Eeuwig dolen de zielen
‘Dit zijn de namen van de zonen van Israël die naar Egypte getrokken zijn, – zij waren allen, met hun familie, meegekomen met Jakob.’ Waarna de namen volgen en in een adem de maatregelen die moeten voorkomen dat dit vruchtbare volk te talrijk wordt. Het staat geschreven in het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Exodus.
In Dit zijn de namen resoneert het verhaal van die uittocht. Alleen is het nu geen volk dat op weg gaat, maar naamloze individuen die overgeleverd zijn aan de praktijken van profiteurs. En in Michailopol, een stad aan de rand van de steppe, is nog maar een Jood over.
‘De dromen waarmee ieder van hen vertrokken was, waren gaandeweg verdord en afgestorven. Hun dromen verschilden in maat en gewicht, in sommigen leefde ze langer voort dan in anderen, maar verdwenen waren ze uiteindelijk bijna allemaal. De zon had ze verpulverd, de regen spoelde ze weg.’
Dolenden in de steppe zijn het, de naamlozen die westwaarts trekken, want daar moeten ze heen, heeft de man die bereid was hun voor veel geld een grens over te zetten gezegd. Ze komen uit alle windstreken, ze vertegenwoordigen de mensheid: man, vrouw, jong, oud. Ze zijn op elkaar aangewezen. Naarmate hun tocht langer duurt, slaat de wanhoop toe en neemt de eensgezindheid af. Overleven betekent: ieder voor zich. De een zijn dood… Maar ze moeten verder. En dan bereiken ze een stad. Dat is het ene verhaal.
Het andere gaat over Pontus Beg, commissaris van politie. In de stad waar hij gestationeerd is, heeft hij zijn top bereikt. Hij, een typische vrijgezel, is te jong om voor echt oud door te gaan, maar hij lijkt in de nadagen van zijn leven. Tot een naam hem op het spoor zet van een nieuw verleden en een groep naamlozen zwervend door de straten van de stad wordt aangetroffen.
Eén voor één moeten zij hun naam prijsgeven als ze verhoord worden door Pontus Beg, die niet alleen moet nagaan wie zij zijn en waar ze vandaan komen, maar ook wat er precies gebeurd is, vanwege die ene dode.
Parallel aan dat verhaal loopt de zoektocht van Pontus Beg naar zijn afkomst. Een zoektocht die hem dichter brengt bij de mensen van wie hij in de loop van zijn leven vervreemd is geraakt en er voor zorgt dat hij definitief ergens bij hoort.
Met Dit zijn de namen heeft Tommy Wieringa op het trage ritme van voorbije tijden een verhaal geschreven dat heel erg anno nu is. Het zit vol naar zingeving en hun bestemming – een beloofdland, soms heel letterlijk – zoekende mensen die geconfronteerd worden met de harde werkelijkheid van vervolging, concurrentie, corruptie en misleiding.
De cirkelgang die de aanvankelijk naamlozen maken, wordt weerspiegeld in de opbouw van de roman, die hun verhaal in tweevoud bevat. Eerst de grote lijnen in de vorm van een reisverslag, daarna volgen in de vorm van getuigenverklaringen de details. Voor de weg die Pontus Beg gaat, maakt Wieringa gebruik van geschreven bronnen; hij citeert passages uit Thora en Bijbel en verwerkt het gedachtegoed van het taoïsme en confucianisme.
Anders dan in Ga niet naar zee, zijn bundel ‘vliegtuigjes gemaakt van het papier van de verbeelding’, doet Tommy Wieringa in Dit zijn de namen niet aan mooischrijverij. In Dit zijn de namen is zijn taal sober, zo goed als zonder opsmuk. Er staan mooie beschrijvingen – ‘Ze sjokten achter elkaar aan, hun hoofden gebogen, hun ogen dof en bijziend. Eens hadden ze verlangend naar de horizon gekeken, naar het land van verwachtingen daarachter, maar steeds minder dwaalde hun blik af, tot hij niet meer voorbij de grond voor hun voeten kwam’, maar ook geforceerde metaforen in – ‘Terwijl hij zich door de steppe sleepte, werd hij gestoken door de horzels van zijn gedachten.’
Dit zijn de namen is geënt op verhalen met mythische proporties, die tijdloos gebleken zijn. Zo groots is Dit zijn de namen zelf niet. Maar Tommy Wieringa slaagt er wel in om wat actueel is te ontdoen van de vluchtigheid en vrijblijvendheid die daar doorgaans bij horen door het van alle tijden te maken.
Deze recensie staat ook op De Contrabas.
Leave a Reply