Ergens tussen 19 oktober 2004 en 31 januari 2005 zag ik in Parijs, in het Centre Pompidou, de tentoonstelling Thierry De Cordier: un homme, une maison et un paysage. Hoe zwartgallig zijn werk ook oogde, ik zag er de diepe verbondenheid in tussen een mens met de plek waar hij geworteld is.
Ik was zo onder de indruk van wat ik zag dat ik overwoog de catalogus te kopen. Even liet ik de twijfel regeren, toen hakte ik de knoop door. Dat ik de catalogus cadeau kon doen aan mijn gastvrouw die ook heel goed naar de tekeningen gekeken had, gaf de doorslag. Natuurlijk kreeg ik al heel snel spijt dat ik niet ook een exemplaar voor mezelf gekocht had.
Toen jaren later grote schoonmaak gehouden werd in haar boekenkast – er bestaan mensen die wel makkelijk afstand kunnen doen van boeken, ook als die boeken betekenisvol zijn (geweest) – ontfermde ik me over de catalogus. Dat zij vergeten scheen te zijn dat ze Thierry De Cordier Dessins / Drawings van mij gekregen had, nam ik haar maar heel even kwalijk.
Voor iemand die lang in Oostende woonde zijn zijn landschappen opmerkelijk lichtloos, maar Thierry De Cordier tekende dan ook niet wat hij om zich heen zag:
‘Man, House, and Landscape are the three themes of the exhibition that the artist has designed for the Centre Pompidou’s Galerie d’art graphique. The man is always de same, the house too, and the landscape barely changes whether he is depicting the Flemish flatlands or the gently sloping valleys in the Bourbonnais. In this final analysis, all of this constitutes more of a mindscape than a reflection of some sort of tangible reality’,
constateert ook Jonas Storsve in het inleidende essay The Peregrinations of Th. De C. (vertaling: Gila Walker).
Toen had ik geen begeleidende teksten nodig. Voor zover er woorden nodig waren, kriebelde De Cordier die zelf wel ergens op een vel. Ik kon niet alles ontcijferen, maar werd daardoor wel gedwongen om steeds een ander landschap te zien in wat ogenschijnlijk dezelfde streek leek.
‘Thierry De Cordier was dus de eerste exposant in het SMAK. Jan Florizoone schrijft in De Standaard van 6 januari 2000 een merkwaardig stuk over deze unieke kunstenaar. Jan Hoet had een meesterlijke gok gedaan door juist hem, als eerste, gastvrijheid te verlenen. “Thierry De Cordier woont in een mysterieus landelijk gebied, genoemd Schorisse. ’s Morgens, als hij opstaat, maakt hij de kachel aan en gaat naar buiten om naar de wolkjes te kijken die opstijgen uit de schoorsteen. Dat stemt hij zo tevreden dat hij maar beslist om buiten te blijven.”
Florizoone vertelt dat De Cordier zich op zijn best voelt als hij doelloos kan rondtrekken en de natuur kan observeren, als hij opmerkt hoe een grauwe hemel Vlaanderen monochroom kleurt, hoe hij geobsedeerd kijkt naar het gedrag van een regenworm en zichzelf erin herkent, hoe hij in de verte grote schaamlippen in een hoop aarde ontwaart.’
Dat lees ik in De luchtkunstenaar: Jan Hoet waarin Jan Haerynck curator/museumdirecteur Jan Hoet portretteert door het over twaalf tentoonstellingen te hebben die Hoet samenstelde. Hij laat Jan Hoet aan het woord, maar ook kunstenaars en collega’s.
De naam Thierry De Cordier valt vaak in De luchtkunstenaar (dat was de reden om de catalogus open te slaan).
Volgens Leo de Haes was Jan Hoet de ontdekker van Thierry De Cordier. Leo de Haes dacht ook dat de solotentoonstelling in het S.M.A.K. (zo schrijven ze het zelf) De Cordier zou opstoten in de vaart der volkeren:
‘Toen dacht ik: dit wordt de werelddoorbraak van De Cordier! Hij is in kleine kring er geliefd, maar de massa kent hem niet. Doodjammer. Hij is ook zo kritisch op zijn werk. Misschien is dat nu een nadeel, maar later een voordeel. Voor mij is het duidelijk dat hij momenteel tot de top-tien van de wereld behoort, en dat zeg ik zonder emotie want pathos is me volkomen vreemd. Die tentoonstelling van Thierry De Cordier staat nog steeds in het geheugen van iedere bezoeker gegrift.’
Het S.M.A.K. in Gent opende in 1999 – nadat Jan Hoet heel lang geijverd had voor museum voor moderne/actuele kunst, hij had lang genoegen moeten nemen met een vleugel in het Museum voor Schone Kunsten – dus misschien was de tentoonstelling die vier jaar later ik Parijs zag wel het gevolg van de aandacht die Thierry De Cordier sindsdien ten deel gevallen was.
Op de website van S.M.A.K. staat over Thierry De Cordier onder andere dit:
‘Zoals Petrarca de Mont Ventoux beklom en vanop dat verheven standpunt een ander, en helder beeld kreeg van de wereld, zo houdt Thierry De Cordier zich op aan de rand der dingen. En vanuit het besef dat de mens een “gebrek” is, ontwikkelt hij voor zichzelf een wereldvoorstelling, een soort éénpersoonsdoctrine. Hij creëert vanuit een soort onvrede met wat hij is, en hij wil steeds ontsnappen aan wat hij wordt of tot wat hij verwordt.’
Het zwart in zijn tekeningen komt overeen met zijn pessimistische kijk. Toch werd ik toen in het Centre Pompidou niet somber van zijn werk. Integendeel.
Leave a Reply