Ik heb Gedichten van Yahya Hassan gelezen en ik ga er literair-inhoudelijk mijn oordeel over geven. Maar ik wil ook nog een paar andere dingen zeggen. Want ik heb de bundel van Hassan gelezen. En het lijkt wel alsof ik de enige ben.
In een debuutbundel ben je als recensent altijd meer op zoek naar belofte dan naar perfectie. Meer dan grote klasse zoek je iets, één regel, één gedicht, één beeld waarvan je denkt: dat gaat wat worden. Als dát gaat groeien, dan krijgen we iets heel moois. In heel veel debuten vind je dat niet en bij veel van de dichters die het wel laten zien komt het nooit tot bloei.
Slaag
In Gedichten van Yahya Hassan, vooral voor- en achterin de bundel, staan een paar van dat soort gedichten. Het gedicht ‘12 jaar’ beschrijft op een rauwe manier hoe de jonge Yahya zijn broertje helpt slaag te ontlopen als hij in bed geplast heeft.
ALS MIJN BROERTJE IN BED PISTE
WERD HIJ MET EEN VUISTSLAG GEWEKT
OP EEN NACHT SCHUDDE HIJ ME WAKKER
BROER IK HEB WEER GEPIST
EN ZO WERD ZIJN ZORG DE MIJNE
Die laatste zin is interessant: hij suggereert dat Yahya liever was blijven slapen zonder gedwongen te worden tot medeplichtigheid. Maar de risico’s die hij daarna neemt (hij ruilt met zijn broertje van dekbed en laat zijn moeder – die inmiddels niet meer thuis woont en waar hij van zijn vader niet heen mag – overdag stiekem het beddengoed wassen) om zijn broertje te helpen laten een heel ander beeld zien. Deze twaalfjarig jongen doet misschien stoer en onafhankelijk, maar er zit een zachte, zorgzame kant in hem. Aan het eind van het gedicht komt de doodsangst, die het refrein is van een leven met deze tiran van een vader, weer om de hoek kijken:
HIJ WAS NOG OP ZIJN WERD
DUS IK ROOKTE EEN SIGARET IN DE KAMER
EN OBSERVEERDE DE MUUR VAN EEN AFSTAND
Zelfvergroting en onzekerheid
In dit debuut staat echter ook en vooral heel veel typische debutantenpoëzie. Vooral typisch voor mannelijke debutanten is de neiging tot borstklopperij. Zelfvergroting en stoere taal moeten de onzekerheid van de dichter, zijn zoeken naar vorm en identiteit, verhullen. Maar ze laten hem juist pijnlijk duidelijk zien. Wat je ook veel ziet bij debutanten, en waar ook Yayha Hassan fraaie staaltjes van laat zien, is het te poëtisch doen:
EN ZO WORDEN LAM EN KEBAB
VERVANGEN DOOR SINT-MAARTENSGANS MET APPEL- EN PRUIMEN-
VULLING
JULLIE BELLEN EN NOEMEN ME NU EENS BROER DAN WEER DEEN
WILLEN WETEN WAT IK IN EEN INTERNAAT DOE
MAAR KENNEN WE ELKAAR EIGENLIJK WEL
HEBBEN WE MEER DAN DE PIJN GEMEEN
NU ZIJN JULLIE VOLWASSEN EN KNAP
EN IK BEN KENNELIJK EEN DEEN
MAAR KENNEN WE ELKAAR EIGENLIJK WEL
HET IS LANG GELEDEN DAT WE UIT DAT GAT TEVOORSCHIJN
KWAMEN
HET HOUDT ONS VAST NIET BIJ ELKAAR
Dit gedicht, dat ‘Uit huis geplaatst’ heet, is een soort poging het voorgaande te bevatten en samen te vatten. In de laatste strofe ervan probeert Hassan een beetje afstand te nemen en in poëtische taal te vatten wat hij voelt: verbondenheid en tegelijkertijd afstand. Hij is geen deel van het gezin meer, maar niemand anders kan hem begrijpen. Hij is geen Palestijn meer, maar een Deen. Hij is alleen. Het is duidelijk wat hij wil zeggen, maar ik voel het niet door de onbeholpen manier waarop het gezegd wordt. Het spel met de herhalingen werkt niet en het beeld van de spijzen op de eettafel is te algemeen om hard aan te komen. Daarbij komen de hoofdletters die misschien passen bij de boze toon van veel van de gedichten, maar die hier toch echt totaal misplaatst zijn.
