Reinbert de Leeuw is een hartstochtelijk Zomergasten-kijker. Hij kijkt met vrienden en tijdens het kijken wordt er stevig gediscussieerd. ‘Nu ik hier zelf zit, moet ik een toontje lager gaan zingen’.
De afleveringen met mensen met een verhaal, zijn in zijn herinnering blijven hangen als de beste. Zegt hij als hij aan tafel zit. In het voorfilmpje zegt hij het nog iets preciezer. ‘Een verhaal dat duidelijk maakt wat iemand bezielt, waardoor hij geïnspireerd wordt’.
Het verhaal dat Reinbert de Leeuw vertelt gaat vanzelfsprekend over muziek, niet over de geschiedenis van de muziek, maar over de toekomst. Over de vernieuwers van de muzikale taal. Zij dwingen Reinbert de Leeuw zijn beeld van wat muziek is steeds opnieuw bij te stellen.
Igor Stravinsky
De eerste van die vernieuwers die Reinbert de Leeuw laat zien is Igor Stravinsky. Zijn Le sacre du printemps is een ijkpunt: ‘In de muziek is er een voor de Sacre en een na de Sacre.’ ‘Hij is de eerste van de grote componisten waar fantastisch beeldmateriaal van is. Ik kan daar eindeloos naar kijken. In de lange aanloop naar Once at a Border van Tony Palmer hoe de uit Rusland afkomstige Igor Stravinsky samen met Sergej Diaghilev het toch al bruisende Parijs op zijn kop wilde zetten. ‘
‘Wat was het dan precies dat mensen aan het schrikken maakte’, wil Wilfried de Jong weten. ‘Zijn muziek is barbaars, explosief. Het ritme, de onregelmatige maatsoorten, de tegenaccenten, de klank van het orkest, alles was anders dan men gewend was. Het was een vulkaan die uitbarstte.’
Wat Reinbert de Leeuw ook een kwaliteit van Igor Stravinsky vindt, is dat hij zichzelf niet herhaalde. ‘Zijn uitgangspunt was: Je mag iedereen herhalen, behalve jezelf. Dat deed hij ook niet. Hij werd groot met Le Sacre du printemps, De Vuurvogel en Petrushka, maar in de laatste twintig jaar van zijn leven – hij is dan wereldberoemd en komt overal – maakt hij werk met een streng religieus karakter waar nauwelijks een publiek voor is. Hij is een wereld verder dan die drie stukken. “Over Le Sacre zegt hij in Once at a Border: “er zijn pagina’s die me nog interesseren”.’
Arnold Schönberg
Na Parijs komt Wenen –Reinbert de Leeuw heeft persoonlijk een voorkeur voor Wenen – waar het volgens De Leeuw aan het begin van de twintigste eeuw in alle opzichten gistte. Waar het gevaar en de grenzen werden opgezocht. Dat deed ook Arnold Schönberg. Lang lijkt het of Reinbert de Leeuw De Gurrelieder gaat laten zien: ‘een stuk waarin alle uithoeken van de taal worden onderzocht’. Reinbert de Leeuw legt uit hoe de autodidact Schönberg in De Gurrelieder harmonie een andere wending laat nemen, waardoor wie er naar luistert niet op zijn verwachtingen kan vertrouwen. ‘Taal zat in al zijn poriën. Het is verpletterend. Je begrijpt niet dat iemand zoiets kan schrijven. Maar wat doe je als je De Gurrelieder – Johan Simons liet vorig jaar in Zomergasten De Gurrelieder in de uitvoering van Reinbert de Leeuw zien – hebt geschreven?’
‘Schönberg voelde dat als zijn lot: “ik moet door”. Per opusnummer die je hoe hij die weg volgt.’ Reinbert de Leeuw komt uiteindelijk uit bij opus 10, het tweede strijkkwartet – onderdeel van de door Hans Hülscher in beeld gebrachte Schönberg Cyclus – waarin de zin ‘Ich fühle luft von anderem Planeten’ cruciaal is. ‘Dit gaat over loslaten wat je dierbaar is.’
