Dit keer dacht ik: laat ik gaan kijken. Vooral ook omdat ik spijt kreeg nadat anderen niet uitgepraat raakten over zijn met diamanten ingelegde (en van echt tanden voorziene) schedel. Het was – zo zeiden zij – een ervaring om For the Love of God tentoongesteld te zien op de wijze waarop het in het Rijksmuseum tentoongesteld werd.
Daarom toog ik op een dag die mooi begon maar regenachtig eindigde naar Den Haag om in het Haags Gemeentemuseum naar Memento Mori (‘gedenk te sterven’) te kijken.
Het Haags Gemeentemuseum is groot en de tentoonstelling Memento Mori klein dus het had weinig gescheeld of ik had Damien Hirst, Rodolphe Bresdin en Odile Redon over het hoofd gezien. Ze hangen samen in een zaal op de begane grond: zaal 34, de ‘The Vincent Award Room’. (Op de site van Damien Hirst kon ik Memento Mori helemaal niet vinden.)
Want Damien Hirst hangt er niet alleen. Behalve zijn grafisch werk dat de dood symboliseert – schedels en vlinders – hangen er ook etsen van Rodolphe Bresdin en Odile Redon. Damien Hirsts dood is Bresdins dood niet. Voor Rodolphe Bresdin (1822-1885) was de dood iets om bang voor te zijn. Zijn etsen laten een macabere dood zien. De vlinder van Odile Redon (1840-1916) komt dichter in de buurt van Damien Hirst.
Vergeleken met de zeventiende-eeuwse vanitas-stillevens is de manier waarop Damien Hirst de dood verbeeld verrassend eenvoudig. Ook al hangen zijn schedels en vlinders onder de noemer Memento Mori / ‘gedenk te sterven’ een vermanend vingertje heb ik niet gezien.
Als ik heel eerlijk ben: ik vind dat Rodolphe Bresdin en Odile Redon er een beetje bekaaid af komen in zaal 34. Bresdin hangt zo dat je zijn werk en dat van Damien Hirst bijna niet in een blik kunt vangen. Van Odile Redon hangt gewoon heel weinig.
Leave a Reply