In de serie De huizen in mijn leven was Remco Campert afgelopen zaterdag toe aan Jagtlust. Het legendarische Jagtlust in Blaricum waaraan toenmalige bewoners en bezoekers in de loop der jaren woorden vuil maakten, en waarover Annejet van der Zijl een ‘biografie’ schreef: Jagtlust.
Ook in het werk van Remco Campert zijn sporen van Jagtlust zichtbaar. Hij kwam er voor het eerst – schrijft hij in zijn column die Jagtlust heet (niet te verwarren met een column van drie jaar geleden met dezelfde titel maar een wezenlijk andere inhoud) – na afloop van het Boekenbal 1956.
Fritzi ten Harmsen van der Beek nam hem na afloop gewoon mee:
‘Ze besteeg de trap aan de arm van de Groningse schilder, tandarts en later vooraanstaand lid van de Insektensekte, Max Reneman. Vroeg in de ochtend verliet ze de schouwburg aan een andere arm, de mijne. We namen de eerste bus naar Blaricum en baanden, via een kortere route die de poeëte wist, ons een weg banend door steeds dichter worden struikgewas en bereikten ten slotte het huis waarin ik een paar jaar zou wonen, het landhuis Jagtlust aan de Eemnesserweg.’
Dat is een mooi maar sterk verhaal. Dacht ik toen ik het las, maar ik vergaf het Remco Campert onmiddellijk.
Wel nam ik me voor nog eens te kijken in welke bewoordingen Annejet van der Zijl melding maakt van de komst van Remco Campert.
Daar kwam dit weekend wat tussen. Maar vandaag was ik zover. Annejet van der Zijl wijdt een heel hoofdstuk aan Remco (niet zo raar, want Remco Campert woonde hij niet alleen een aantal jaar in/op Jagtlust. Hij trouwde met (en scheidde niet veel later, het huwelijk duurde nog geen drie jaar, van) Fritzi ten Harmsen van der Beek. Jagtlust was eigenlijk haar huis.
Dat hoofdstuk begint ‘Van der Zijls’-verhalend:
‘Buiten woei een kille februariwind, maar in de Amsterdamse Stadsschouwburg schitterde het van licht en vrolijkheid: het Boekenbal 1956 was in volle gang. De koningin was er, prins Bernhard was er, net als de halve ministerraad en iedereen die iets voorstelde in literair Nederland. En te midden van al het kleurig gewoel zwierf een dichter van wie, jong en verlegen als hij was, toe al duidelijk was dat hij het ver zou brengen.’
Waarna Annejet van der Zijl vrij feitelijk schetst wat Remco Campert in zijn leven tot dan toe had gepresteerd. Campert staat op een kruispunt van wegen. De vriendenclub waar hij deel van uitmaakte, viel uiteen, schrijvers en dichters zochten hun eigen weg.
Mooi vind ik dit zinnetje, het had in een column van Campert niet misstaan:
‘De laatste met medeneming van de toenmalige mevrouw Campert, die door Remco in een overspelige bui was verwaarloosd.’
De hij in dat zinnetje zin is Gerrit Kouwenaar.
Het overspel leverde niets op, dus Campert was de avond van het Boekenbal een vrij man. Treurig en onthecht was hij, schrijft Annejet van der Zijl. Dat wel.
‘Maar die avond op het Boekenbal van 1956 zag hij, zoals hij zegt, een “heel bijzonder wezen met een hoogblonde haardos” de trap van de Stadsschouwburg bestijgen, zich in haar onmogelijk strakke jurk vastklemmend aan de arm van schilder/tandarts Max Reneman. Remco stond aan de grond genageld, op slag verliefd.
Als een onbrandbaar moment
eeuwig als bevroren film
herinner ik me
hoe je fonkelend van sieraad
en angstige opmaak
grootogig de trap op kwam van het theater’
Met dat gedicht begon Remco Campert ook zijn column van afgelopen zaterdag.
Hij weet wie zij is, maar kende haar nog niet persoonlijk, maar:
‘Diezelfde nacht nog slaagde Remco erin nader kennis te maken met deze bijzondere dame, en in de vroege ochtenduren mocht hij met Fritzi mee naar Blaricum. In een telefooncel op de Wibautstraat zochten ze beschutting tegen de ijzige kou, terwijl ze wachten op de eerste bus naar het Gooi.
Ze liggen in bed
van dezelfde en elkanders huid
muis en palm vuist en hand
een gelukkig lichaam vol hooikoorts
tot de dag heeft uit’
Waarna verslag gedaan wordt van Camperts kennismaking met huis, tuin en mores en de invloed van zijn aanwezigheid op het huishouden.
Je zou zeggen: twee bronnen. Dat moet toch genoeg zijn om dat mooie maar sterkte verhaal voor waar te kunnen laten doorgaan. Ware het niet dat Remco Campert een van Annejet van der Zijls voornaamste bronnen was.
Maar wat doet er toe. Het is een mooi verhaal. Dat kun je wel aan Remco Campert overlaten.
Leave a Reply