Ver weg maar niet onbereikbaar
Ergens tussen de Eilanden van Boudewijn Büch en de Atlas van de belevingswereld van Louise van Swaaij en Jean Klere ligt De atlas van afgelegen eilanden: vijftig eilanden waar ik nooit ben geweest en nooit zal komen van Judith Schalansky.
Boudewijn Büch leed aan insulafilie. Een liefde die aanvankelijk voldoende bevredigd werd door over eilanden te lezen en te schrijven (de atlas was zijn vertrekpunt en verlangen was voldoende), later zette Büch op zoveel mogelijk eilanden voet aan wal. Vijf boeken – recentelijk verzamelde zijn biografe Eva Rovers de beste verhalen in Rond de wereld in 160 eilanden – leverde die liefde op.
Louise van Swaaij en Jean Klare ging het niet om bestaand land. Zij stelden een mentale wereld van imaginaire gebieden samen. Met de precisie van een cartograaf tekenden zij emoties en geestesgesteldheden op de kaart in.
Net als bij Boudewijn Büch begon de belangstelling voor eilanden bij Judith Schalansky met het eindeloos turen en vingerreizen in een atlas. ‘Waarschijnlijk hield ik zo van atlassen omdat hun lijnen, kleuren en namen voor mij de plaatsen vervingen waar ik toch niet naartoe kon. En dat bleef ook zo toen alles veranderde, de wereld bereisbaar werd en mijn geboorteland met zijn ingetekende en gevoelde grenzen van de kaarten verdween.’
Judith Schalansky werd in 1980 geboren in de DDR.
De essentie van wat een eiland werkelijk is, drong pas echt tot haar door toen haar professor typografie haar een ingebonden verzameling topografische tekeningen uit de leertijd van een Franse cartograaf liet zien. Tekening uit de periode 1887-1889. Vooral het geaquarelleerde eiland op de achterste schutbladen maakte indruk. ‘… plotseling werd me duidelijk dat eilanden niets anders dan kleine continenten en de continenten op hun beurt niets anders dan heel grote eilanden zijn.’
In De atlas van afgelegen eilanden: vijftig eilanden waar ik nooit ben geweest portretteert Judith Schalansky – freelance schrijfster en grafisch ontwerper – in woord en beeld. Dat beeld bestaat uit minutieus gereconstrueerde kaarten – allemaal op dezelfde schaal, zodat zichtbaar wordt hoe de eilanden zich wat omvang betreft tot elkaar verhouden – niet in de nu voor de topografie gebruikelijke kleuren, maar in grijstinten.
Tegenover die kaart de tekst. De feiten zijn – anders dan bij Boudewijn Büch – tot een minimum beperkt en ook nog eens heel grafisch weergegeven: de geografische ligging, de afstand in kilometers tot andere (afgelegen) eilanden en het vasteland en een tijdlijn met daarop voor het eiland memorabele momenten.
En dan het verhaal. Dat verhaal is aan de werkelijkheid ontleend. Uit de lange geschiedenis van elk eiland kiest Judith Schalansky ‘iets’ dat die geschiedenis en/of het doorbreken van de continuïteit daarvan door de komst van een mens/de mens kenmerkt. Lang niet altijd raken die verhalen aan wat bekend verondersteld wordt over de eilanden. Soms wordt pas gaandeweg duidelijk dat dat wel degelijk het geval is.
Judith Schalansky vertelt verhalen die aan de wereldgeschiedenis raken – bijvoorbeeld als het over Sint Helena, Iwo Jima, Ascension of Fangataufa gaat, maar de meeste vertellingen gaan over het gedwongen (door verbanning, schipbreuk of het lot een inheemse bewoner te zijn) en zelfverkozen (geluk- en goudzoekers) isolement dat hoort bij eilanden.
Het zijn verhalen over groot en klein dierlijk (walvisvangst op Deception; de strijd van rode krabben tegen gele mieren op Christmas) en menselijk (kleurenblindheid op Pingelap; vechten tegen het zinken op Takuu) leed. En over dromen. Dromen die somsondanks volharding in duigen vallen. Want Boudewijn Büch en Judith Schalansky zijn niet de enigen die van eilanden houden.
Sterke verhalen zijn het, maar niet vanwege de doorstane ontberingen en onwaarschijnlijke avonturen. Het zijn in literaire zin sterke verhalen. Poëtisch proza, waarvoor de woorden gewogen zijn (ze moet haar woorden zorgvuldig kiezen, want zo heel veel mag ze er niet gebruiken door het format dat zij zichzelf heeft opgelegd), tot zinnen gesmeed (doelmatige zinnen, maar ook mooie: ‘Het atol is zo klein dat een wolk voldoende is om het aan het zicht te onttrekken’; ‘Dit dier is stom, maakt geen geluid. Alleen als het gewond is, slaakt het even een diepe zucht’; ‘Geen vrouw is hier langer dan twee dagen geweest.’), terwijl het geheel het terloopse houdt (zelfs als mens en/of dier gruwelijk aan hun einde komen: ‘De ketels worden niet gestookt met kolen, maar met dode pinguïns, die ze vangen op Bailey Head’; ‘Het schip uit Acapulco komt niet opdagen’) van verhalen die iemand zomaar te binnen schieten.
Als één ding duidelijk wordt uit De atlas van afgelegen eilanden dan is dat dat niet eilanden en romantiek heel vaak niet samen gaan. Maar soms wel:
‘In een kleine stad in de uitlopers van de Vogezen wordt een zesjarige jongen bezocht door dromen waarin hem een totaal onbekende taal wordt geleerd. Als snel beheerst de kleine Marc Liblin deze taal vloeiend en niet alleen in zijn dromen, zonder te weten waar hij vandaan komt en of hij wel echt bestaat.’
Dat verhaal hoort bij het eiland Rapa Iti. Daar sprak men de taal die hij in zijn dromen leerde. Nadat onderzoekers er niet in geslaagd die taal langs wetenschappelijke weg thuis te brengen, gingen ze op kroegentocht in de hoop in de haven iemand te treffen die die taal zou herkennen. Wat Marc Liblin in een café in Rennes zegt wordt ‘verstaan’. Als hij voorgesteld wordt aan een Polynesische vrouw verandert zijn leven:
‘Marc Liblin, die nog nooit buiten Europa is geweest, trouwt met de enige vrouw die hem verstaat, en in 1983 vertrekt hij samen met haar naar het eiland waar zijn taal wordt gesproken.’
(vertaling: Goverdien Hauth-Grubben)
Op 26 mei 1998 stierf Marc Liblin, op Rapa Iti, hij was toen vijftig jaar.
Judith Schalansky moet heel veel gelezen hebben om op een zo onnadrukkelijke manier de verhalen die gaan vast te leggen.
De atlas van afgelegen eilanden: vijftig eilanden waar ik nooit ben geweest en ook nooit zal komen lijkt in veel op een ‘echte’ atlas. De kaarten, de verklarende woordenlijst, de index, de vormgeving en uitvoering, doen recht aan de oorsprong van dit boek. Maar de verhalen – aan de werkelijkheid ontleende verhalen waar Judith Schalansky een eigen draai aan geeft – maken het verschil. Er is geen twijfel mogelijk. Dit is echt geen gewone atlas van afgelegen eilanden.
Leave a Reply