Reinbert de Leeuw 1: de muziek was er altijd al
Na Schönberg wil Wilfried de Jong de doopceel van zijn gast lichten. Die voelt er echter weinig voor om uitgebreid op zijn privéleven in te gaan. Een vraag die begint met de constatering dat hij zijn ouders op relatief jonge leeftijd heeft verloren buigt hij om tot een verhaal over hoe muziek altijd al een rol in zijn leven speelde. ‘Ik kan me van mijn jeugd vooral herinneren dat ik altijd piano speelde. Op de universiteit – ik studeerde Nederlands – vroeg ik me af: wat doe ik hier? Ik moet naar de muziek. Weliswaar heb ik de keuze voor de muziek pas gemaakt na de dood van mijn moeder, maar of het een met het ander te maken heeft, is gepsychologiseer achteraf. Muziek was altijd al heel aanwezig.’
‘Chopin was voor het jongetje dat ik was het allerhoogste. Op mijn manier componeerde ik zoals hij scherzi, maar wat ik deed was kinderachtige onzin. De muziek van Chopin is complexe muziek waar ik toen nog niets van begreep.’
Dan laat Reinbert de Leeuw zich ontvallen dat ‘dirigent een zwaar overschat beroep is. Het gaat om de muziek en als dirigent sta je in dienst van de muziek. Je hoopt dat – als je van een stuk houdt – het publiek na afloop van een concert van de muziek houdt.
Dirigenten zijn er pas sinds de negentiende eeuw. Mijn eigen ensemble – [Reinbert de Leeuw leidt het ASKO Schönberg Ensemble, lw] – kan best zonder mij.’
Toch is een dirigent niet helemaal overbodig: ‘De musici hebben alleen hun eigen partij, de dirigent het hele stuk. Waar je voor nodig bent is het zorgen voor samenhang, voor het leggen van verbanden.’
Na twee Europese componisten maakt Reinbert de Leeuw de oversteek naar de Verenigde Staten. Hij lijkt of hij Charles Ives wil laten zien – ‘voor hem was alles mogelijk. Hij kwam uit een klein stadje, kende wel de blues en de jazz, maar voelde niet de last van de klassieke muziek’ – maar komt uiteindelijk uit bij John Cage.
John Cage
‘John Cage heeft die last ook niet. Hij heeft het niet over klanken maar over geluid, en waar dat geluid mee geproduceerd wordt maakt hem niet uit. Hij was een uitvinder. Het klopt dat hij geen verstand had van harmonie. Stilte, geluid en toeval zijn de elementen in zijn denken en muziek.’
Toch laat John Cage niet alles aan het toeval over. Zijn stukken zijn uitgeschreven, en als ze uitgevoerd worden is dat vaak met een stopwatch binnen handbereik. Ook zijn uitvoering van Water Walk in I’ve got a secret was zorgvuldig getimed.
Reinbert de Leeuw vertelt hoe hij ooit samen met John Cage een van zijn werken uitvoerde. Meer dan een enkele hoefde hij niet te spelen. En John Cage stootte op het eerste gehoor willekeurige klanken uit – in werkelijkheid ging het om een tekst van Henry David Thoreau waaruit hij de klinkers had weggelaten – maar ze speelden van blad. Zonder dat ze gerepeteerd hadden en hun afspraken gemaakt hadden over het tempo, viel tijdens de uitvoering de compositie op zijn plaats. ‘Hoe lang heb je gerepeteerd, wilden mensen na afloop weten.’
‘Hij is een groot man. Ik vind dat hij geweldige stukken heeft gemaakt. Als voorbeeld noemt hij 4’33”, een werk dat Reinbert de Leeuw in 2010 in De wereld draait door ten gehore bracht. ‘Er zijn componisten die via stiltes in hun werk de spanning opbouwen, maar dat wilde John Cage niet. Hij wilde gewoon stilte.’
‘Ik ben te Europees om zo vernieuwend te kunnen zijn.’
