Pas toen er ophef ontstond over een verdwenen bankje – waardoor lezers een ultieme herbeleving van het boek onthouden werd – hoorde ik voor het eerst over de roman The Fault in Our Stars van John Green. Lezers die van overal naar Amsterdam gekomen waren, zochten tevergeefs naar het bankje. Op de plek waar het zou moeten staan – John Green situeerde een sleutelscène op een bankje op de Leidsegracht – vonden ze het niet.
De stad snapte het belang van het bankje en zorgde er voor dat er snel weer een bankje stond op die plek. Lezers kunnen nu weer foto’s van zichzelf maken, zodat ze thuis kunnen laten zien dat ze er echt gezeten hebben.
Ik snap dat literaire toerisme wel. Een paar geleden zat ik zelf te kleumen op een bankje in een park. Eigenlijk zat ik te kleumen op een bankje in de speeltuin in een uithoek van een park. Terwijl ik daar zat, vroeg ik mij af of ik op hét bankje zat.
‘L’action se situe dans un square, l’après-midi, dans un coin où il ne passe personne. Cris d’enfant de temps à autre.’
Ik heb het meest afgelegen bankje gekozen, maar wel zo dat ik de kinderen nog kan zien. Door de kinderen zit ik hier. Zij mochten kiezen. Zij wilden naar de speeltuin.
Als dit het bankje is, speelde hier het kind dat zei:
‘Ik heb honger.’
Het kind zei het tegen niemand in het bijzonder, maar het bood de man op het bankje de gelegenheid het woord te richten tot het meisje naast hem:
‘Hij heeft gelijk, het is tijd voor een tussendoortje.’
Het meisje lacht hem vriendelijk toe.
‘Ik geloof dat het inderdaad niet lang meer duurt voor het half vijf is.’
Ze zegt het ook: ‘en effet’. Dat zegt het jongetje dat vandaag zo graag naar de speeltuin wilde ook vaak. Zo klein als hij is. Als hij mij wil overtuigen lardeert hij zijn zinnen met ‘en effet’. Zo vaak en zo vol overtuiging dat hij buiten adem raakt.
De man complimenteert haar:
‘Het is een lief kind.’
Ze staat op om het kind dat ergens is twee boterhammen te brengen die ze uit het mandje dat naast haar op de bank staat heeft gehaald.
Als ze terugkomt, zegt ze:
‘Hij is niet van mij.’
Ze gaat zitten en zwijgt. Dan:
‘Hij zou van mij kunnen zijn, ze denken vaak dat hij van mij is. Maar nee, de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen: hij heeft niets met mij te maken.’
De man lacht en zegt:
‘Ik begrijp het. Ik heb er ook geen.’
En dan ontstaat er een gesprek. Iets dat lijkt op een gesprek. In de conversatie tussen de man en het meisje ligt de hele wereld en de essentie van het menselijk bestaan besloten. Zo zag Marguerite Duras het. Dat was wat ze met Le square wilde zeggen:
‘Un homme, une femme, dans un square.
Rien de plus. Et tout y est. L’humanité entière, dans son dénuement,, ses silences, ses espoir, sa volonté d’être, sa douleur de vivre.’
Meer dan een man en een meisje in een park – ‘un square’ is eigenlijk een park met plantsoen is, maar voor de kinderen is ‘le square’ de speeltuin. Daarom zijn we hier – heeft Duras niet nodig om tot in de kern van het menselijk bestaan door te dringen.
Buiten de omheining van ‘le square’ ligt Le jardin de Luxembourg. Daar zou ik willen wandelen. Zo vaak ben ik niet in deze stad. Maar de kinderen – ze zijn niet van mij – zijn nog te klein om te begrijpen dat wie van ver naar Parijs komt, niet komt voor de speeltuin.
Leave a Reply