Jim Taihuttu (Venlo, 1981) – die zich er zeer van bewust was dat hij dit jaar de jongste zomergast is, hij is niet de jongste allertijden, dat was Arnon Grunberg. Hij was 26 toen hij zomergast was – wilde de avond rustig beginnen. Hij had begrepen dat anderen dat ook deden. Begrepen, niet gezien: ‘Ik ken Zomergasten wel, maar ik heb het nooit gezien. Ik heb er mijn zomeravonden niet aan verspild.’ ‘Maar ik heb een tijd heel weinig televisie gekeken’, liet hij er onmiddellijk op volgen, om zijn gastheer niet al te zeer te schofferen.
Ondanks dat begon Zomergasten niet rustig, want Zomergasten introduceerde Jim Taihuttu met beelden uit eigen werk, en in Wolf, de tweede lange speelfilm van Taihuttu, wordt nogal wat geweld gebruikt. Dat geweld ging vergezeld van de waarschuwing dat na tien uur beelden te zien zouden zijn die schadelijk kunnen zijn voor kinderen tot zestien jaar.
Het rustige begin dat Jim Taihuttu wilde, was een door Mike Mills geregisseerde clip bij het nummer All I Need van Air. Een voorbeeld van hoe het ook kan als je als regisseur beelden bedenkt bij het liedje dat je krijgt toegestuurd. ‘Zoiets zou ik ook wel willen maken’, zei Taihuttu, al bleef onbenoemd waarom hij deze manier van samensmelten van film en muziek – ‘mijn twee liefdes’, hij regisseert ook clips en is bovendien dj – goed vond.
Ik Jim Taihuttu 1
Wilfried de Jong wilde verder. Eerst moeten de kijkers weten wie Jim Taihuttu is. Wat voor jongen en wat voor een televisiekijker. ‘Als klein kind keek ik heel veel televisie. Misschien wel te veel. Ik keek alles. Ik was lang enig kind. Mijn ouders lieten mij begaan, al zei mijn moeder wel: “Je moet niet de hele dag tv kijken, daar kun je je geld niet mee verdienen.” Mijn vader moedigde me aan naar goede films te kijken.’
‘De eerste keer dat ik me realiseerde dat mijn vader anders was dan andere vaders was toen ik voor vaderdag een tekening moest maken. Ik tekende een vader met een gitaar en lang haar. Toen wilden anderen weten wat mijn vader deed.’ De vader van Jim Taihuttu maakte muziek. Maar hij was ook een gangmaker die voor veel Turkse en Marokkaanse jongens in de multiculturele buurt waar het gezin woonde de schakel een Nederlands gezin was.
Jim Taihuttu is zich bewust van de open sfeer waarin hij is opgevoed en opgegroeid. En dat veel van wat hij aan den lijve ondervond – zwarte scholen, islam – later werd geproblematiseerd. ‘Mijn ouders waren heel gastvrij. Wij mochten altijd kinderen mee naar huis nemen.’ Die kinderen mocht ook mee-eten. Dat varkensvlees in de pasta voor de islamitische kinderen uit de buurt niet het ideale eten was, daar stond de moeder van Jim Taihuttu toen niet bij stil.
Van zijn ouders kreeg Jim Taihuttu twee schijnbaar tegengestelde adviezen mee. ‘Mijn moeder zei dat ik mijn school absoluut moest afmaken, mijn vader zei dat ik me niet van de mensen daar moest aantrekken.’ Dat laatste heeft Jim Taihuttu er niet van weerhouden om te leren van mensen die weten waar ze het over hebben, zal later tijdens Zomergasten blijken.