(Inmiddels is Wilfried de Jong er zichtbaar niet gerust op dat de planning gehaald wordt, hij zint op een strategie om Reinbert de Leeuw liefdevol de mond te snoeren als hij te veel vertelt.)
Svjatoslav Richter
‘Er zijn maar weinig mensen die zo spelen dat je vergeet dat ze piano spelen’, zegt Reinbert de Leeuw vervolgens over Svjatoslav Richter, aan de hand van Richter, l’insoumis. Zo moet het dus, ‘hij is een muzikant, speler, musicus waaraan elke vorm van ijdelheid ontbreekt.
Veel te vaak staat er iemand tussen jou en de muziek, dat is bij Richter niet zo. Hij is de muziek.’
‘Ik kan niet begrijpen dat hij dat kan. Zijn superieure concentratie maakt dat hij een geheel wordt met de muziek.’ Dat Svjatoslav Richter zegt dat hij zichzelf niet mag, begrijpt Reinbert de Leeuw wel. ‘Wat ik voel, bij het spelen meer dan bij het componeren, is: dit is niet goed. Het blijft een worsteling. Ik kan navoelen dat hij teleurgesteld is als hij terugluistert. Hij legt de lat zo hoog. Het sublieme is voor mij subliem, maar voor hem is het sublieme nog subliemer.’
‘Een muzikant/musicus moet zich totaal vereenzelvigen met de muziek. Richter valt samen met de muziek. Hij stelt zichzelf volledig in dienst van de muziek. Geen greintje ijdelheid. Hij is een geweldig voorbeeld. Ik hoop dat ik daar bij in de buurt kom.’
Reinbert de Leeuw 2: Mens of melodie
Wilfried de Jong kan er niet omheen: hij moet vragen naar Mens of melodie, het boek dat Thea Derks schreef. Een boek waar Reinbert de Leeuw niet mee kan leven. Het gesprek verandert onmiddellijk van toon. Reinbert de Leeuw verwijt zichzelf te naïef te zijn geweest en hij verwijt de schrijfster niet zorgvuldig genoeg te hebben gehandeld. ‘Ik heb toegestemd in een boek over het muziekleven in Nederland. Dat was het idee dat een aantal musicologen aanvankelijk aan mij voorlegden. Het zou gaan over vijftig jaar muziekgeschiedenis gaan, opgetekend uit mijn mond. Niet om een biografie.’
Volgens Reinbert de Leeuw hoorde hij nadat het project van start gegaan was en hij Thea Derks, de schrijfster van het boek, toegang verleend had tot muziek en archief lange tijd niets. ‘En toen lag het boek er.’ Reinbert de Leeuw nam er kennis van, maar weigerde vanwege de vele feitelijke fouten en muzikale blunders en lacunes die het boek volgens hem bevat zijn medewerking – ‘ik begrijp wel dat ik niet in de positie ben iets te verbieden’ – waardoor de door uitgeverij De Bezige Bij verlangde autorisatie uitbleef.
De kwestie zit Reinbert de Leeuw merkbaar hoog. Vond hij het aanvankelijk nog ‘enigszins raar dat je het aan niemand voorlegt’ – alleen Cherry Duyns vroeg nadrukkelijk om inzage vooraf, en hij haalde volgens Reinbert de Leeuw veel fouten uit het relatief kleine stukje dat er over hem geschreven is – later is hij stelliger: ‘Ik vind het te kwader trouw. Tegen alle afspraken in.’ Hij vindt het te gek dat hij zijn eigen woorden niet heeft kunnen corrigeren, en wantrouwt elk citaat in het boek. Ook de citaten waarin hem lof toegezwaaid wordt.
Olivier Messiaen
‘Olivier Messiaen was een held toen ik nog op het conservatorium zat.’ Wat hij van Olivier Messiaen laat zien – een fragment uit Toonmeesters en een scène uit Saint François d’Assise, in beide staan vogels centraal – zegt veel over het religieuze besef van Messiaen: ‘Hij was een heel religieus man, die zijn inspiratie hervond bij de vogels. Vogels staan dichter bij de schepping dan de mens.’
