Toine Heijmans en Pristina hebben een lange geschiedenis samen. Hij kwam er al toen hij als verslaggever van de Volkskrant berichtte over asielzoekers en het beleid waar zij mee te maken kregen. Later ging hij terug toen hij onderzoek deed voor zijn roman die de naam van de hoofdstad van Kosovo draagt. Recent ging hij weer. Weer voor de Volkskrant, maar nu om te zien wat er van de stad geworden is.
‘Dit is dus Pristina, de plek waar we zo veel over hoorden op televisie en zo veel over laten in kranten, toen, tijdens de oorlog, 1999. En tegenwoordig nauwelijks meer. Pristina is de stad met de mooie naam en de lelijke geschiedenis.’
Lees ik als zijn stuk – Mooie naam, lelijke geschiedenis, V Zomer #5 – goed en wel op gang is. Alsof hij, Toine Heijmans, part nog deel had aan dat lezen over. Dat hij er eerder is geweest, zal niet voor iedereen meteen duidelijk zijn.
Toine Heijmans’ reportage is bedoeld om toeristen naar Pristina te lokken – dat neem ik tenminste aan, want het stuk over ‘toeristenstad Pristina’ staat in de rubriek ‘Reizen’: er wordt melding gemaakt van *****-hotels en terrasjes (er kan geflaneerd worden), er zijn musea en bouwwerken die het bekijken waard zijn – maar ondanks dat heb ik niet meteen de behoefte om te gaan.
Toine Heijmans kent Pristina te goed om alleen maar wervende zinnen de wereld in te slingeren:
‘De geschiedenis van deze stad is nooit gestold en zal waarschijnlijk nooit stollen, zoals sommige steden er al eeuwenlang hetzelfde uit zien.
Steeds weer komt er iets bij of valt er iets weg, een bevolkingsgroep of een geloof; de Turken en joden verdwenen en daarna de Serviërs zodat het nu vrijwel exclusief een Albanese stad is. De nieuwste immigranten komen vooral uit het Westen, expats die werken voor de tientallen overheids- en niet-overheidsorganisaties: een aparte stam die vergadert in zwaarbewaakte, met rollen prikkeldraad omheinde hoofdkwartieren, en zich verplaatst in al dan niet gepantserde Landcruisers.
De scharminkelige blauwe Fiatjes van de lokale politie steken er sneu bij af.
Zo kun je naar Pristina kijken: een vaalt van historische mislukkingen. Waar het de hele dag naar bruinkool ruikt, en de lucht op slechte dagen gelig kleurt door de rook uit de schoorstenen van de centrale die de stad van energie voorziet. Daarachter is een sissend terrein van verlaten chemische fabrieken. Niemand lijkt te willen weten wat er lekt en smeult.’
En dan herken je hem weer, de journalist die verhalend verslag doet. Maar af de Kosovaarse VVV er blij mee is dat de Volkskrant juist hem naar Pristina stuurde…
Leave a Reply