Net als Geert Mak maakte Günter Grass tegen het einde van de vorige eeuw de stand van die bijna voorbije twintigste eeuw op. Voor In Europa reisde Geert Mak heel wat af. Günter Grass maakte het zichzelf heel wat gemakkelijker. De ontmoetingen in Mijn eeuw vinden op louter op papier plaats. Dat biedt Günter Grass ongekende mogelijkheden. En dat is precies wat een romancier wil.
Als Günter Grass het over de Eerste Wereldoorlog heeft – vandaag is het precies honderd jaar geleden dat Duitsland België binnenviel – voert hij Erich Maria Remarque en Ernst Jünger ten tonele. Beiden schreven over hun ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Erich Remarque schreef Im Westen nichts Neues. Ernst Jünger In Stahlgewittern. De fictieve ontmoeting vindt plaats in het kader van een onderzoeksopdracht van een officiële instantie. Halverwege de jaren zestig staan de heren een jonge Zwitserse vrouw te woord.
‘Het was niet zo dat de oude heren nu ruzie begonnen te maken, maar ze hechtten er met nadruk waarde aan wat de oorlog betrof van mening te verschillen, een tegengestelde stijl te hebben en ook voor de rest uit een heel ander kamp dan de ander te komen. De een beschouwde zichzelf nog steeds als “onverbeterlijke pacifist”, terwijl de ander als “anarch” gezien wilde worden.’
Hoewel de heren inmiddels op leeftijd zijn mankeert er niets aan hun geheugen:
‘Nadat de tafel voor de rest was afgeruimd, concentreerden mijn vragen zich deze keer op de stellingoorlog aan het westelijk front. Beide heren konden, zonder hun boeken te hoeven raadplegen, berichten over dagenlang trommelvuur over en weer dat ook af en toe de eigen loopgraven raakte. Over trapsgewijs gebouwde loopgravensystemen met schouder-, borst- en rugwering, over sappenhoofden, over met aarde bedekte onderkomen, diep in de aarde aflopende tunnels, onderaardse gangen, tot dicht bij de vijandelijke linies gegraven afluister- en mijngangen, het web van prikkeldraadversperringen, maar ook over bedolven en ondergelopen loopgraven en onderkomens verstrekten ze informatie. Hun ervaringen leken vers, hoewel Remarque het voorbehoud maakte dat hij alleen aan het schansen had meegedaan: “Ik was geen loopgravensoldaat, maar ik heb gezien wat ervan overbleef.”
Maar of het nu schanswerk, foerageren of nachtelijk draadleggen was, elk detail was oproepbaar. Hun herinneringen was precies, en slechts af en toe raakten ze allebei verzeild in anekdoten, bijvoorbeeld in gesprekken die Jünger vanuit een vooruitgeschoven sappenhoofd had gevoerd had gevoerd met de nauwelijks dertig passen verwijderde “Tommy” of “Fransoos”, daarbij vertrouwend op het vreemdetalenonderwijs van zijn schooltijd.’
Door de schijnbaar neutrale setting lijkt het alsof de heren feitelijke verslag doen. Dat is niet zo. Günter Grass geeft vorm aan hun verschillen van inzicht door Remarque en Jünger regelmatig te laten uitweiden over hun respectievelijke stokpaardjes.
Maar zijn grootste ingreep in natuurlijk het tegen de tijd in vertellen. De heren dienen de jaren 1914, 1915, 1916 en 1917 te verslaan, maar zij doen dat met de kennis van halverwege de jaren zestig. En omdat ook de lezer weet dat de tijd niet heeft stilgestaan, snapt hij wie er bedoeld wordt als Jünger het heeft over ‘de grootste korporaal aller tijden’:
‘Daarna legde meneer Jünger me nog uit hoe de door beschieting met mosterdgas vijandelijke loopgravensystemen werden besmet en vervolgens zonder strijd ontruimd moesten worden. Hij zei: “Maar in de late herfst van zeventien maakte de Engelsman bij Cambrai een groot depot met mosterdgasgranaten buit en zette ze meteen tegen onze loopgraven in. Veel mensen werden blind… Hoe zat dat ook weer, Remarque, kreeg het zo of ongeveer zo niet ook de grootste korporaal aller tijden te pakken? Hij moest toen naar het lazaret in Pasewalk… Daar maakte hij het einde van de oorlog mee… Daar besloot hij politicus te worden…” ’
(vertaling: Jan Gielkens)
Hoewel hun herinneringen een flinke dosis controleerbare feiten bevat, moeten er kanttekeningen geplaatst worden bij de betrouwbaarheid van Günter Grass’ Getuigen van een eeuw. Günter Grass is een blijft natuurlijk een schrijver. De herinneringen van zijn Remarque en Jünger zijn van een andere orde dan de herinneringen van de mensen die Geert Mak onderweg treft. Herinneringen die door de historicus Geert Mak in verhalen gegoten worden, dat wel. Verhalen die veel van wat Günter Grass Remarque en Jünger laat ziet staven, maar vooral in een historische context plaatsen. 1915 is voor Geert Mak verbonden met Ieper en 1916 met de Somme.
Op 4 augustus 1914 viel Duitsland vanwege de strategische ligging het neutrale België binnen. Dat is vandaag honderd jaar geleden.
Leave a Reply