Maken wat gemaakt moet worden
De eerste film waar hij als kind verslingerd aan raakte, was Flight of the Navigator (1986) van Randal Kleiser. Een typisch voorbeeld van commerciële Amerikaanse cinema, gemaakt in de slipstream van E.T. – in het fragment dat Jim Taihuttu laat zien zit zelfs een vrij letterlijke verwijzing: ‘het said he wanted to phone home’. Hoewel de film verouderd is, kan de film er volgens Jim Taihuttu nog steeds meer door. ‘De special-effects zijn goed gedaan.’ Wel ziet Taihuttu nu een wezenlijk andere film. Toen ging hij mee in het avontuur van het jongetje, nu voelt hij vooral mee met de ouders . Nu verplaatst hij zich vooral in de ouders voor wie het een nachtmerrie geweest moet zijn dat hun kind spoorloos verdween – hij wordt ontvoerd door aliens en brengt het tot gezagvoerder op een ruimteschip – en tien jaar later onveranderd weer opduikt.
‘Ben jij bezig met commercieel succes?’ Uit het antwoord blijkt dat Jim Taihuttu dat een overbodige vraag vindt. Wie een film maakt over allochtonen (‘mensen willen wel grappige, maar geen boze Marokkanen zien’) en die ook nog draait in zwart-wit gaat niet voor het grote geld. Jim Taihuttu en zijn vrienden – verenigd in productiebedrijf Habbekrats – maken de films die ze ‘moeten’ maken ‘en kijken daarna hoe we die bij de mensen krijgen. We willen dat onze films niet alleen in arthouse-bioscopen draaien. We willen ook jongeren naar de bioscoop trekken.’ Habbekrats kiest online-campagnemiddelen die bij die doelgroep passen.
Licht?
Na twee lichte fragmenten vindt Jim Taihuttu het tijd worden voor iets substantieels: ‘er moet ook iets pretentieus gebeuren’. Het heeft iets ongemakkelijks, dat verwijzen naar de status van een televisieprogramma dat je zelf nooit gezien hebt. Feitelijk gaat Jim Taihuttu door op de ingeslagen weg. Ook het fragment uit Voyage dans la lune (1902) van George Méliès gebruikt hij om iets over zijn vak te vertellen. ‘Méliès was de eerste die probeerde geld te verdienen met het maken van films. Hij was er bij toen de gebroeders Lumière voor het eerst een film vertoonden en zag meteen de mogelijkheden. ‘Als je filmt, hoef je mensen maar een keer te betalen.’ Een logische gedachte voor iemand die een klein theatertje bestierde en zijn acteurs elke avond opnieuw moest betalen. ‘Hij kwam met “fantastische” verhalen. Hij was een pionier op het gebied van de film. Nu vinden we wat hij deed heel normaal – het bouwen van sets, bijvoorbeeld – toen was wat hij deed vernieuwend.’
Er valt Wilfried de Jong wat op. Het contrast tussen de lieflijke, vrolijke, romantische, niet per se met de werkelijkheid overeenstemmende fragmenten en het harde, realistische werk van Taihuttu zelf. ‘Ik heb het wel geprobeerd. Ik kan niet zomaar iets verzinnen en dat vervolgens filmisch vormgeven. Ik heb in korte films geëxperimenteerd maar die werden niet goed.’ Jim Taihuttu is tot de conclusie gekomen dat hij alleen films kan maken over onderwerpen waar hij iets van afweet, onderwerpen die direct of indirect met hemzelf te maken hebben. Wat hij maakt hoeft niet ‘superfilmisch’ te zijn, maar het moet wel ‘echt’ zijn. De films die hij nu maakt zijn dichtbij genoeg om echt te zijn. Rabat en Wolf zijn films die gemaakt moesten worden.
Echt: een pose?
Het woord ‘echt’ is gevallen en dat is niet voor het laatst. Langzaam maar zeker geeft Jim Taihuttu – onberispelijk gekleed, alleen in het laatste bedrijf zal hij het jasje van zijn pak uittrekken – zichzelf prijs. Er ontstaat een beeld. Het beeld van een zinzoekende en betekenis gevende, hyperbewuste man die zich maar al te bewust is van wat hij doet en laat. Die meer dan een gezicht heeft, en goed nagedacht heeft over hoe hij zich bij Zomergasten wil presenteren en manifesteren.
