Wie was zij, wie was hij, wie ben ik?
Alleen omdat ze van Sisterka genoten had, kon Kathleen Kools zich in Reyers Laat veroorloven om Marijke Libert te begroeten met iets dat bijna als een verzuchting klonk (kijk hier, het gesprek met Marijke Libert begint op 28.56). Katheen Kools had namelijk net Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans uit, en vermoedde met Sisterka ‘weer een boek over de Grote Oorlog’ in handen te hebben.
Sisterka doet voor wie oppervlakkig leest denken aan Oorlog en terpentijn. Ook Marijke Libert reconstrueert met in eerste instantie niet veel meer dan drie brieven van haar grootoom Ephrem een episode uit zijn leven. Een episode die speelt tijdens de Grote Oorlog.
Maar de Eerste Wereldoorlog neemt in Sisterka een veel minder prominente rol in dan in Oorlog en terpentijn en veel meer dan Stefan Hertmans gaat het Marijke Libert om het zichtbaar maken van hoe dat reconstrueren in zijn werk ging en wat het ‘zoeken naar’ haar gebracht heeft.
Ik werd door Reyers Laat nieuwsgierig naar Sisterka. Ik wilde achter de schermen kijken. Ik wilde weten hoeveel ruimte Marijke Libert zichzelf als journalist en als romancier gegund heeft tijdens de zoektocht naar de geliefde van haar grootoom en het kind dat geboren werd na een hartstochtelijk afscheid.
Sleutelscénes in het boek zijn voor mij dan ook niet de momenten waarop gevonden wordt of wegen doodlopen, maar de passages waarin Marijke Libert het over haar literaire ontwaken en de noodzaak keuzes te maken en grenzen te trekken heeft.
De journaliste Marijke Libert hoef je niets meer te leren (ze was bijna 25 jaar redacteur bij De Morgen en werkt nu voor De Standaard en Knack). Hoe ze de zoektocht naar de verpleegster die zich over haar gewonde grootoom ontfermde technisch aan moet pakken – archiefonderzoek, sleutelfiguren opsporen, gebruik maken van je netwerk – is voor haar gesneden koek.
Maar daar gaat Sisterka niet alleen over – voor wie alleen daarin geïnteresseerd is: Marijke Libert doet in Sisterka minutieus verslag van haar zoektocht, die zich in eerste instantie concentreert op het identificeren van de sister of nurse die zich in brieven tot haar grootoom richt. Daarvoor reist ze naar Engeland en Schotland, nadat ze eerst zoveel mogelijk ‘papieren’ informatie verzameld en deskundigen geraadpleegd heeft. In het uitwerken van de resultaten van haar zoektocht heeft ze veel aandacht voor de overtuigingen van ‘sisterka’, overtuigingen die uiteindelijk doorslaggevend zijn bij het vinden van het juiste spoor. Dat Marijke Libert onderweg weerzin moest overwinnen, laat ze niet onvermeld.
Nadat haar duidelijk is geworden wie ‘sisterka’ is, richt ze zich op het wezen van haar grootoom aan wie ze geen bijster positieve herinneringen heeft. Ook zijn gangen worden zorgvuldig nagegaan, zodat zijn doen en laten tijdens de Grote Oorlog uiteindelijk geen / weinig geheimen meer heeft – of misschien zelfs alleen in tweede instantie over.
Ondanks het gedegen onderzoek dat Marijke Libert deed, laten niet alle feiten zich naadloos aaneenrijgen. Daarom – en omdat er over cruciale gebeurtenissen feiten ontbreken – mag Marijke Libert haar fantasie gebruiken. Ook dat is haar toevertrouwd: Sterk water (2001), haar eerste roman, haalde de longlist van de Libris Literatuurprijs, in 2003 verscheen een tweede: Enkel de daad. Het fabuleren gaat Marijke Libert in Sisterka heel goed af. Het geeft de personages kleur, het verhaal krijgt er diepte door.
In dat zoeken naar de verhouding tussen feiten en fictie – in het algemeen en in dit specifieke geval – ligt voor mij de essentie van Sisterka. Want dat zoeken zegt iets over wie Marijke Libert is en/of wil zijn. Journalist of schrijver.
