Of de jongen in het gedicht Ik ben de jongen van Edward van de Vendel het heel erg vindt dat hij niet zo goed kan voetballen, daar ben ik nog niet uit. Ik ben zijn schaamte nog niet voorbij.
Ik ben de jongen
Ik ben de jongen die niet kan
voetballen, of tenminste niet
zo goed. Ik weet wel hoe het
moet, maar mijn lichaam doet
iets anders. Ik heb een lijf met
eigenwijze trekjes, twee benen
met een grote bek die zich
heus niet laat trainen. Ze doen
maar wat, ze tackelen mezelf.
Ik ben een elftal in mijn
eentje,
zoveel kanten ga ik op. Alleen
door mijn verschijning ben ik
al
een strafschop waard, ik kijk
en krijg twee rode kaarten.
Alle witte lijnen wijken weg
van mij. Ik ken het gras, dat
is dan nog het enige. Maar
veel te goed. En van dichtbij.
(uit: Dicht)
Paul van de Wiel says
Veel jongens die niet kunnen voetballen schoppen het later vaak verder, maar om altijd als laatste gekozen te worden is op dat moment natuurlijk niet zo leuk.