Een keurige jongen, die desondanks Jan Cremer – een fragment uit Hoepla uit 1967: Trino Flothuis bezoekt de schrijver/schilder in New York – laat zien. Jan Cremer is voor Jim Taihuttu een held. ‘Ik Jan Cremer was een granaatinslag in mijn denken.’ Waarom? ‘Hij laat zien dat alles kan. Hij was ook maar een gewone jongen uit Enschede. Hij was een rebel. Hij heeft met zijn boek korte metten gemaakt met het ingetogen Nederland van de jaren zestig. Hij provoceert, hij is opzettelijk heel vervelend.’
Ik Jim Taihuttu 2
Ooit, in 2011, schreef Jim Taihuttu Jan Cremer een open brief waarin hij bekende sinds Ik Jan Cremer te leven naar de regels van dat boek. Dat is? ‘Alleen spijt hebben van dingen die je gedaan hebt. Niet afwachten, maar kansen creëren.
Jan Cremer zei: “Mijn beroep is Jan Cremer zijn. Ik ben de verslaggever van mijn eigen leven.” Zover ga ik niet, maar ik ben wie ik ben en dit is mijn beroep. Ik ben niet de beste regisseur, niet de beste dj en zeker niet de beste pianist van Nederland, maar dit is wat ik doe.’ Dit is wat ik nu doe, relativeert Jim Taihuttu. Want bij hem gaat alles in fases. ‘Misschien maak ik over tien jaar geen films meer.’
Anders dan Jan Cremer steekt Jim Taihuttu geen middelvinger op naar Nederland – ‘ik maak liever films in Europa dan in de Verenigde Staten’ – maar rebels is hij wel: hij laat zich maar door heel weinig mensen vertellen wat hij moet doen.
Obsessief de regie voeren
‘Ik kan heftig in iets duiken en doorgaan tot het klopt. Tot ik het maximale eruit gehaald heb. Ik breng daarmee mensen ook wel op de rand van waanzin. Als regisseur ben je de kapitein van een schip. Als het misgaat, ga jij als laatste van boord. Ik vraag veel van mensen. Film is oorlog, je bent niet op de set om vrienden te maken.’
Dat Taihuttu veel met vrienden werkt op de set en hij vindt dat je elkaar de waarheid moet kunnen zeggen, laat onverlet dat er op de set maar één is die beslist: de regisseur/kapitein.
Taihuttu realiseert zich dat het met zijn obsessieve en veeleisende manier van werken veel van cast en crew vraagt. ‘Na de opnamen zien we elkaar weinig’, dan heeft iedereen behoefte om weer even zijn eigen ding te kunnen doen.
Ik Jim Taihuttu 3
‘Mijn opa was Moluks, mijn vader is half-Moluks. Ik voel me zowel Nederlander als Molukker. Maar ik voel me minder verwant met de Molukse gemeenschap dan ik me Molukker voel.’ Met de keuze voor Vreemdelingen en Bijwoners (2011) van Geertjan Lassche komt het gesprek niet alleen op de identiteit van de zomergast, maar krijgt het gesprek ook een politieke wending. Jim Taihuttu zag de documentaire in een periode dat hij zelf aan het uitzoeken was, wie hij is. Hoewel hij de openheid van de boer die zich politiek incorrect uitlaat over de confrontatie tussen de Molukkers in het kamp en de omwonenden, neemt hij ook stelling: ‘Het lijkt me wel duidelijk wie de hulpbehoevenden waren en wie een hand uit had kunnen steken. Mijn vader is in zo’n kamp geboren. Hij heeft er drie, vier jaar gewoond.’
Door ‘het kamp’ werden naar Nederland ‘gerepatrieerde’ Molukkers in hun vrijheid beperkt. Voor de kinderen maakte dat volgens Jim Taihuttu niet zoveel uit, ‘Kinderen hebben het onderling altijd goed. Maar de ouders van die kinderen kwamen andere verwachtingen naar Nederland. De mannen werden op de dag van aankomst uit militaire dienst ontslagen, dat voelde als een belediging. Ze moesten wonen in kampen waaruit kort daarvoor de joden verdwenen waren.’