Overbodige anekdotes
De bundel valt ruwweg uiteen in drie gedeelten. Het eerste is het meest aangrijpend omdat het de mishandelingen uit de jeugd van de dichter en zijn broers en zussen beschrijft. Het tweede deel is een serie anekdotes uit het bestaan van de dichter daarna: als tuig van de richel maakt hij de straten onveilig. Als hij tenminste niet opgesloten zit in één of andere inrichting waar hij op de vuist gaat met de groepsleiders. Dit gedeelte van de bundel voelt om twee redenen overbodig. Ten eerste omdat het niet veel verder komt dan anekdotiek en ten tweede omdat wat zich in deze periode afspeelt zo duidelijk een gevolg is van wat er eerder gebeurd is, dat het ofwel met dat eerste deel verweven had moeten worden, ofwel weggelaten. Zo los opgenomen hadden twee of drie van dit soort anekdotes, die titels dragen als ‘Pedagogische dictatuur’, ‘Politiejacht I en II’ en ‘Poging tot roofoverval’ misschien een functie gehad, maar zo is het teveel.
Megadicht
Het derde deel van de bundel (de delen worden niet expliciet benoemd, overigens, maar ik zie de bundel zo) bevat meer beschouwende, minder autobiografische gedichten. Het laatste gedicht is een lang gedicht waarin Hassan ineens ‘echt’ aan het dichten slaat. Hij imiteert accenten en lijkt zich veel meer dan in de rest van de bundel in andere personages in te leven. Het is een gedicht dat potentie toont. Wat ik dan weer jammer vind is dat zo’n gedicht de titel ‘Megadicht’ meekrijgt. Daardoor lijkt het alsof Hassan zoiets had van: nu ga ik eens even een megapartij dichten. Die nadrukkelijkheid, die bravoure, die kost Hassan te vaak zijn geloofwaardigheid. Maar, zoals gezegd, in een debuut zoek je naar belofte en op dat front is Gedichten helemaal niet onaardig.
Waar is die islam dan?
Wat me ook opvalt aan de bundel: ik heb hem van voor tot achter, terug en heen en weer gelezen, maar ik kan nergens, nergens, nergens algemene kritiek op de islam vinden. Ja, zijn vader was een zeloot. Maar hij was vooral een psychopaat. Ja, zijn familie hield er bizarre en vooral erg vrouwonvriendelijke denkbeelden en gebruiken op na. Maar nergens beweert Hassan dat dat iets algemeens is dat de hele islam betreft. Sterker nog, deze dichter is veel te druk bezig met zijn eigen ervaringen om zich op te winden over de grote wereldgodsdiensten. Het beeld van de islam dat hij, met de zweep en de knuppel, heeft ingeprent gekregen heeft hem voor altijd verminkt. Dat de maatschappij vervolgens naar hem kijkt, en hem buitensluit, als zijnde een moslim en een immigrant, is alleen maar adding insult to injury. Niet voor niets komt de islam pas expliciet naar voren in zijn gedichten als hij schrijft over de tijd dat hij als bijna-volwassene in de maatschappij terecht komt. Pas als anderen hem moslim (of ‘theedoek’) gaan noemen, wordt hij het.
Smerissen in minaretten
Eén gedicht heet ‘Allah is onwetendheid’, maar zelfs daarin gaat het niet over alle moslims, maar om een stel idioten in een keldermoskee. Het gedicht eindigt met wat een toespeling lijkt op undercoveragenten die zich massaal onder moslims begeven, op zoek naar potentiële terroristen: ‘NU ZITTEN ER ALLEEN SMERISSEN IN DE MINARETTEN’. Als je dat wilt opvatten als kritiek op de Islam, dan ben je wat mij betreft gewoon op zoek naar een reden om in Heilige Verontwaardiging los te barsten. Of je kunt gewoon niet lezen.
Nieuwsuur
Ik heb natuurlijk niet alle interviews met deze dichter gezien en gehoord, maar puur op basis van het boek begrijp ik geen bal van de ophef eromheen. Ik hoorde van deze bundel op Nieuwsuur. Of nee, dat klopt niet. Ik kijk nauwelijks televisie. Ik hoorde van deze bundel omdat Liliane Waanders mij erover mailde: een dichtbundel waar 100.000 exemplaren verkocht zijn. Of ik daar artikeltechnisch iets mee wilde (in eerste instantie dacht ik: natuurlijk niet, laat het ze lekker uitzoeken met zijn allen). Toen ging ik in Google op zoek en vond ik de uitzending van Nieuwsuur, embedded op populistisch relblog De Post Online.