‘Olivier Messiaen noemde zichzelf ritmicus en ornitholoog. Toen hij de vraag voorgelegd kreeg: “zijn er collega-ornithologen die als ze naar uw muziek luisteren de vogels herkennen”, antwoordde Messiaen met een anekdote. Hij had een brief gekregen van iemand die uit China een gekooid vogeltje had meegenomen dat te vroeg van de moeder gescheiden was om te leren zingen. Dat vogeltje begon te zingen toen hij muziek van Messiaen hoorde.’
Wat Messiaen met de zang van vogels doet in zijn composities, getuigd volgens Reinbert de Leeuw niet alleen van zijn muzikale kwaliteit maar ook van de omvang van zijn geloof. ‘Een vogel is éénstemmig, maar er zijn vogels die zo krachtig klinken dat je een heel orkest nodig hebt voor die ene vogel.’ Daar dwong de liervogel – liet Sonja Barend in Zomergasten niet ooit een liervogel zien en horen? – Messiaen toe. ‘Dat is zo waanzinnig goed geschreven.’
Maar Messiaen kan het ook klein houden, zoals in de scène uit Saint François d’Assise waarin hele ijle muziek klinkt als een engel Franciscus bezoekt en Franciscus het bewustzijn verliest. ‘Het is harmonie van een verpletterende eenvoud. Wij hebben teveel intellectuele reserve om dit te doen. Bij Messiaen is er geen twijfel, geen scepsis, geen ironie. Het is: gewoon zo zijn. De held verliest het bewustzijn door de schoonheid van de muziek.’
Louis Andriessen
‘Louis Andriessen is de componist waar ik het dichtst bij sta. Wij zijn al vijftig jaar bevriend. Ik was er als het ware bij als hij componeerde. Ik heb zijn taal leren spreken.’
Wat Reinbert de Leeuw aan de hand van Imperfect Harmony van Carmen Cobos wil laten zien, is hoe on-respectvol het is als een orkest – in dit geval het Concertgebouworkest onder leiding van Mariss Jansons – niet bereid is om zich ten volle in te zetten om tijdens repetitie en uitvoering zo dicht mogelijk bij de componist te komen en te blijven.
Na lange tijd uit onvrede niets meer voor orkest geschreven te hebben, honoreerde Louis Andriessen het verzoek van het Concertgebouworkest om voor het 125-jarig bestaan een stuk te schrijven. Voor Reinbert de Leeuw is het onbegrijpelijk dat het orkest, dat een belangrijk deel van zijn roem dankt aan de Mahler-traditie en het feit dat zij Mahler zelf uitnodigden, zo weinig interesse op kan brengen voor de levende muziek van Louis Andriessen. ‘Als je nieuwe muziek speelt moet je het uiterste doen. Dat je er eventueel weinig affiniteit mee hebt, doet op dat moment niet ter zake. Ik vind dat je niet zo, zo openlijk ongeïnteresseerd, met een componist om kunt gaan. Je moet er alles aan doen om alles uit zijn muziek te halen. Je moet trots zijn dat te kunnen doen. Net zo trots als wanneer het om een dode componist gaat.’
Hoewel Reinbert de Leeuw toegeeft dat er sinds de Actie Notenkraker – waarvan hij een van de leidende figuren was – veel ten goede veranderd is, en ‘je situaties als deze niet vaak mee meemaakt’, heeft hij weinig begrip voor de werkwijze van het Concertgebouworkest. Als Wilfried de Jong zegt dat zijn kritiek ‘een ernstige aantijging is als het om dit orkest gaat’, neemt Reinbert de Leeuw niets terug: ‘Dat vind ik eigenlijk ook. Je moet de muziek serieus nemen. Ook als het om het beroemdste orkest van de wereld gaat. Ook dan gaat het nog altijd om de componist.’
