Dag Hilde, vaar-wel
α 3 maart 1972 – Ω 25 juni 2009
Ook ik kon mezelf kwijt zijn. Zo kwijt dat ik niet meer wist waar ik moest beginnen zoeken. Het kwijt verlamde. Kwijt kon ik niet meer denken, niet meer voelen, niet meer zijn. Als het er was, had het me volledig in zijn greep. Erdoor overvallen of beslopen, het effect was hetzelfde. Het donker was van het donkerste zwart. Het absorbeerde alles wat mooi en de moeite waard was.
Alsof er nog iets mooi en de moeite waard kon zijn.
Hoe durfde ik te denken dat niets mooi of de moeite waard was? Ik, die het zo getroffen had en zoveel kansen kreeg.
Hoe konden zij denken dat ik het zo getroffen had en zoveel kansen kreeg?
Ik zat gevangen in twee levens. Het leven dat ik had gekregen en het leven dat ik lijden moest. Duizend levens had ik kunnen leiden, met deze twee moest ik het doen. Het lukte me niet. Het lukte niet, maar het moest en het moest perfect en ik faalde. Niet één keer, maar keer op keer faalde ik. Het bewustzijn te falen nam bezit van mijn geest en verlamde me. Het ontnam het leven alle zin. Ik faal. Ik faalde. Ik heb gefaald. ’s Middags ging ik ermee naar bed. ’s Nachts stond ik ermee op. ’s Morgens ging ermee naar bed. ’s Middags stond ik ermee op. Tot ik alleen nog maar wilde slapen. Doodgaan. Slapen…Slapen. En dan? Dromen?
Dromen… Waarvan moest ik nog dromen? Wat stelde mijn leven nog voor nadat ik het dierbaarste had kwijtgespeeld…
Wie niet beter wist, zag een geslaagd mens omringd door dierbaren. Maar zij vergaten mij te zien zoals ik ben. Ik ben iemand anders. Toen zeker. Toen, toen mijn onvolmaaktheid me zwaarder viel dan ooit. Bang voor mezelf en mijn gedachten verdroeg ik gezelschap. Maar in feite hoopte ik in het eenzame zijn mezelf terug te voelen. Mijn zuivere ik van toen ik nog dromen kon en idealen had. Die ik die ik was voor ik concessies deed. Een ik op wie ik trots kon zijn.
Ik ben altijd een zoeker geweest. Ik wil weten en doorgronden, omdat ik het vanzelfsprekende niet kan accepteren, het geluk niet kan geloven. Zoeken en vinden gaan voor mij niet samen. Het idee te vinden, beangstigt me. Dan moet ik accepteren en geloven. Dan moet ik het leven zoals het is erkennen, het leven dat het echte leven niet kan zijn. Dus sla ik een andere weg in, op het moment dat niemand het verwacht. Op het moment dat een ander begint te oogsten. Je kunt het vluchten noemen, maar ik ben geen lafaard. Ik ben een zoeker, die zich van haar eigen tekorten bewust is. Misschien te bewust.
Eén ding zocht ik niet: de pijn. Wat anderen daar ook over menen te moeten beweren. De pijn kwam vanzelf, met het zoeken. De pijn moest ik voor lief nemen. Doodgaan. Slapen. Meer niet meer Dat. Die zekerheid. Dat vooruitzicht. Niet langer vluchten. Nooit meer tevergeefs hopen. Niet nog eens… niet nog eens die pijn. De pijn moest ophouden. Daarom… slapen. Slapen. Droomloos slapen. Dat wilde ik toen ik mezelf kwijt was. Zo kwijt…
Vandaag vijf jaar geleden overleed Yasmine. Op dezelfde dag dat ook Michael Jackson en Farrah Fawcett stierven. Julia S. West schreef dit stuk vlak naar haar overlijden.
Leave a Reply