Niemand die vragen stelt
In die uitzending zag ik, behalve wat flarden van een voorlezende Hassan, vooral beelden die ik in principe al kende en die over willekeurig welke islamkritische uiting zouden kunnen gaan. Een vrouw met een hoofddoek in een buitenwijk die klaagt dat Hassan moslims over één kam scheert. Waar dan? Wijs de passage eens aan. Niemand vraagt die vrouw of ze de bundel gelezen heeft. Niemand vraagt de journalisten die het ‘nieuws’ verslaan of ze de bundel gelezen hebben. Niemand vraagt, for that matter, de literaire critici of ze de bundel wel gelezen hebben. Het lijkt er eerlijk gezegd niet erg op. Ik refereerde al eerder aan de recensie op Tzum, die maar nauwelijks op de gedichten ingaat. Ook het (Engelstalige) stuk van Der Spiegel is weinig literair-inhoudelijk: voordat ik de inleiding voorbij ben heb ik al drie keer het woord ‘immigrant’ en één keer ‘islamists’ gelezen. De paragraaf daarna gaat over de beveiliging van Hassan.
Een commercieel opzetje?
Het enige medium dat wel echte vragen stelt is, zoals gebruikelijk, de New York Times. Ook die uitstekende krant waagt zich niet aan een inhoudelijke recensie van de bundel, maar vraagt zich in een achtergrondartikel-annex-interview wel af waar Hassan de periode na zijn jeugd heeft gelaten. De periode waarin hij tot de letteren kwam. Het is ook het enige stuk waar ik kan lezen dat Hassan eerst heeft geprobeerd het te maken als rapper. De suggestie hier is dat de jonge, boze rapper door de uitgever van zijn bundel benaderd is om poëzie te gaan maken. Een commercieel opzetje om mee te kunnen surfen op de heersende islam-hype? Je weet het niet en je kunt het zo’n uitgever, als het zo is, in ieder geval niet kwalijk nemen. Maar het werpt wel licht op hoe dit debuut geframed wordt.
Geen groots debuut
Had deze bundel de persen gehaald als Hassan hem uit zichzelf schreef en als hij niet over een islamitisch gezin zou zijn gegaan? Ik denk het wel. Hassan laat genoeg literair talent zien om hem een belofte te kunnen noemen en zijn verhaal was, ware het in een christelijk Deens gezin gebeurd, net zo schokkend geweest. Ik denk wel dat dat verhaal hoe dan ook een belangrijke component in de aantrekkelijkheid van Gedichten was geweest: puur schrijftechnisch kun je dit geen groots debuut noemen. Daarvoor is het allemaal te letterlijk, zonder genoeg ‘materiaalverwerking’, zoals dat dan heet, en met veel te veel effectbejag opgeschreven. Ook in de redactie heeft duidelijk de nadruk gelegen op het ‘echt gebeurd’ en veel minder op het aanscherpen van de literaire kant van het werk. Was dat wel het geval geweest, dan had zeker de helft van de gedichten het niet gehaald.
Wordt Hassan een talking head?
Dat Hassan geen, of nog niet genoeg, literatuur heeft kunnen maken van deze traumatische ervaringen, dat kun je een jongen van negentien natuurlijk niet euvel duiden.Waar ik alleen bang voor ben is dat hij zich, voordat hij nog een bundel schrijft, zal ontwikkelen tot een mediapersoonlijkheid, een talking head dat naar een mening gevraagd wordt als het over moslims en/of kindermishandeling gaat. Het scenario daarna is niet moeilijk te schetsen. Hassans agent boekt hem voor zo veel mogelijk media-optredens, bezorgt hem een column in een nationale krant en weet wereldwijd nog eens een paar honderd duizend exemplaren van Gedichten aan de man te brengen. Vervolgens begint Hassan aan een roman, want een tweede dichtbundel met dezelfde impact is moeilijk te bedenken. Nee, Hassan moet romans gaan schrijven. En dan natuurlijk romans die zich in het islamitisch milieu afspelen en waar de moslims boos van worden et cetera, et cetera.
Moslimwoede is marketing
De gang van zaken hier in Nederland laat zien dat je, zonder over al te veel andere talenten te beschikken, op het boos maken van moslims prima een carrière kunt bouwen. Dat het dan misschien om een luidruchtige minderheid van moslims gaat maakt niet uit, de media vindt ze wel en houdt ze de megafoon voor. ‘Doodsbedreigingen!’ ‘Gewelddadige islamisten!’ Dat gaat er bij de lezer, de kijker en dus ook de adverteerder in als koek. Zo houdt het hele circus zichzelf in stand.
Een tweede dichtbundel?