‘De kinderen zijn opgegroeid met de woede van hun ouders. Ik niet. Ik ben de derde generatie. Mijn generatie kan hier iets van vinden zonder zich bezwaard te voelen.’
(Ratu Adil)
Wilfried de Jong: ‘Je gaat er een film over maken. Waarom?’ Jim Taihuttu: ‘‘Rabat ging onbewust veel meer over mij dan ik dacht. Ik was veel meer een van die jongen dan ik vooraf vermoedde. Door de tweede generatie-problematiek wordt er van alle kanten aan je getrokken. Je weet letterlijk niet waar je bij hoort. De vraag die de oude man op de boot stelt – ga je op reis of op vakantie? – dat is de essentie van de film.’
Jim Taihuttu is ervan overtuigd dat hoe verschillend verhalen ook zijn: ‘de gevoelens van mensen die twee landen in zich verenigen zijn altijd hetzelfde.
Voor zijn nieuwe film – die gaat over de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen Indonesië ‘per ongeluk vrij werd’ – reisde Jim Taihuttu al wel naar Indonesië (daar kwam hij zichzelf tegen in kleine dingen die hij voordien voor vanzelfsprekend hield), maar nog niet naar het dorp waar zijn familie vandaan komt. ‘Ik ben drager van de naam Taihuttu: dat betekent daar iets. Ik schaam me dat ik de taal niet spreek. Ik heb het gevoel dat ik iets moet doen.’
‘Na de onafhankelijkheid is er nog lang doorgevochten. Dat wordt in de geschiedenisboeken niet genoemd. Over die periode gaat mijn film.’ Wilfried de Jong: ‘Geef je met die film het land iets terug?’ Jim Taihuttu: ‘Misschien. Er mist in pagina in ons geschiedenisboek.’
Gabbers!
Het meest uitgesproken muziekfragment dat Jim Taihuttu laat zien, is een fragment uit de documentaire Gabbers van Wim van der Aar. ‘Een te gekke documentaire over wat ik tijdens mijn middelbare schooltijd om me heen zag gebeuren. Ik vond gabbers heel interessant: dat uniforme. Ter voorbereiding van een aflevering van Van God Los die speelt in deze sfeer, heb ik me verdiept in hun cultuur. Hun feesten zijn tof. ER hangt een goede sfeer. Het zijn bijeenkomsten waar vrienden samenkomen. Waar de ultieme grenzen gezocht worden van wat er muzikaal kan. Het is de enige eigen echt Nederlandse subcultuur.’
‘Toen trok de muziek me niet zo. Maar uiteindelijk zijn er ook wel stijlelementen in het werk van Yellow Claw [ – het dj-collectief waar Taihuttu deel van uitmaakt – ] terechtgekomen.’
Dialogen schrijf je nooit alleen
Na Gabbers! gaat Taihuttu gauw weer terug naar die andere liefde: film. Hij laat een scène zien uit Mean Streets (1973) van Martin Scorsese. Een scène waarin Robert de Niro Harvey Keitel volgens Taihuttu volkomen wegspeelt. Daarna gaat het over de dialogen: ‘Een film staat of valt met dialogen. Dialogen bepalen of iets echt is.’
De basis voor de dialogen wordt gelegd achter de schrijftafel, maar vinden hun voltooiing op de set: ‘Schrijvend kom je een heel eind, maar op de set, in de uiteindelijke setting wordt het “waar”. Een goede acteur haalt feilloos de dissonanten uit de tekst.’
‘Ook als we praten, spreken we niet in absolute zinnen. We maken zinnen niet af. Beginnen opnieuw. We gebruiken veel loze woorden. Zo kun je bijna niet schrijven. Je hebt goede acteur nodig om van uitgeschreven tekst echte dialogen te maken.’
‘Ik houd van mensen die tegen elkaar praten. Je kunt met kleding, licht, make-up veel doen, maar het is de manier van praten die iemand karakteriseert. Zijn manier van praten maakt hem geloofwaardig.’
