Ik ga het verhaal van Het puttertje hier niet helemaal uittikken. Wilt u meer lezen, lees het dan zelf of geniet van de stukken die Liliane er al over schreef.
Nou goed, kort dan:
Theo Decker neemt, na een explosie in een museum die zijn moeder doodt, ‘Het puttertje’ van Fabritius mee, een schilderij van onschatbare waarde. Gedurende de rest van zijn traumatische jeugd heeft hij het stiekem in zijn bezit, totdat zijn criminele vriend Boris het van hem steelt. Later duikt Boris weer op en proberen ze samen het schilderij terug te krijgen.
Het centrale draaipunt van het boek is de scène waarin het schilderij kortstondig in hun bezit is, maar al gauw weer in handen valt van de criminele bende waar ze het mee aan de stok hebben. Hoe getraumatiseerd Theo is wordt duidelijk als hij in blinde woede twee van de dieven op gruwelijke wijze vermoordt. Het is duidelijk dat het boek vanaf dat moment zijn laatste fase ingaat en op weg is naar het einde.
En over dat einde wil ik het even hebben. Dat einde, daar hoor ik veel mensen over. Een anticlimax zou het zijn. Ja, overal waar ik kom met Het puttertje (want je loopt er wel even mee rond, met een boek van 980 pagina’s) word ik gewaarschuwd voor het einde. ‘Ik vond het een goed boek, maar ik vond het einde een beetje een anticlimax.’ Einde, anticlimax, einde, anticlimax, einde… Zo klinkt het dan in je hoofd en het beneemt je bijna de motivatie om door te lezen.
Het is altijd wat bij Tartt. Iedereen vond haar debuut, De verborgen geschiedenis, briljant, maar toen begon het Grote Mekkeren. De kleine vriend was te langdradig, moeilijk in te komen. Ik vond dat helemaal niet. Waar De verborgen geschiedenis soms nog wat makkelijk, ‘hap-snap’ voelde, was De kleine vriend vooral een sfeerboek. Zulke mooie taal: kan mij het schelen als je 300 pagina’s op weg bent voordat het verhaal een beetje op gang komt. Ik ben niet zo’n plotmens. Dat vermeldde ik trouwens al eerder.
Verwachten dat Theo, die weliswaar een junk, een leugenaar en een gewiekste oplichter is en iets mee heeft gekregen van het opvliegende karakter van zijn vader, maar die van de twee vrienden toch duidelijk de meest conflictmijdende is, na zijn geweldsexplosie ineens verandert in een actieheld die niet stopt voordat hij zijn schilderij terug heeft, dat is niet realistisch. Het zou Tartt als schrijver ook tekort doen. Het zou een wending zijn die een goedkope thrillerschrijver zou gebruiken om er een eind aan te breien.
Maar eigenlijk heeft het boek twee eindes.
Hoe het afloopt met het schilderij (ik verraad het niet, maar ik vertel wel dat het initiatief onmiddellijk na de schietpartij weer bij Boris komt te liggen en dat Theo vanaf dat moment een passieve rol speelt, stoned, dronken, suïcidaal en opgesloten in zijn hotelkamer) is misschien anticlimactisch, maar redelijk realistisch.
Hoe het afloopt met Theo – en dit is waar het boek echt mee eindigt – is oneindig veel interessanter. Want wat doe je met zo’n personage, dat al zo jong volledig ontspoord is en dat al tien keer dood had kunnen zijn? Theo pleegt geen zelfmoord (goed, ik verraad een paar dingen – het maakt niks uit, lees het boek maar) en wordt niet vermoord door internationale kunstdieven. Hij doet eigenlijk wel meer niet. Of eigenlijk, hij doet alles half.
Theo blijft een buitenstaander, maar hij wordt geaccepteerd en hij vindt een vorm van leven die hij vol kan houden. Min of meer opgenomen in zijn oude pleeggezin, min of meer verloofd met de dochter des huizes, min of meer woonachtig in New York, maar tegelijk op reis en overal en nergens. Theo brengt zijn leven door op reis, in vliegtuigen, om niet al te lang op een plek te hoeven zijn. Geld is geen probleem meer, de liefde van de mensen die van hem houden heeft zich eindelijk om hem heen gevormd, waar tot dan toe steeds van Theo werd gevraagd dat hij zich in een keurslijf wrong, waarbij hij zich een indringer in andermans leven bleef voelen.
Hij heeft het schilderij, dat symbool stond voor zo veel dingen waar hij zich aan vastklampte, losgelaten, los moeten laten en hij is min of meer op stabiele grond geland. Tartt heeft zijn mentale toestand weten te vatten in een fysieke eindtoestand voor haar boek, en zo bleek Het puttertje uiteindelijk toch character-driven literatuur te zijn en niet, zoals ik eerst dacht, gewoon een goed geschreven plotboek.
Joke van overbruggen says
Hallo Bouke,
Ik ben het helemaal met je eens over de boeken van Donna Tartt: ik heb een lange leesadem
voor boeken waarin een adembenemende schrijfstijl valt waar te nemen.
En die heeft Donna Tartt zeker.