ze met moeite doorheen kwam; haar ogen vielen steeds dicht’), maar laat haar ook zinnen van Tip Marugg herinneren.
In VVV van Christophe Van Gerrewey fronst iemand zijn wenkbrauwen ‘een regel waar een knik in verschijnt, zodat er zich kort een zwarte inzinking boven en tussen zijn ogen voordoet, als het vereenvoudigde silhouet van een vliegende vogel, of als een openliggend maar netjes symmetrisch gebogen boek.’ Joost de Vries verwijst met de titel van zijn verhaal – Een kamer voor mezelf – niet alleen naar een illustere voorgangster, hij maakt in zijn verhaal ook gebruik van een beeld uit een boek van James Salter.
Bij David Pefko’s Knoblewurst was ik minder zeker. Is bladeren in een menu lezen? Is het toeval dat zijn personages Nussbaum en Kirschenbaum heten?
Het boek als verborgen verleider. Ik kan me heel goed voorstellen dat het een vooropgezet plan is. Dat ‘de tien’ die De Tien vormen – Maartje Wortel, Christophe Van Gerrewey, Joost de Vries, David Pefko, Hanna Bervoets, Özcan Akyol, Philip Huff, Daan Heerma van Voss, Yannick Dangre en Thomas Heerma van Voss – de opdracht kregen een boek het verhaal dat ze speciaal voor deze bundel schreven binnen te smokkelen.
Het schijnt te werken. Het schijnt dat verborgen verleiders aanzetten tot consumerend gedrag en het zou mij niets verbazen als Das Magazin een verborgen agenda heeft, hoewel ze er normaal gesproken openlijk voor uitkomen dat zij de literatuur liefhebben.
Nina leest in Spinnewiel voor uit een paars leesboekje en de attractie waarin zij en haar dochtertje Lucy van Hanna Bervoets tot ziekmakends toe moeten rondtollen heeft een literaire oorsprong: Alice in Wonderland. Bij Özcan Akyol is nauwelijks sprake van een verborgen verleider. De dwaalgeest gaat over boeken, uitgeven en succesvol debuteren (minder prominent is de aanwezigheid van Effi Briest, maar de zin ‘dat is een al te onafzienbaar terrein’ is in De dwaalgeest een sleutelzin, waarin een andere zin echoot).
In Vrijdagavond, kwart voor twaalf van Philip Huff slingert ergens een boek van Eckhart Tolle. Daan Heerma van Voss schrijft in Het noodlot en de rottweiler over een jonge schrijver die nadat hij op zijn drieëntwintigste debuteerde en aanvankelijk veel succes oogstte nu meer moeite moet doen om schrijvend zijn geld te verdienen. Yannick Dangre houdt het bij een fotoalbum, maar laat een van zijn personages in Tenerife ook zeggen: ‘voor elk product bestond volgens haar het juiste verhaal’. Thomas Heerma van Voss tenslotte laat zijn personage in Het land dat alleen zij kon zien een dagboek bijhouden, waarin hij een versimpelde werkelijkheid ontleend aan Facebook optekent.
Toch maar even navragen bij Das Magazin. Nee, dus: ‘de tien waren volledig vrij in het schrijven van het verhaal’. Ze kregen geen enkele aanwijzing of suggestie mee.
Kwamen ‘de tien’ dan onafhankelijk van elkaar op het idee om in het verhaal dat hun meesterproef moest worden een ode aan de literatuur te brengen of verbeeld ik mij die verborgen verleiders? Net zoals beauty in the eye of the beholder is, kan een schrijver niet voorkomen dat een lezer met zijn verhaal aan de haal gaat.
(Op de verhalen zelf kom ik nog terug.)
Leave a Reply