Fictie ontlenen aan de werkelijkheid
Echt. Waarachtig. Daar meet Jim Taihuttu wat hij maakt aan af. Tijdens de research voor Wolf zag hij de documentaire Caïds des Cités: le nouveau grand banditisme (2010) van Jérôme Pierrat. De documentaire laat zien hoe criminelen denken en doen. Taihuttu putte voor Wolf letterlijk uit Caïds des Cités. Wilfried de Jong: ‘Is het geen nederlaag dat je iets niet zelf verzint?’ Jim Taihuttu: ‘Ik zie het als een soort rechtvaardiging. Het kan in de werkelijkheid, dus het kan ook in de film. Het was iets anders geweest als Caïds des Cités een speelfilm was geweest. Wat in Caïds des Cités gezegd wordt over jongeren die zich isoleren en niet meer meedoen met de maatschappij, daar gaat Wolf over.’
Nog een verhaal van de straat
Is Jim Taihuttu nou zo politiek correct… Als hij rapper Mocro Maniac laat zien – een fragment uit 101Barz – verliest Jim Taihuttu zijn jeugdig elan. ‘Mocro Maniac is een rapper uit de Bijlmer. Een jonge met een groot talent en misschien teveel bagage om daar echt voor te gaan. Ik waardeer hem als mens en als rapper.’ Wat Mocro Maniac precies op zijn kerfstok heeft, zegt Jim Taihuttu niet te weten. Maar hij er in geslaagd om de overstap te maken van de top 600 van burgemeester Van der Laan (een lijst met veelplegende criminelen) naar de top 40 van de muziekindustrie. ‘Als je deze jongen op zijn vijfde een trompet had gegeven, had hij nu op North Sea Jazz gestaan.’
Het verhaal van Mocro Maniac is ‘een verhaal over overleven. Over vanuit niets iets proberen te maken: het verhaal van elke underdog.’
Over het vraagstuk van de veelplegers blijkt Jim Taihuttu in het kader van de ‘Werkgroep Top 600’ een paar keer met de burgemeester van Amsterdam van gedachten gewisseld te hebben. ‘Ik had niet het gevoel dat daar ondanks hun goede bedoelingen de juiste mensen zaten.’ Taihuttu was de jongste aan tafel – en hoe jong ook: hij erkent dat zelfs hij nog maar met een been in de wereld van de leden van de Top 600 staat – en pleitte ervoor te luisteren naar wat de mensen zelf te zeggen hebben. ‘Ik heb de oplossing niet maar ik kan wel aanwijzen waar het fout gaat.’
Regisseren is…
De beste regisseur van dit moment is volgens Jim Taihuttu Jacques Audiard: ‘hij neemt de tijd, hij laat zich niet afleiden’. Zijn Un prophète koos hij als Zomergastfilm: ‘ik wilde een actuele film laten zien’. Een fragment uit Un mélo trash: Le Making Of «De Rouille Et D’Os vangt volgens Taihuttu het moment waarop de regissuer ziet ‘hoe het moet. Hoe het echt is. Het moment van absolute waarheid.’
‘Misschien is regisseren wel: dingen zien die niet goed gaan. Dingen eruit halen die niet echt zijn. De valse noten die overal in kunnen zitten.’
Volgens Jim Taihuttu is een regisseur altijd verantwoordelijk, ook als een acteur het niet goed doet. ‘Dan nog is het mijn schuld: ik heb hem gekozen.’
Er helemaal in gaan (geloven)
Weer draait het om echt. Echt staat hoog in het vaandel bij Jim Taihuttu. Zo hoog dat hij van zijn acteurs eist dat zij zich tot het uiterste voorbereiden. ‘Ze moeten er helemaal in gaan. ‘Marwan [Kenzari, hij speelde de hoofdrol in Wolf, lw] liep al maanden voor de opnamen begonnen in trainingspak om op zoek te gaan naar de echtheid van zijn karakter.’ Hij ondervond dat Amsterdam een wezenlijk andere stad is als je er op gympen en in trainingsbroek rondloopt. ‘Ik probeer er zoveel mogelijk bij te zijn.’
