Volgens Roland Barthes heeft de Tour de structuur van een epische vertelling. De renners doen niet onder voor de helden die de klassieke werken bevolken, het landschap dat onderdak biedt aan de etappes draagt met zijn onherbergzaamheid bij aan het mythische.
Hoewel Roland Barthes het in De Tour de France als epos, een essay uit de bundel Mythologieën (1957), al over doping had – ‘doping geven aan een renner is even misdadig, even heiligschennend als God willen imiteren; het is God zijn privilege van de vonk ontstelen’ – heeft doping het aanzien van het wielrennen geschaad en daarmee niet alleen het epische karakter van het evenement in gevaar gebracht, maar ook veel helden hun status ontnomen.
Inmiddels is er ruimte voor nieuwe helden. Dat bewezen Bau en Lau – over ‘koosnamen’ schrijft Roland Barthes:
‘Er is in die verkorte naam van de wielrenner dat mengsel van slaafsheid, bewondering en privilege, dat het volk tot voyeur van zijn goden maakt.
Verkort wordt de naam pas werkelijk openbaar bezit en daarmee kan de intimiteit van de renner op het voetstuk van de helden worden getild. Want het werkelijke episch toneel is niet de weg, het is de tent, die openbare plaats waar de strijder zijn plannen smeedt, vanwaar hij zijn beledigingen, zijn uitdagingen en zijn confidenties de wereld inslingert. De Tour de France is vol van dat roemruchte zogenaamde privé-leven waarin de belediging en de omhelzing een rol spelen als uitvergrotingen van menselijke relaties (…)’,
(vertaling: Kees Jongenburger)
vorig jaar. En Dirk Jan Roeleven zal zijn documentaire over Argos-Shimano niet voor niets Nieuwe helden: in het hart van de Tour genoemd hebben. Maar het wielrennen en de Tour zijn er nog niet. Zij zijn hoogstens op de weg terug.
Maar het zijn niet alleen de helden die een epos tot een epos maken. De structuur doet er ook toe. Wat de Tour volgens Roland Barthes tot een epos maakt is de tweeslachtigheid die het verhaal kenmerkt:
‘De Tour heeft een dubbelzinnige moraal: ridderlijke voorschriften en grove blijken van puur winstbejag lopen door elkaar heen. Het is een moraal die niet kan of wil kiezen tussen de bewondering voor toewijding en de noodzaak van een meer empirische houding.
(…)
Dat wikken en wegen van de intelligentie tussen de zuivere moraal van het offer en de harde wet van het succes is een uiting van een uit utopisme en realisme samengestelde mentale orde, waarin naarst moderne eisen, behorend bij de wereld van het absolute concurrentieprincipe, nog resten voortleven van zeer oude ethische opvattingen van feodale of tragische aard. In die ambivalentie schuilt de essentiële betekenis van de Tour: dankzij het knappe mengsel van twee rechtvaardigingen – de idealistische en de realistische – kan de legende een fatsoenlijke en toch opwindende sluier werpen over de economische drijfveren van ons grote epos.
(…)
Ik geloof dat van alle besproken mythen de Tour het beste voorbeeld is van een totale, dus ambivalente mythe; de Tour is tegelijk een expressieve en een geprojecteerde mythe, is zowel realistisch als utopisch. De Tour biedt de Fransen expressie en bevrijding, door middel van één enkele fabel, waarin traditionele, bedrieglijke ideeën (essentialistische psychologie, strijdmoraal, de magie van elementen en krachten, de hiërarchie van de Uebermenschen en knechten) afgewisseld worden door positieve aspecten, het utopische beeld van een wereld die koppig naar verzoening streeft door het absolute transparante schouwspel van de betrekkingen tussen de mens, de mensen en de natuur. De rotte plek in de Tour is de basis, de economische motivatie, het feit dat hij uiteindelijk op winstbejag gebouwd is, waaruit ideologische drogredenen geboren worden.’
Als Roland Barthes in zijn essays het woord mythe gebruikt, bedoelt hij daar nu eens ‘een symbolisch verhaal over het mens-zijn’ mee en dan weer ‘een leugen’ of ‘een mystificatie’. Wat mij betreft zijn op de Tour – ‘het beste voorbeeld is van een totale, dus ambivalente mythe’ – al die betekenissen van toepassing.
Misschien verdient de Tour het daarom niet langer – of voorlopig niet meer – een epos genoemd te worden. Misschien dat onder de huidige omstandigheden – ‘de economische motivatie’ is dermate dominant (ook dat zag Barthes aankomen) dat de helden van weleer moeten schipperen tussen status en inkomen en druk en doping oorzaak en gevolg zijn – eerder sprake van een klaagzang.
Leave a Reply