Maar ik kan het mis hebben. Misschien laat Hassan zich niet meeslepen in de heisa en trekt hij zich op tijd terug om, met het geld van dit spectaculaire succes in zijn zak, een tweede dichtbundel te schrijven die laat zien dat hij, ook zonder zijn levensverhaal zo onverdund te serveren (dat werkt immers maar één keer), een dichter kan zijn. Dat geld en de faam zijn hem – en alle andere dichters – trouwens, voordat ik volgens het oude gebruik van de literaire wereld weer voor zuur en jaloers word aangezien, van harte gegund.
Luiheid, gemakzucht en winstbejag
Ja, ik heb jullie een inhoudelijke beschouwing van de gedichten van Hassan beloofd en volgens mij ook wel gegeven, maar uiteindelijk is deze dichtbundel natuurlijk niet los te zien van het mediacircus eromheen. Al was het maar omdat het boek anders nooit op mijn bureau – of zelfs maar in ons land – beland zou zijn. En het is juist dat mediacircus dat me steeds meer ergert. Een Deense jongen met een afschuwelijke jeugd achter zich schreef een aangrijpende dichtbundel en legde daarbij enig literair talent aan de dag. Wat er daarna gebeurde maakt pijnlijk duidelijk in welke enorme cryptoracistische angststuip de hele Westerse samenleving geschoten is sinds (maar eigenlijk al voor) 11 september 2001. En hoe moeten we uit die stuip komen als de media er, uit luiheid, gemakzucht en winstbejag, aan meewerkt en hem zelfs aanjaagt?
Wat is nou eigenlijk het verhaal?
Vergeet de commerciële media. Die doen waar ze goed in zijn: geld verdienen door het publiek te geven waar het blijkbaar naar smacht. Ik heb het over de publieke omroep, onze omroep, de omroep die wij met zijn allen betalen om ons van evenwichtig, zo neutraal mogelijk nieuws te voorzien. Waarom houdt die kapotbezuinigde, door interne politieke spelletjes verscheurde, publieke omroep zich bezig met het produceren van entertainment- en spelprogramma’s? Waarom is er bij die publieke omroep, die wij – ik zeg het nog maar een keertje – met zijn allen betalen om ons te vertellen hoe het echt zit, niemand die vraagt: wat is nou eigenlijk het verhaal?
De terreur van de kijkcijfers
Het kan zijn omdat ik net de serie The Newsroom heb gezien. In het eerste seizoen daarvan komt nieuwspresentator Will McAvoy onder invloed van zijn nieuwe producer tot het inzicht dat hij jarenlang zijn geld heeft verdiend met het maken van non-nieuws: spektakelrechtszaken, celebrity gossip. Ondertussen zijn de echte problemen van het land – de opkomst van de Tea Party, het vastgelopen economisch beleid – in alle media onderbelicht geraakt. McAvoy is deel van het probleem geworden. In zijn pogingen om weer echt nieuws te gaan maken vindt hij zo’n beetje de hele wereld tegenover zich. Het is een sentimentele en moralistische serie, maar de makers hebben wel gelijk. De media is, door de terreur van de kijkcijfers, niet alleen deel maar zelfs veroorzaker van het probleem geworden.
Twan Huys, je bent een zak
Met dat verhaal in mijn achterhoofd zag ik Twan Huys het item over Yahya Hassan presenteren en ik dacht: Twan Huys, je bent een zak. Twan Huys, je zit daar, je leest je tekst voor en je weet dat het nergens over gaat. Je hebt het boek niet gelezen en je weet – want je bent niet dom – dat je non-nieuws zit te presenteren. Je praat, willens en wetens, tijd die bedoeld is voor echt nieuws, voor het uitvoeren van de taak die bij je maatschappelijke verantwoordelijkheid hoort, vol met stemmingmakerij. We betalen je om vragen te stellen die de commerciëlen, gedreven door budgetten en kijkcijfers, niet durven en niet hoeven te stellen. Twan Huys, kijk The Newsroom en doe er iets mee. We betalen jou voor het hele verhaal. We betalen je niet voor herkauwde, uit zijn verband gerukte, opgewarmde nonsens die we op het eerste het beste relblog ook kunnen lezen. Do the news! Zou Will McAvoy zeggen.
We hebben een serieus probleem
De heisa rondom Gedichten van Yahya Hassan laat zien dat we een probleem hebben, een enorm probleem. En Twan Huys, jij bent deel van dat probleem, terwijl je deel van de oplossing zou moeten zijn. Een Deense jongen met een afschuwelijke jeugd achter zich schreef een aangrijpende dichtbundel en legde daarbij enig literair talent aan de dag. Ik vrees dat de strijd tegen zijn demonen daarmee voor hem nog maar net begonnen is. De ontvangst van zijn werk laat zien dat wij, de Westerse wereld, ook demonen hebben waar we nog lang niet klaar mee zijn.
Leave a Reply