HANTA

Literatuur en meer

  • Home
  • Over Hanta
  • Contact
  • Privacy statement
  • Columns
  • Recensies
  • Beschouwingen
  • Blog
  • Meer
    • Liliane leest
    • Kettinglezen & rijgschrijven
    • Mediamoment
    • Sportzomers en -winters!
    • Zomergasten
    • Thuisblijfreizen
    • Bouke’s blues
    • Proza
    • Poëzie
You are here: Home / Alles / (non-)fictie / recensies / non-fictierecensies / Recensie: Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België – Els Snick

Recensie: Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België – Els Snick

14/07/2014 by Liliane Waanders Leave a Comment

Drinken was bijzaak, het ging om het netwerken

Toen nog niet zo lang geleden herdacht werd dat Joseph Roth vijfenzeventig jaar dood was, werd in café Scheltema een bordje onthuld om te laten zien dat hij daar wel eens wat innam. Daarmee werd voor de derde keer een plek gemarkeerd waar Joseph Roth regelmatig kwam. Al eerder werd in café De Engelse Reet in de Begijnensteeg een bordje opgehangen om te memoreren dat Joseph Roth daar ‘stamgast tijdens het interbellum’ was. En ook op Warmoesstraat 24 bewijst een bordje dat hij daar was.

Bij Scheltema en De Engelse Reet moet je naar binnen om de bordjes te bekijken. Dat hoeft op Warmoesstraat 24 niet. Op dat adres was Hotel Eden gevestigd. Nu zit er een coffeeshop (misschien dat het bordje daarom aan de gevel bevestigd is: drugs hebben nog altijd een slechter imago dan drank).

‘Dit kleine miezerige hotel, een rendez-voushotel’, zo betitelt Joseph Roth in een brief aan Blanche Gidon Hotel Eden (de brief, in het hotel geschreven op 8 mei 1936, is opgenomen in Hotelmens: reportages en brieven). In een noot relativeert Els Snick de klaagzang van Joseph Roth: ‘Hotel Eden was helemaal niet zo armzalig als hier wordt beschreven. Roth bleef er vele maanden wonen en kon het met de eigenaars en vooral met de chef de réception bijzonder goed vinden’.

In Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België lees ik dat die chef de réception zijn vertrouwen beschaamde. Volgens Els Snick gaf Roth de chef de réception een aanzienlijk bedrag in bewaring, royalties die hij van zijn Amerikaanse uitgever had ontvangen, waarna de chef de réception spoorloos verdween. Hoewel er ook bij dit verhaal van Joseph Roth kanttekeningen te plaatsen zijn – Joseph Roth fabuleerde ook als dat geen literair doel diende – houdt Els Snick het op diefstal. ‘Roth wilde na de diefstal zo snel mogelijk uit Amsterdam weg en vertrok naar Parijs. Hij was niet alleen geschokt door het bedrog van zijn vriend, maar als vreemdeling was het verboden om zonder het bedrog in Nederland te verblijven.’

Das bin ich wirklich, böse, besoffen, aber gescheit. Hier schreef JOSEPH ROTH In ballingschap in Amsterdam, 1 1936Na het lezen van Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België is het me duidelijk geworden dat er voor het Joseph Roth Genootschap nog veel werk aan de winkel is voordat het alle plaatsen waar Roth kwam van een plaquette voorzien zijn.  Roth kwam ook in De Pool, Reynders, De Kring en het Noord-Zuid-Hollandsch Koffiehuis om nog maar een paar namen te noemen.

Maar het zou te makkelijk zijn om Joseph Roth hoewel hij alcoholist was vast te pinnen op zijn drinken. Drinken deed hij zelden in zijn eentje: drinken was voor hem een vorm van contacten onderhouden. Joseph Roth was een formidabel netwerker. Daar gaat Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België eigenlijk over (hoewel Els Snick ook uitgebreid ingaat op het leven en (de totstandkoming van en waardering voor) het werk van Joseph Roth.

Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België is een bewerking van het proefschrift dat Els Snick. In Joseph Roth in den Niederlanden und Flandern. Vermittlung, Vernetzung und Orchestrierung eines vielseitigen Autors im niederländischsprachigen Kontext 1924-1940 onderzoekt zij hoe Joseph Roth zich onder de gegeven politieke en persoonlijke omstandigheden (hij droeg zorg voor zijn zieke vrouw, maar onderhield ook de gezinnen van vriendinnen) – staande wist te houden.

