Reken er maar op dat ik ervan geniet als de verkeerd geadresseerde brief met een mooie boog scherp als een bakplaat in de plomp valt, een zompig geluid als wanneer je met een honkbalknuppel iemands maag inslaat, en de eenden en meerkoeten, heersers van de grachten, razend als hongerige berbers vol verwachting half trappelend, half vliegend aan komen gescheerd.
Jij was de hit van de stripclub, zoals je danste in dat duistere hol waar de Fransen teveel geld betaalden en drankjes werden gemixt met goedkoop vruchtensap, jij die zo ver ging als je durfde en nog verder, net zolang tot we het glinsterende vocht tussen je benen konden zien, traag als een waterval gefilmd met een slowmotioncamera, jij die de billen spande en schudde in de gezichten van menig getrouwde man, zo ook in dat van Idriss, die gluiperige Algerijn waarmee je stiekem wat woordjes Frans wisselde en waar ik een nonchalant grapje mee maakte over jouw pretgleuf, wat je vertoornde, actrice van het perverse burleske die voor ons kronkelde als een slangenvrouw op je met kant afgezette ovalen podium.
De scherpe smaak van rum en de herinnering aan geile Sammie en haar stripteasepaal, ja, de herinnering aan jou, mijn overspelige sloerie, brengt een onrustige stijve aan het licht die de vrijheid zoekt en maakt dat ik een urinegeurrijk portiek binnenschuifel, fiets en oranje tassen als schild tegen spiedende ogen, en maakt dat ik de verlokkelijke gleuf van de brievenbus en haar borstelige binnenkant opzoek om mij door de klep heen te swaffelen, waarvan de metalen randen straffen door de schacht tot bloedens toe te schaven. Het zal niemand verbazen dat, terwijl ik zo bezig ben op een ongewone manier aan mijn gerief te komen, er zo ook wel eens iemand passeert, maar wat schetst mijn verbazing, in zoverre ik in botte lust verbazing kan opbrengen, dat blijkbaar iedereen dagelijks de postbodes in deze positie ziet, want niemand reageert, hoe net in stropdas, hoe frikkig in boord en grijs ook gepakt, en het begint me te dagen, terwijl mijn swaffelen langzaam een hoogtepunt bereikt, dat niemand, maar dan ook niemand zich tegenwoordig nog om de openbare ruimte bekommert en dat niemand het hoe dan ook iets kan schelen dat ik hier de wet overtreed, in zoverre er wetten tegen swaffelen bestaan dan wel de wetten van het goed fatsoen, en dat al zou de hele wereld in bloed en pis verdrinken, al wordt elke stap in modder en schijt gezet, niemand nog ene zier geeft om of ik wel dan niet het tapijt aan de andere kant van de deur bevuil met mijn futiel geloosde liefdeszaad. Als het doffe geluid van een binnenkamerdeur tot mij doordringt, als ik de hakken op de kale trap hoor, het klinken van de hoeven van een raspaard, als ik door het getinte glas het frêle silhouet zie van een petieterige dame, als mijn eikel bloedend en mijn ballen gevoelloos zijn als rubberen Barbapappa’s, kom ik heftig kreunend klaar, met nauwelijks genoeg tijd om zonder aarzeling en afknijpen de rits dicht te trekken, alle gevaar van dien riskerend, en vluchtig de hoek om te schichten. Terwijl ik overhemd terugdoe in mijn broek, inderdaad, een lelijk flanellen houthakkershemd met gele en zwarte vlakjes, groet ik de dame in doods ogend nerts die de delicate rook van het sigarettenpijpje volgt met een vriendelijk “weertje, hè,” waar het aarzelende kakkerige “eh, ja” op volgend mij zeker geen stijve geeft, dan wordt er ook nog een bak regen van wat ik jou zeg in de kraag van mijn grijze windjack geduwd. Door de roes van de zoveelste slok geïmporteerde Caribische warmte drukt het besef dat je me zo goed in de luren had gelegd, dat je zo geraffineerd je web had gesponnen en je pionnen op hun plaats had gezet, dat ik onmogelijk je eerste slachtoffer zou kunnen zijn geweest, laat staan je laatste.
Waarom was het dat toen goeie ouwe Napoleon zijn ambtenaren Nederlanders hun achternaam liet kiezen hij niet zorgvuldige instructies meegaf over idioten als meneer Pikhouweel die het blijkbaar een goed idee vond om zijn nageslacht op te zadelen met zo’n achterlijk klinkende familienaam die niet eens zijn beroep expliceerde, maar hoogstens verwees naar het werktuig waarmee hij waarschijnlijk het grootste deel van zijn tijd placht door te brengen? Want een naam is wat ons onderscheidt van anderen, Sammie, of Samantha, als het voor de gelegenheid mag, en als we de namen niet weten en enkel af moeten gaan op de gezichten dan is het jouwe wel degene die mij het meest opvalt, maar vanzelfsprekend niet degene waar ik nog enige vorm van vertrouwen of menselijkheid in kan lezen, terwijl je naam nog kan klinken als die van andere vrouwen uit nu en andere tijden die allen trots mogen bogen op dezelfde schone klinkers en medeklinkers als jij, verraderlijke koe.
Marcel Ozymantra (1970) publiceerde korte verhalen en gedichten in o.a. Krakatau, Deus ex Machina, Parmentier, Lava Literair, Op Ruwe Planken en trad op bij o.a. Onbederfelijk Vers, VPRO de Avonden en de Museumnacht 2009 in de Oude Kerk. Zijn debuutroman draagt de titel Aan traagheid ontkomen. Zijn blog heet Uit de ondertoon.
Free Musketeers, 2013
ISBN 9789048429493
262 p., € 18,95
Bestel op Bol.com
Leave a Reply