Elk jaar staat het Rembrandthuis in Amsterdam stil bij de verjaardag van Rembrandt. Rembrandt was jarig op 15 juli. Vandaag zou hij 408 geworden zijn.
Acht jaar geleden – toen het dus vierhonderd jaar geleden was dat hij het levenslicht zag – organiseerde het Rijksmuseum een tentoonstelling: Alle schilderijen van Rembrandt in het Rijksmuseum. Samen met Poetry International en NRC Handelsblad deed het museum bovendien Lyrisch van Rembrandt: twintig gedichten naar de oude meester verschijnen.
Eén van de dichters is Anneke Brassinga. In taal die naar de taal van toen neigt, dichtte zij over het schilderij van haar keuze Isaak en Rebekka, beter bekend als Het joodse bruidje.
‘Ik heb het rood van’t joodse bruidje lief’
…het broderietje kruip ik over, ’t kuise
blozende vergood ik, schroomvol ruisende
de rode gewaden als bijna-dode wingerdbladen
om haar heen, een ruif is zij mijn haverkist,
mijn stoof van suikering, de kozende struise,
een struikje broos, ik heb mijn hand op dit
broodje gelegd – de ruiker van haar konen
rozen, zij is het blote fruit aan mij geopend,
ruigte van het toegedane, schoon ontluiken
in hoofs genegenzijn, o vroom beschuitje,
boterschaapje, vlam van dromerig verpozen en
de roze handen, roomsoezige blankte schuilend
onder inkarnate korenschoof van ’t grootse
bruidje, en ik gouden man heb lief dit alleen
aan de dood te verliezene, glorende duifje.
(met dank aan Pierre Kemp)
Een gedicht dat veel en tegelijk niets aan de verbeelding overlaat. Isaak geniet volop van wat hem te wachten staat.
Voor Anneke Brassinga zijn de man en de vrouw op het schilderij geliefden. Bert Natter denkt daar anders over. Toen hij research deed voor Rembrandt, mijn vader stuitte hij op aanwijzingen dat het niet om verliefde mensen gaat, maar om een vader en zijn dochter. Hij zette zijn ideeën uiteen in het artikel Het Joodse bruidje : de vroegst bekende duiding opnieuw bekeken (Bulletin van het Rijksmuseum, 54 (2006), p. 162-181).
Sandra Smallenburg in een artikel – Is joodse bruidje de dochter van Jefta? – in de NRC:
‘Journalist Bert Natter komt nu met een andere lezing. Volgens hem zijn er geen echtelieden afgebeeld maar een vader – de bijbelse veldheer Jefta – en zijn dochter. Dus geen verliefde mensen, maar een man die afscheid neemt van zijn enig kind. In het bijbelverhaal uit Richteren doet Jefta de belofte aan God dat hij na een gewonnen oorlog het eerste wezen dat hem bij zijn thuiskomst tegemoetkomt zal offeren.’
Dat eerste wezen was zijn dochter. Eenmaal op een spoor gezet, zocht Bert Natter verder:
‘Tot zijn verbazing vond de auteur een veilingcatalogus uit 1828 waarin het schilderij door een Engelse kunsthandelaar werd aangeduid als Jephtah and his daughter. “Ik vond het ongelofelijk dat die bron nooit eerder door kunsthistorici was aangehaald.” ’
(In zijn roman Hoe staat het met de liefde? laat Bert Natter personages zijn ideeën denken.)
Het Rijksmuseum was niet zo onder de indruk dat zij stante pede het tekstbordje bij het schilderij aanpasten, anderen vinden zijn argumenten krachtig genoeg om bij stil te staan. Prominente kunstkenners omdat ze vinden dat je alles in overweging moet nemen. Inge den Oudsten – studente Museumstudies aan de UvA, gaat verder. Zij laat zich, zo blijkt uit een stuk op haar blog door Bert Natter overtuigen.
In het kader van Art is Therapy hangt bij Het joodse bruidje een tekst van Alain de Botton en John Armstrong:
‘De warmte en rust die ze uitstralen in hun liefde voor elkaar, naar onze huidige maatstaven, niet bijzonder aantrekkelijk of verfijnd uitgebeeld. Toch brengt het werk veel teweeg en kan het zelfs diep ontroeren. Hoe schitterend het schilderij ook is, het roept ambivalente gevoelens op. We zijn er verrukt van, maar tegelijkertijd maakt het ons droevig. Wij kunnen de schoonheid van dit schilderij niet naleven. We zijn te vaak gemeen, nors, agressief geweest tegen degene van wie we houden, of we verzuchten dat we maar zo weinig loyale, tedere liefde gekend hebben. Rembrandt werpt pijnlijk nauwkeurig licht op ons gebrek: wij hebben op geen stukken na genoeg liefde in ons leven.
De smeltende blik van een verliefd mens is zuiverder dan de publieke opinie. In het algemeen zien we maar weinig redenen waarom we iemands liefde verdienen: we zijn te bescheiden, zien er gewoontjes uit, voelen ons een grijze muis. Toch kunnen en mogen we niet ontkennen dat we ernaar verlangen om, in de ogen van een ander, mooi en lief gevonden te worden.’
Ook zij volgen de officiële lezing: dat het om geliefden gaat. Daarom is Het joodse bruidje voor De Botton en Armstrong de plek om deze kwalen aan de orde te stellen:
‘Mijn problemen zijn ongeduld, egoïsme, onvriendelijkheid. Ik neem mijn partner maar zelden in mijn armen.’
Maar stel nou dat Bert Natter gelijk heeft. Dat het geen geliefden maar een vader en een dochter zijn…
Laten we het erop houden dat Anneke Brassinga, Alain de Botton en John Armstrong dan iets anders geschreven zouden hebben.
Leave a Reply