Anders dan in België waren schrijvers uit Duitsland in Nederland van harte welkom. Maar het feit dat elk ‘emigrantenboek’ ‘tot een soort meesterwerk geproclameerd wordt’ schoot onder andere Menno ter Braak in het verkeerde keelgat. In het artikel Het emigrantencomplex schreef hij onder andere:

‘het spreekt vanzelf dat daardoor van een werkelijk onbevangen kritiek, zoals die ook onder gelijkgezinden en zelfs vrienden mogelijk kan zijn, geen sprake meer is. Ik zou dit verschijnsel het “emigrantencomplex” willen noemen, omdat het natuurlijk psychologisch verklaarbaar is als een poging tot een eerherstel tegenover het buitenland, waarvan men de gastvrijheid geniet.’

Waar eens Hotel Eden wasEls Snick daarover:

‘Ter Braaks aansporing om emigrantenromans met dezelfde criteria als andere werken te beoordelen, en op die manier de geloofwaardigheid van de literaire kritiek te verzekeren, werd hem niet in dank afgenomen. Het verdedigen van de goede zaak van de exilliteratuur en tegelijk objectief blijven in het beoordelen van de romans was een moeilijke evenwichtsoefening waarmee de komende jaren alle critici, ook Ter Braak zelf, zouden blijven worstelen.’

Los van waardering voor geleverde prestaties kon Joseph Roth dus rekenen op goodwill. Maar hij maakte ook misbruik van de situatie. Hoewel Els Snick een groot liefhebber is van het werk van Joseph Roth spaart zij de schrijver in Waar het me slecht gaat is mijn vaderland niet. Roth die in Nederland onderdak vond bij meerdere uitgevers die geïnteresseerd waren in emigrantenliteratuur, probeerde potentiële opdrachtgevers tegen elkaar uit te spelen en schroomde niet om steeds opnieuw voorschotten te vragen ook als hij niet op tijd leverde wat hij toegezegd had. Hij was zich er terdege van bewust dat hij een gerenommeerd journalist/auteur was en daarmee interessant voor uitgevers. Hij dreef zijn opdrachtgevers/beschermheren regelmatig tot wanhoop, en bracht sommigen van hen door het niet op tijd nakomen van aangegane verplichtingen in financiële problemen.

Dat Joseph Roth ondanks zijn harde werken – hij schreef veel, en veel vaker in afzondering dan zijn reputatie als stamgast doet vermoeden (hij ging zelfs zover dat hij om schrijftijd te winnen een ander zijn boeken liet signeren: ‘Ik kreeg de laatste tijd zoveel verzoeken van allerlei mensen om opdrachten in hun boeken te schrijven, dat ik als ik dit alles persoonlijk moest doen, er wel de gehele dag voor nodig zou hebben. Ik liet dit werk wel eens door mijn secretaris doen. Hierdoor […] kreeg de chef de réception nog grotere vaardigheid in het schrijven van mijn handtekening. Van die vaardigheid en het grote vertrouwen heeft de man helaas misbruik gemaakt’ – regelmatig de deur uit ging, was dus vanwege het netwerken. Dat netwerken kwam hem journalistiek goed van pas – zonder bronnen vaart geen enkele journalist wel -, maar leverde hem ook privé het nodige op.

Uit Waar het me slecht gaat is mijn vaderland blijkt dat Joseph Roth zonder schaamte teerde op de portemonnee (en soms zelfs op de ideeën) van anderen, en daarbij vrienden niet ontzag (hij deed bijvoorbeeld veelvuldig een beroep op Stefan Zweig). Maar Els Snick laat ook zien hoe het uitgeefbedrijf (eigenlijk de hele literaire sector) in het interbellum werkte.

Warmoesstraat 24Ik vond wat Antonie Kroonenberg– directeur van boekhandel Allert de Lange aan het Damrak, maar ook belast met de dagelijkse leiding van de uitgeverij met dezelfde naam (één van Joseph Roths uitgevers) – onthouden heeft over een samenzijn na afloop van een lezing die Joseph Roth hield in een bovenzaaltje van de boekhandel in dat verband tekenend:

‘Na afloop gingen we naar Reynders op het Leidseplein. Een gezelschap van dertig personen om een grote tafel. Auteurs, o.a. Maurits Dekker, Deense en Nederlandse journalisten. De discussies gingen onder meer over het beroep van uitgever. Men was het roerend met elkaar eens. Uitgevers moesten verdwijnen, daarmee verdween de uitbuiting van arme schrijvers. De auteurs zouden zelf wel coöperatief uitgeven en d ongehoorde winsten van uitgevers waren voorbij… Alle ogen waren gericht op het orakel Joseph Roth. Hij sprak vier woorden: “Wer gibt mir Vorschüsse?”.’

