Jan Brokken is een van de geportretteerden en geïnterviewden in Meer dan de feiten: gesprekken met auteurs van literaire non-fictie. Ik lees hem al jaren, heb niet de illusie dat ik ooit zal kunnen wat hij kan, maar ik kan veel van hem leren (en dat doe ik al jaren).
In het gesprek dat Han Ceelen en Jeroen van Bergeijk in Meer dan de feiten: gesprekken met auteurs van literaire non-fictie met hem voeren zegt hij behartigenswaardige dingen over het nauwgezet voorbereiden van interviews bijvoorbeeld en over het laten lezen van stukken voordat ze gepubliceerd worden. Ik heb nooit begrepen wat daar op tegen is.
In het antwoord dat Jan Brokken geeft op de vraag: waarom plaatste je het niet gewoon? (de vraag slaat op een interview dat niet geplaatst werd omdat de geïnterviewde een anekdote geschrapt wilde zien, maar daarover niet zelf met Jan Brokken in gesprek ging, maar een advocaat het … werk liet doen.
In Meer dan de feiten: gesprekken met auteurs van literaire non-fictie staat die anekdote overigens wel) zie ik mijn ideeën over journalisten die dat weigeren en zich daarbij beroepen op hun onafhankelijke positie van een journalist bevestigd: ‘Omdat ik niet wil dat geïnterviewden later kunnen zeggen: zo heb ik het niet gezegd of bedoeld. Als een verhaal van mij geplaatst wordt, dan hebben mensen het zo gezegd, en hebben ze het zo bedoeld. Ze hebben achtenveertig uur de tijd gekregen om veranderingen aan te brengen, ze hebben de tekst gefiatteerd. Dat bezorgt mij een schoon geweten.’
Maar het gaat Jan Brokken (en mij) niet alleen om een schoon geweten. ‘Je kunt in een gesprek altijd fouten maken of iets verkeerd formuleren. En ik wil dat mensen erop kunnen vertrouwen dat ze dat nog kunnen rechtzetten. Dan praten ze vrijer. Ik heb nooit een interview gepubliceerd dat niet is goedgekeurd.’
(Mag ik daar nog iets aan toevoegen: laten lezen voorkomt ook dat ik onnodige fouten maak. Soms heb ik ondanks het zorgvuldig voorbereiden waardoor ik kan anticiperen op toch niet goed gehoord of niet goed begrepen wat er gezegd is.)
In zijn oeuvre begeeft Jan Brokken – die opgeleid is als journalist – zich op het snijvlak van fictie en non-fictie. Maar altijd is de werkelijkheid zijn vertrekpunt, en dat is niet omdat Jan Brokken niet tot fantaseren in staat is. ‘Mijn fantasie wordt geprikkeld door dingen die ik zelf heb meegemaakt. Of door gebeurtenissen waarvan ik ooggetuige ben geweest. (…) Ik vind ook dat je voor het schrijven van non-fictie meer fantasie en verbeeldingskracht nodig hebt dan voor fictie. Je moet je kunnen verplaatsen in een bestaand karakter, wat heel wat ingewikkelder is dan bij een fictief personage. Hoe maak je een goed verhaal van de feiten waaraan je gebonden bent? Je kunt niet rommelen aan de feiten omdat dat beter bij je karakter past. Dus je moet alle absurditeiten zo brengen dat de lezer ze gelooft en erin meegaat.’
Ben je in je boeken op zoek naar de waarheid? willen Han Ceelen en Jeroen van Bergeijk van Jan Brokken weten: ‘Naar een waarheid. De waarheid volgens mij. (…) In non-fictie gaat het niet alleen om feiten, maar ook om de interpretatie van feiten. Die interpretatie is subjectief.’
Als het goed is, staat er als Jan Brokken klaar is meer dan er staat: ‘Idealiter moet het verhaal een ander verhaal vertellen. Moet het staan voor iets groters.’
Ik ga zijn werk na… ik denk dat het klopt. Zelfs voor Mata Hari: de waarheid achter een legende.
Op 12 juni wordt in de Rode Hoed de 65e verjaardag van Jan Brokken gevierd. Meer informatie over Het verjaardagsfeest staat hier.
Leave a Reply