Karakters
Wilfried de Jong komt terug op een tegenstelling die hij al eerder aankaartte. Signaleerde hij eerder de tegenstelling tussen lieflijk en realistisch, nu valt hem op dat de personages waar Jim Taihuttu voor valt ‘glashard, moorddadig, crimineel maar ook zo ontstellend lief’ zijn. Tiahuttu: ‘Dat maakt mensen interessant. Misschien ish et bij dit soort mensen ook zo. Ik geloof niet dat er mensen zijn die alleen maar slecht zijn. De balans is bij iedereen anders. En niet iedereen komt in dezelfde situaties terecht.’
‘Onder druk vertonen mensen twee soorten gedrag. Er zijn mensen die reageren en aanvallen, en er zijn mensen die zich terugtrekken en naar binnen gekeerd raken. Ik weet niet of dat laatste lafheid is. De ene daad is niet heroïscher dan de andere. Misschien is een lafaard zijn onder bepaalde omstandigheden wel beter.
Mensen hebben mee in zich dan ze verwachten, blijkt als ze onder hoge druk komen te staan. De weegschaal kan naar de goede en naar de verkeerde kant doorslaan.’
Jim Taihuttu 4
‘Ben je vergevingsgezind?’ Taihuttu: ‘Ik niet. Als regisseur heb ik geen oordeel over mensen. Ik laat zien dat “het” bestaat. Dat er een verhaal zit achter het verhaal dat je in de krant leest, op televisie ziet. Ik laat zien in de hoop dat er een discussie ontstaat.’
‘Heb ik dat gezegd?’, reageert Jim Taihuttu als Wilfried de Jong een citaat voorleest uit een interview. (‘Zelf heb ik heel snel kokend bloed.’)
‘Iedereen kent van die momenten waar dierlijk instinct dominant is. Ik houd me in toom door te denken dat het te goed met me gaat om me door mensen met wie het niet goed gaat uit de tent te laten lokken.’
‘Ik loop niet weg. Ik loop naar achter. Je moet je nooit omdraaien als je iemand niet vertrouwd. Ik gun niemand de kans me in mijn rug aan te vallen.’
Alert blijven
Het fragment waarin Maradona tijdens het WK in 1994 scoort tegen Nigeria (te zien na 2.05) moet ondanks de tijdnood waarin Zomergasten door het vertellen van Jim Taihuttu komt te verkeren, kost wat kost vertoond worden. Vanwege zijn vader die een fan is van Maradona, maar ook omdat Taihuttu wil laten zien dat Maradona wakker blijft terwijl bijna iedereen op het veld slaapt.
Dat Maradona niet helemaal deugt, neemt Jim Taihuttu voor lief. Maradona maakt kunstzinnige doelpunten en was ook kunstzinnig in zijn wandaden. Hij deed wat acteurs ook moeten doen ‘Er wat van maken. Spelen.’
(Sunset on a Roof sneuvelt wel maar is hier te zien.)
Perfectie
Het laatste fragment – The making of Kind of Blue, misschien wel het beste album van Miles Davis – brengt het gesprek van die perfecte opname op perfectie als ijpunt.
Wilfried de Jong: ‘Stel dat je met Wolf de perfectie bereikt hebt.’ Taihuttu: ‘Als ik dat gevoel zou hebben, heeft het geen zin meer om door te gaan… als je jezelf niet meer kunt verbeteren…’
‘Na Rabat heb ik me afgevraagd of we ooit nog zo in het moment zouden raken als toen. Toen toen we met drie auto’s door Europa trokken en niet meer hoefden na te denken, omdat we bezig waren met het uitvoeren van een totale gedachte.’
‘Perfectie beperkt zich vaak tot een paar minuten. Tot een moment. Maar dat gevoel zoek je. Het topje van de ijsberg. Uiteindelijk is er een moment dat alles klopt.’
Michiel van Diggelen says
Wat een prachtige keuze uit en analyse van deze aflevering van Zomergasten. Jouw overzicht maakt de uitzending interessanter. Ik heb met matige belangstelling gekeken, maar ga de uitzending nu nogmaals bekijken, als dat mogelijk is.