Het schijnt dat Jim Taihuttu tijdens Zomergasten heel vaak ‘zeg maar’ heeft gezegd. Ik heb daar weinig van gemerkt. Misschien omdat ik me concentreerde op wat hij tussen die stopwoordjes door zei.
Toen ik eenmaal wist dat Jim Taihuttu zo vaak ‘zeg maar’ had gezegd, viel mij tijdens het herlezen van De wereld is van glas van Andreas Burnier op dat daarin ook iemand heel vaak ‘zeg maar’ zegt:
‘ “Wij, Soft Control, zullen in de komende weken, dames en heren, een project opstarten dat zijn weerga niet kent in ons bedrijf”, ging Keist voort. “In de, zeg maar, hogere regionen van onze bedrijfsleiding zijn beslissingen van, zeg maar, de allerhoogste orde genomen, die voor velen van u rechtstreeks repercussies zullen hebben in uw dagelijkse taak.’
Nadat dr. Arian Keist een hele reeks zaken genoemd heeft die de westerse civilisatie/menselijke beschaving bedreigen gaat het ‘zeg maar’ nog even door:
‘Dit is maar een, zeg maar, willekeurige opsomming van hedendaagse, zeg maar, apocalyptische verschijnselen waarvan u er zelf ongetwijfeld nog talloze meer bedenken kan.
Het is de deskundigen op al de betreffende gebieden duidelijk dat de tot dusver gebruikelijke remedies en tegenkrachten hierbij geen solaas meer bieden kunnen. De explosieve bevolkingsgroei, juist in de armste landen, blijkt met geen politieke, medische of economische middelen te stuiten te zijn. Een redelijke basiswelvaart voor iedereen leidt steevast tot meer criminaliteit, geweld en sociale onrust in plaats van de verwachte toegenomen tevredenheid en harmonie. Het op, zeg maar, mondiaal niveau starten van interventie projecten van boven de partijen staande vredesmissies leidt helaas zelden of nooit tot de gehoopte verzoeningen, maar wakker terreur en bloeddorst soms eerder aan.
De achterliggende vraag is: op welk niveau moeten wij de knelpunten van de snel naar haar definitieve ondergang hollende mensheid een halt toeroepen? Ik constateer dat alle, zeg maar, gangbare politieke, sociale en economische maatregelen steeds het beoogde effect naar de bevolking toe missen en vaak zelfs een bron worden van, zeg maar, nieuwe onrust en onlusten en destructieve gedragingen.
(…)
Op grond van collectief overleg door internationale teams van topdeskundigen,” vervolgde Keist, “is vastgesteld dat wij moeten proberen in te grijpen, nu dat nog kan. Als, zeg maar, belangrijkste element is daarbij uit het overleg te voorschijn gekomen de overweging dat mensen, zeg maar, van nature geneigd zijn hun samenleving te laten vastlopen.” ’
(Het zou Andreas Burnier onmiddellijk zijn opgevallen dat Jim Taihuttu stopwoordjes gebruikte. Zelfs als ze maar met een half oor geluisterd had. )
Genadeloos is Andreas Burnier – het is haar personage Gideon Reiser/Guido Blink die hem gadeslaat – als zij deze dr. Keist neerzet via zijn taal. Maar even daarvoor heeft ze hem beschreven en ook dan spaart ze hem niet:
‘Dr. Arian Keist, een dikke rode drankkop boven een halverwege zijn jaren veertig al geheel door bier misvormd lijf, had werkelijk iets belangrijks te melden.
“Dames en heren, er zijn enige veranderingen op til,” begon hij met zijn huilerige zuidelijke accent. Zijn bierbuik hing half over de vergadertafel, zijn waterige oogjes keken niet naar ons, maar naar zijn sponzige, goed gemanicuurde handjes. Ik probeerde echt te luisteren. Mijn zwakte is dat ik het moeilijk vind iemand die praat en eruitziet zoals hij serieus te nemen. Maar het is niet verstandig andermans intelligentie te onderschatten omdat hij toevallig raar praat, of zijn slechte bedoelingen niet te onderkennen omdat hij nog het meeste lijkt op een overjarige baby met waterzucht.’
Naar wat dr. Keist te melden heeft, kun je inderdaad maar beter luisteren. Het bedrijf waarvoor hij werkt heeft onheilspellende ideeën. Een gewaarschuwd mensch …
Net zoals je bij Jim Taihuttu niet veel wijzer werd van zijn stopwoordjes (terwijl luisteren naar wat hij tussendoor zei best interessant was), is het goed om De wereld van glas niet te lezen als een ironische weergave van de werkelijkheid. Daarvoor is de geest van Andreas te scherp en haar blik te vooruitziend. Bovendien gaat De wereld is van glas uiteindelijk niet over de neergang van de maatschappij. Andreas Burnier graaft in haar laatste roman – De wereld is van glas verscheen in 1997 – diep in het individu.
Met het risico dat u mij niet op mijn woord gelooft, wil ik u toch deze passage niet onthouden:
‘Het vertaalwerk waarvoor ik ben aangenomen en dat ik naar beste kunnen verricht, noemt men hier, evenals de meeste andere diensten die dit bedrijf levert, een “product”. En vaak moet zo’n product worden “gepromoot”. Je mag nooit zeggen dat je aan nieuw werk begint, maar je “start” een “project”. Of nog beter: je start het “op”. Je “doorloopt” vervolgens met jouw project een “traject”, ook wel een “tracé” genoemd. Als er daarbij problemen of vragen rijzen, moeten die “op tafel worden gelegd”, nadat je in een vergadering met een aantal anderen “om de tafel bent gaan zitten”. (Zat men voorheen niet “aan” tafel? Hoe zit iemand erom?)
Als je iets wilt verdedigen tijdens zo’n vergadering, zeg je dat het “recht overeind blijft staan”. (“Voorzitter, het nut van metalen papierbakken blijft recht overeind staan.” Meestal wordt er dan na zo’n opmerking “een datum geprikt” voor nader vergaderberaad. Want vergaderen doet men hier, net als aan de universiteit, graag en veel.’
Want ook dit is Andreas Burnier ten voeten uit.
Leave a Reply