‘Volgens mijn vrienden is mijn dilemma: moet ik een middel vinden om door slapeloze nachten heen te komen, of een recept om de slaap naar me toe te lokken.’
Dat zeg ik niet. Dat schrijft Lewis Carroll in Wakker liggen: ontspanning voor de slapeloze uren (vertaling: Willem Wilmink). Hij schrijft dat in het hoofdstuk Peluwproblemen onder het kopje Kalmeringscalculaties.
Ik kocht Wakker liggen: ontspanning voor de slapeloze uren nog niet zo lang geleden voor het geval dat (me even niet realiserend dat Lewis Carroll een knobbel had waar bij mij een kuiltje zit).
‘In werkelijkheid is mijn dilemma: gegeven dat het hoofd zo wakker is, dat wat ik ook doe, ik zeker weet dat ik nog minstens een uur wakker blijf, dan heb ik te kiezen tussen twee zaken, namelijk me onderwerpen aan de vruchteloze zelfkwelling van een eindeloos getob over iets dat me dwars zit, ofwel me bezighouden met een onderwerp dat me genoeg in beslag neemt om het getob op afstand te houden. Een wiskundig probleem is zo’n onderwerp voor mij. En het is een zegen, zelfs al maakt het de tijd dat ik wakker ben wat langer. Ik geloof dat een uur rekenen veel beter voor me is dan een half uur piekeren.’
Bij zijn tweede rekenprobleem dat over oorlogsveteranen gaat, zit ik al met een mond vol tanden:
‘Als 70% een oog kwijt is, 75% een oor, 80% een arm en 85% een been, wat is dan het minimale percentage dat een oog én een oor én een arm én een been kwijt is?’
Ik zal met niet achter een enerverende dag en een verloren wedstrijd verschuilen: ik heb geen idee hoe ik dit probleem aan moet pakken, dus ik blader linea recta door naar de oplossingen:
‘Tien. Als we de verminkingen optellen, krijgen we 70 + 75 + 80 + 85 = 310, op de 100 man. Dat is 3 per persoon, en 4 voor 10 personen. Daarom is het percentage tenminste 10.’
Daarna heb ik nog tot het licht werd wakker gelegen zonder de oplossing te doorgronden.
Als ik de volgende keer wakker lig en weet dat het nog uren kan duren voor ik in slaap val, pak ik het weer op mijn manier aan. De volgende keer ga ik gewoon weer lekker liggen lezen, ook al is de kans dan groot dat ik al lezend de slaap voorbij raak.
(En toch is het raar dat ik wel goed ben lezen ben en niet in wiskunde, want onderzoek door wetenschappers van de University of Oxford and King’s College London heeft uitgewezen dat de aanleg voor lezen en rekenen deels in dezelfde genen zit. Gelukkig relativeert hoofdonderzoeker Robert Plomin de resultaten onmiddellijk: ‘Onze studie wijst niet op specifieke genen voor leesvaardigheid of rekenvaardigheid, maar suggereert dat de genetische invloed op eigenschappen als het leervermogen van mensen wordt bepaald door vele genen die allemaal een zeer kleine invloed hebben.’ Anders zou ik ook nog een slapeloze dag hebben.)
Leave a Reply