Hoe het hoort vs. erbij willen horen
Aan het einde van Pier en oceaan kent Abel zijn bestemming:
‘Hij werd naar binnen getrokken. Het was er weer. Hij was er weer: de lange en broodmagere jongen met het kauwtje op zijn schouder. Hij was dichtbij. Abel zag hem van top tot teen, tot aan zijn te korte broekspijpen toe. Van achteren zag hij hem. De jongen roeide, met de vogel op zijn schouder, in de schemering, op een zomeravond als deze.
(…)
Dit was het. Dit was het begin. Een ondergang. Een dood. Hij werd onrustig, alsof hij aan het werk moest, en stond op.’
Abel zal schrijven. Abel zal schrijven, zoals Oek de Jong over Abel schrijft. Met dezelfde precisie zal hij opschrijven wat hij van binnen ziet. Dat is niet zo vreemd, want Abel en Oebele (Oek) zijn dezelfde. Als niet letterlijk dan toch figuurlijk.
Pier en oceaan eindigt bij Abel, van wie Oek de Jong zelf zegt dat hij de hoofdpersoon is. In dat geval is Pier en oceaan een familiesaga die drie generaties beslaat. In Abel komen de genen van de families Roorda – vaderszijde: geworteld in het Friese veen – en Houttuyn – moederszijde: stadse Amsterdammers – samen. Terwijl de oudste generatie honkvast is – en vanuit die positie het nageslacht schrik aanjaagt, dat wordt tijdens bezoekjes en logeerpartijen steeds opnieuw bevestigd – volgt het gezin waarin Abel opgroeit de vader van standplaats naar standplaats, en strijkt eerst neer in Friesland en daarna in Zeeland, waar het grootste deel van Pier en oceaan zich afspeelt.
Abel, buitenstaander met een lui oog, groeit op en moet zich leren verhouden tot alles en iedereen. Dat proces beschrijft Oek de Jong. Abel ontworstelt zich langzaam maar zeker aan de greep van het (ouderlijk) gezag, om voordat hij definitief kiest eerst nog verstrikt te raken in de hooggespannen verwachtingen die gepaard gaan met wat vrijheid wordt genoemd.
Pier en oceaan is een precieze maar onnadrukkelijke roman. Oek de Jong beklemtoont de stadia van ontwikkeling – van Abel en de samenleving – niet. Stilzwijgend gehoorzamen gaat over in tegenspreken, verzet in negeren en experimenteren. Of het nu om zondagse uitjes in gezinsverband, zwemmen in het Sas, respect voor de oudere generatie, het aangaan en verbreken van vriendschappen en relaties of het toekomstperspectief gaat, alles wordt anders.
Door de nauwkeurige beschrijvingen – waarvoor Oek de Jong niet alleen op zijn eigen geheugen vertrouwde maar ook gebruik maakte van op de foto vastgelegde tijdsbeelden – oogt, ruikt en klinkt alles in Pier en oceaanauthentiek en levensecht. Er gebeurt veel maar eigenlijk niets uitzonderlijks, er wordt geleefd op een breukvlak van opvattingen.
Hoewel Abel onmiskenbaar het kind van zijn ouders is, is hij meer dan dat een kind van zijn tijd. Hij verpersoonlijkt de botsing tussen oude en nieuwe normen en waarden waardoor er definitief een kloof tussen generaties ontstaat. Werd het handelen van zijn ouders en grootouders nog bepaald door hoe het hoorde en de veroordelende blikken van de omgeving, Abels generatie – hij is van 1952 – breekt met dat adagium. Schaamte is niet langer de overheersende emotie. Onderdanigheid niet langer de grondhouding.
Voor mij is Pier en oceaan geen familiegeschiedenis, maar een roman over een veranderende samenleving. In mijn beleving zijn de eerste honderd bladzijden van de roman dan ook meer dan de opmaat naar de geboorte van Abel. Die eerste honderd bladzijden gaan over Dina Houttuyn, de moeder van Abel. Zij zondigt in twee opzichten tegen hoe het toen nog hoorde. Ze wordt verliefd op een vrouw en zwanger – van Abel – voordat ze getrouwd is met Lieuwe Roorda. Ze straft zichzelf – door haar gevoelens voor Elena uit de weg te gaan; wordt gestraft – ze moet samen met Lieuwe op de knieën en schuld bekennen; worstelt, maar overtuigt zichzelf er uiteindelijk van dat zij op aarde is om te dienen, maar dat zij zichzelf veel ontzegt, blijft het een leven lang knagen. De stille kracht van Pier en oceaan is dat onvervulde leven van Dina Houttuyn.
Die eerste honderd bladzijden verschenen twee jaar geleden onder de titelProloog 52 als nieuwjaarsgeschenk van de uitgever. Het is een novelle die bestaansrecht heeft.
Overigens worstelt ook Abels vader. Hij maakt carrière in het onderwijs en elke promotie levert meer aanzien en middelen op. En dus blijven aantekeningen die een boek zouden kunnen worden in de la liggen. En dus geeft hij niet toe aan een verliefdheid. Zijn huwelijk wordt er door al dat stugge doorzetten niet beter op, en hij niet gelukkiger.
Het is lang onzeker of Abel anders dan zijn ouders wel zijn hart zal volgen. Met de keuze voor Irma Wisse – de zus van een vriend – lijkt zijn lot bezegeld: hij zal letterlijk en figuurlijk nooit loskomen uit de Zeeuwse klei. De zelfmoord van een leeftijdgenoot, een bezoek aan Gent in gezelschap van zijn vader en een onaangenaam heerschap, dubieuze vriendschappen, de hernieuwde kennismaking met zijn oom Gregoor, het zijn gebeurtenissen die hem de ogen openen. Hij weet weerstand te bieden tegen het verlangen ergens bij te horen en kiest uiteindelijk voor Digna en voor het schrijven.
De roman van Oek de Jong dankt zijn naam aan een serie schilderijen van Piet Mondriaan, die de overgang naar zijn abstracte werk markeren. In Domburg zag de schilder kijkend naar de golfbrekers en de zee structuren. Ook Abel dankt nieuwe inzichten aan de zee – na sloot, meer en kanaal de overtreffende trap van het water dat in deze roman meer dan een symbolische betekenis heeft.
Zoals er lang naar Hokwerda’s kind, de vorige roman van Oek de Jong, werd uitgekeken, zo werd er nu, tien jaar later, uitgekeken naar Pier en oceaan. En opnieuw moest het langverwachte boek de naam van magnum opus waarmaken. Wat mij betreft is Oek de Jong met Pier en oceaan nu beter in geslaagd dan toen met Hokwerda’s kind.
Deze recensie staat ook op De Contrabas.
Leave a Reply