Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik me pas redelijk recent realiseerde hoe muzikaal Jan Brokken is. Dat de muziek een vaste waarde in zijn werk is, dat op wat hij schrijft qua melodie en ritme niets is aan te merken, nam ik schijnbaar voor vanzelfsprekend aan. Het maakte zo onlosmakelijk deel uit van zijn schrijverstalent dat ik tot voor kort niet op het idee kwam dat Jan Brokken zelf ook muzikaal kan zijn, misschien zelfs wel een instrument bespeelt (ik weet het: ik had het moeten weten, het staat in Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin: een reis door de Caribische muziek geschreven).
Maar sinds Woordnacht weet ik het dus. Daar vertelde hij – omdat hij het over Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin: een reis door de Caribische muziek had – hoe zijn pianospel de aandacht van zijn buurman op Curaçao trok. Hij speelde mazurka’s van Chopin, maar de buurman dacht dat het muziek van het eiland was.
Marcel Worms wist dat – dat Jan Brokken muzikaal is – natuurlijk allang. Marcel Worms treedt regelmatig met Jan Brokken op. Dan leest Jan Brokken en speelt Marcel Worms de bijbehorende muziek. Ze leerden elkaar via een wederzijdse vriendin kennen. Marcel Worms heeft nog les gehad van Youri Egorov. En die kende Jan Brokken ook goed. Zo goed dat hij over hun vriendschap een roman – In het huis van de dichter – schreef die in de werkelijkheid geworteld is.
Waarschijnlijk hoefde Marcel Worms niet zo heel lang na te denken toen Frénk van der Linden hem met het oog op het verjaardagsfeest van Jan Brokken vroeg een passage uit zijn werk te kiezen waaruit die uitgesproken muzikaliteit van Jan Brokken blijkt.
Marcel Worms koos deze passage uit In het huis van de dichter. Volgens hem is dit een goed voorbeeld van hoe Jan Brokken zonder vakjargon te gebruiken tot de essentie van muziek doordringt:
‘Er was geen podium in l’Hermitage, alleen een houten verhoging. De vleugel stond voor de ramen van de lounge. Vanachter de toetsen kon hij naar buiten kijken. Dat deed hij die middag constant, hij staarde naar de zee.
De zon hield zich schuil achter lichtgrijze wolken. Het licht was het ene moment scherp en dimde het volgende. Het was alsof hij zijn spel daarop afstemde, alsof hij reageerde op wat hij zag boven de wijde zee.
Het effect was het sterkst in de tweede en derde van de Miroirs, in Oiseaux tristes en Une barque sur l’océan. Kijken naar de zee leek de muziek in hem op te wellen.
De hemel, de hemel bestaat niet. Behoudens af en toe, op magische momenten in de muziek. Die middag daalde de hemel op aarde neer. Het was niet alleen onsterfelijk mooi wat hij ten gehore bracht, het was alsof hij de eeuwigheid gestalte gaf.
Het publiek zat dicht op de vleugel. Ik zat in het midden. Om me heen zag ik monden openvallen, tranen biggelen, ik zag collectieve vervoering. Hij tilde ons met z’n allen op.’
Leave a Reply