In zekere zin verkeerde de sector toen in dezelfde impasse als nu, al zijn het wezenlijk andere tijden.

Wat Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België tot een geslaagde inleiding op het werk van Joseph Roth maakt, is dat het van alles een beetje is. Op basis van een beetje biografie en historie (Els Snick baseerde zich op bronnen waarvan de literaire waarde niet op voorhand vaststond), een toelichting op zijn oeuvre en op de ontvangst ervan, een inkijkje in de kringen waarin hij verkeerde en de manier waarop hij werkte ontstaat het beeld van tragische figuur die ondanks veel bleef schrijven, en er in slaagde om vaak ook nog de kwaliteit te leveren die men van hem gewend was.

Els Snick slaagde er in om afstand te nemen van haar proefschrift. Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België heeft de potentie om een groot publiek van potentiële belangstellenden te bereiken.

Misschien ook interessant:

  1. Recensie: De blonde neger en andere portretten – Joseph Roth
  2. De legende van de heilige drinker: Rutger Hauer die Andreas Kartak speelt die op Joseph Roth lijkt
  3. Recensie: Koning Eenoog: een emigrantenverhaal. Leven en werk van Henk van Woerden – Toef Jaeger
  4. Joseph Roth in Deauville, Trouville en Oostende

Filed Under: non-fictierecensies Tagged With: Amsterdam, De Engelse Reet, drank, Els Snick, Hotel Eden, Joseph Roth, Joseph Roth in den Niederlanden und Flandern. Vermittlung, literaire bedrijf, netwerken, Scheltema, schrijver, uitgevers, Vernetzung und Orchestrierung eines vielseitigen Autors im niederländischsprachigen Kontext 1924-1940, Waar het me slecht gaat is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België

Leave a Reply Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Zoeken

  • Facebook
  • RSS
  • Twitter

Nieuwste berichten

  • Andere tijden
  • Het Tapijt van Floris ende Blancefloer
  • Ann(e) Hathaway (Shakespeare’s wife): leven tussen feit en fictie
  • ‘Geen plagiaat, maar een teken van verbondenheid’*
  • Schrijvers aan talkshowtafels

Spotlight

Auteurs

  • Liliane Waanders

Meest gelezen deze week

Tags

Adriaan van Dis Arnon Grunberg beeldende kunst boek boeken boekenweek Cees Nooteboom column De wereld draait door dood dwdd film fotografie gedicht Ilja Leonard Pfeijffer Jan Brokken journalistiek K.Schippers kunst lezen literatuur Louise O. Fresco Marguerite Duras muziek Oek de Jong Olympische Spelen Poetry International poëzie recensie roman Rotterdam schrijven sportzomer sportzomer 2012 sportzomer 2013 sportzomer 2014 stoïcijn tennissen Tour de France vertalen Virginia Woolf voetballen wielrennen William Shakespeare zomergasten

Zoeken

Volg Hanta

  • Facebook
  • RSS
  • Twitter

Hoofdmenu

  • Home
  • Over Hanta
  • Columns en beschouwingen
  • Recensies
  • Beschouwingen
  • Meer
  • Contact
  • Privacy statement

Rubrieken

  • Liliane leest
  • Kettinglezen & rijgschrijven
  • Mediamoment
  • Sportzomers en -winters!
  • Zomergasten
  • Thuisblijfreizen
  • Bouke’s blues
  • Proza
  • Poëzie

Net binnen

  • Andere tijden
  • Het Tapijt van Floris ende Blancefloer
  • Ann(e) Hathaway (Shakespeare’s wife): leven tussen feit en fictie

Archief

Auteurs

  • Liliane Waanders

Copyright © 2021 · News Pro Theme on Genesis Framework · WordPress · Log in

Hanta gebruikt cookies. Omdat een blog runnen zonder nou eenmaal niet kan. Wilt u geen cookies, zie dan de instructies hier: Meer over cookies Ok, ik snap het
Privacy & Cookies
Necessary Always Enabled