Twee passages in Sisterka lijken mij in dat opzicht van bijzonder belang. Hoewel het zoeken voorspoedig verloopt, verzucht de schrijfster van Sisterka op enig moment:
‘Eigenlijk miste ik mijn eigen plek, mijn eigen reden. Er werd mij iets te collectief verwachtingsvol naar deze expeditie uitgekeken. Hoe opgewondener het gezelschap over mijn zoektocht deed, hoe meer bij mij de lust afnam er nog aan deel te nemen.’
Maar nog nadrukkelijker stelt zij zichzelf (retorische) vragen in deze alinea:
‘Stel, had ik toen gedacht – en ik dacht het hier opnieuw – stel, dat ik de weg zou vinden die bij haar uitkwam. Stel dat ik uit vage herinnering, aangevuld met tastbare feiten en opgedoft met sterke verlangens, haar menselijke landschap identiteit kon geven, zelfs een graad van onsterfelijkheid. Stel dat ik daarin slaagde met mijn kleine weten en mijn grote willen, stel dat het belang had. Zou ik er dan zelf ook beter van worden? Zou de creatie van haar wezen en verhaal, van haar mogelijke leven, mezelf een beetje helpen genezen? Zou wat al zo lang nevelde rondom mij misschien een beetje kunnen wegtrekken, waardoor ik mijn eigen boorden, landschap, mijn eigen wezen zag en de échte keuzes ontwaarde die ik mezelf oplegde te moeten maken. Stel dat het belang had, dat achter dat “ach… enzovoort enzovoort” geen punt stond. Stel dat ikzelf wél alle tijd nam om dit werkstuk af te maken. Stel dat ik eindelijk kon besluiten wat ik was: de journalist die naar juistheid zocht of de schrijver die de waarheid op zijn pad vond.’
Marijke Libert wil niet daar eindigen waar het toeval – of de weg van de minste weerstand – haar heen voert. Een weg die ze na het lezen van Erik, of het klein insectenboek van Godfried Bomans als vanzelfsprekend insloeg:
‘Na het kopiëren kwam het zelf noteren, het verslag maken van wat ik waarnam en meemaakte. Vele jaren later trok ik uit de grote vertelselbak die het leven heette ontboezemingen los uit monden die zelden of moeilijk praatten. Ik noteerde, publiceerde, oogstte stilletjes en bescheiden en voelde me vooral andersmans woordendief. Mijn eigen vertellingen bleven in een lade liggen, omdat er iets aan ontbrak. Nog jaren later zou ik bij dat “iets” een term bedenken. Noodzaak. Maar ook durf om keuzes te maken.
De dag dat ik de eerste keer, grondig en met open geest, de oorlogsbrieven van de anonieme nurse Sisterka aan mijn wazige verwant las, zag ik noodzaak. Ik voelde zelfs, bijna fysiek, de last die grootoom had meegedragen. Hij had geen keuzes gemaakt en was sprakeloos achtergebleven.’
Ik heb in Sisterka geen definitief antwoord gelezen – ‘Decennialang liet ik het verhaal inweken, pas een paar jaar geleden zette ik me aan het grote werk, mij bewust van de noodzaak voor mij eigen zoektocht, als schrijver, als journalist.’ (…) ‘Wie op het eind zou triomferen, verslaggever of romancier, zouden we op het laatste blad wel merken’: wie op het eind triomfeert is duidelijk (de schrijver), maar of dat ook de keuze is die Marijke Libert definitief gaat maken, blijkt nog niet onomstotelijk uit Sisterka. Wel dat ze – anders dan haar grootoom Ephrem -wil kiezen (om niet net als hij een verloren leven te leiden).
Naschrift: inmiddels weet Marijke Libert het. Ze is schrijfster. Dat statement maakt ze in de rubriek Vandaar dit boek – Trouw, 21 juni 2014: ‘Ik vond het antwoord op de vraag of mijn verre oom een kind bij Sisterka had verwekt, maar ook op de vraag wat ik zelf ben: journalist of schrijver. Ik ben dat laatste. Sterker, na het verschijnen van Sisterka besloot ik de journalistiek los te laten en me toe te leggen op het schrijverschap.’
Leave a Reply