In 2010 reisde P.F. Thomése samen met Antoine Bodar, Rosita Steenbeek en Jan Siebelink op uitnodiging door Israël en de Palestijnse gebieden. Ze deden tijdens de georganiseerde reis ook Gaza aan.
‘Een dagje Gaza was ooit een dagje naar het strand. Zand, zee, zon. Een mondaine badplaats en zeehaven. La Méditerranée. Op de boulevard flaneren vakantiegangers onder hun parasols terwijl in de verte de eerste vissersschepen alweer terugkeren met hun vangst. Die heerlijke zonovergoten stad, waar palmen je de schijn van koelte toewuiven, is in geen toeristenfolder meer terug te vinden. Aden kun je er allang niet meer en varen evenmin.
Tegenwoordig is de Gaza Strip, zoals de internationale naam luidt, door de Israëlische bezettingsmacht hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Wie erin zit kan er niet meer uit. Ratten in een val. Anderhalf miljoen ratten in een gebied van tien bij veertig kilometer. Een van de dichtstbevolkte stukjes aarde.’
P.F. Thomése beschrijft heel nauwkeurig, maar wel met een ondertoon van ongeloof – alsof hij in een andere, een surreële wereld is beland – hoe het gezelschap onderworpen wordt aan de daar geldende ‘veiligheidsmaatregelen’ om daarna langs strategische punten te worden geleid. Een van die doelen is een schoolklas.
‘We worden nerveus opgewacht door een welkomstcomité dat ons bezoek zorgvuldig blijkt te hebben voorbereid. Kom mee, snel, ze zitten al te wachten. Twee gehoofddoekte VN-juffen gaan ons ongeduldig voor.
(…)
Veertig veertienjarige meisjes met lichtblauwe VN-hoofddoekjes kijken ons met goed inhouden giechels aan. Ik krijg het oude schoolgevoel: overhoring, proefwerk, shit, niks voorbereid.’
De meisje daarentegen zijn uitermate goed voorbereid. Niet alleen voeren ze een stukje op en ze hebben vragen voorbereid voor de geplande ‘dialoog’. Een meisje in het bijzonder heeft heel goed nagedacht:
‘En vervolgens neemt een meisje het woord dat ons al de hele tijd met vurige ogen had aangekeken. Popelend van ongeduld had ze ons beurtelings gefixeerd. Een schoonheid kun je haar niet noemen, maar ze is wel mooi zodra ze het woord neemt. Ik moet denken aan beroemde toespraken met veel droom erin en toekomst en vrijheid. Niets heeft ze van de wereld gezien, zegt ze, terwijl haar zwarte ogen schitteren van verwachting. De Gazastrook telt zes plaatsen, en die kent ze nu wel. Veertien jaar is ze, haar hele leven heeft zich hier afgespeeld op deze armzalige landstrook. Kunnen we haar niet meenemen, zegt ze dat? Nee, dat zegt ze niet. Ze hoort hier thuis, zegt ze. Ze wil haar land niet opgeven. Al is het een hermetisch afgesloten minilandje waar je niet kunt leven, het is haar onleefbare hermetisch afgesloten minilandje en dat zal het blijven tot haar dood. Moge Allah haar genadig zijn. Maar mag ze, alsjeblieft – ze kijkt ons smekend aan – mag ze alsjeblieft vóór die tijd, die nu eenmaal zal komen, iets van de wereld zien? Op internet heeft ze een keer Parijs aangeklikt. Ja, daar zou ze wel naartoe willen, door de straten lopen, etalages bekijken, met haar heupen wiegen.
Wij kijken elkaar aan. Parijs. Als dat alles is. Dat moet toch geregeld kunnen worden?
Later wil ze neurochirurg worden. Om tot het geheim van het menselijk brein door te dringen. Maar daarvoor moet ze naar het buitenland. Kunnen wij haar daar misschien bij helpen?
Weer kijken we elkaar aan.Tja, dat gaat niet zo gemakkelijk. Ik weet niet of… Weet jij misschien Antoine…? Nee, en ook Sieb kan haar niet vertellen hoe het zit met de studentenuitwisseling. En ja, als je niet uit Gaza weg mag, wordt het natuurlijk wel moeilijk om iets voor je te regelen.
Het meisje beschouwt ons als de wereld, realiseer ik me. Wij zijn het Westen, wij zijn de vrijheid. Wij zijn Hollywood en New York en hoe-heet-het en Milaan, de liedjes zijn we, de films, de mode, de mogelijkheden, wij zijn wat zij maar wil, dream messengers zijn we voor haar, neergedaald uit Google Heaven om haar te redden, wij vertegenwoordigen alles wat zij niet heeft en wat zij alleen op beeldschermformaat kent van het internet.’
Als P.F. Thomése aan het eind van de rit de balans opmaakt, denkt hij ook aan ‘het meisje dat mooi werd van spreken, van zich uitspreken, dat opbloeide bij de gedachte aan haar toekomst.’
P.F. Thomése kreeg voor Grillroom Jeruzalem de Bob den Uyl Prijs voor het beste reisboek van 2012, voor de VPRO een aanleiding om met hem over het gebied dat hij bezocht te praten.
Leave a Reply