Misha Mengelberg
Wie volgens Reinbert de Leeuw wel respectvol met een componist omgaat is Cherry Duyns. Al is hij dan geen uitvoerend musicus, in de documentaire Misha enzovoort – over Misha Mengelberg met wie het op het moment dat Cherry Duyns zijn documentaire draait niet goed gaat – laat hij Mengelberg volgens De Leeuw gloriëren. In elk geval in de scène waarin het om het herinneren van een melodie gaat en Duyns Mengelberg tot fluiten aanzet.
Maar daar gaat het Reinbert de Leeuw uiteindelijk niet alleen om: ‘Ik ken niemand die zo onaangepast is. Het is zijn natuur om onaangepast te zijn en te ontregelen.’ Dat Misha Mengelberg zijn eigen muziek en die van Peter Schat en Louis Andriessen flauwekul vond, deert Reinbert de Leeuw niet.
Reinbert de Leeuw 3: geobsedeerd raken en volkomen in beslag genomen worden
De aftakeling van Misha Mengelberg is voor Wilfried de Jong aanleiding om het te hebben over het op leeftijd raken van zijn gast. Alweer reageert Reinbert de Leeuw nukkig en afhoudend – ‘Ik heb minder energie, ik ben sneller moe. Ik word in mijn omgeving veel met het einde en afscheid nemen geconfronteerd. Het is mijn voorland. Het komt steeds dichterbij. Ik denk daar liever niet aan. Ik denk dat je zo lang mogelijk moet leven alsof je hetzelfde bent’ – totdat hij het weer kan hebben over muziek. Niet over het vol raken van het hoofd, maar over het geobsedeerd raken: ‘Ik kan zo geobsedeerd raken door muziek dat het me volkomen in beslag neemt. Dat ik alleen daar nog mee bezig wil zijn. Via crucis van Franz Liszt obsedeert me al dertig jaar. Liszt schreef het aan het einde van zijn leven. Het bevat alleen wat er echt toe doet. Alsof hij al het overbodige heeft uitgegumd. Het is zo vreemd, zo over de grens, dat anderen er niets van begrijpen. Dat vind ik zo indrukwekkend.’
‘Ik weet niet of ik zo’n gummer ben. Misschien ben ik meer zoals Leoš Janáček die in de laatste jaren van zijn leven juist heel temperamentvol heeft geschreven. Ik geloof niet dat je over jezelf iets kunt voorspellen.’
Galina Oestvolskaja
‘De composities van Galina Oestvolskaja zijn duidelijk niet in Londen of Milaan geschreven. Zij is in de Stalintijd gaan componeren. In een afgesloten wereld heeft zij een oeuvre geschreven dat dwars staat op wat er toen vin dat regime van kunstenaars verwacht werd. Haar werk heeft een urgentie, is zo dwingend dat elke lettergreep je pakt. Het werd rond 1990 door Elmer Schönberger in Nederland geïntroduceerd. Als je haar ziet, is het heel moeilijk voor te stellen dat ze dit soort muziek schrijft.’
‘Je moet een grens over en alles vergeten wat je over muziek maken geleerd hebt. Ze vraag heel veel van je. Haar muziek doet letterlijk en figuurlijk pijn. Elmer Schönberger noemde haar niet voor niets “de vrouw met de hamer”.
‘Dat we haar kunnen zien is de verdienste van Josée Voormans die haar vertrouwen wist te winnen, waardoor ze Schreeuw in het heelal kon maken.’
‘Galina Oestvolskaja werkte niet in opdracht. “Ik kan alleen in een staat van genade schrijven”, zei ze. De laatste tien haar heeft ze niet meer geschreven. Maar zij is een stem waarbij je je aanvankelijk geen voorstelling kunt maken. Haar muziek valt buiten bestaande muzikale kaders. Haar muziek valt buiten beeld en daarmee verandert ook het beeld. Mijn god waar komt dit vandaan…’
Reinbert de Leeuw 4: niet luisteren maar doen
Als Wilfried oppert dat je niet voor je plezier naar de muziek van Galina Oestvolskaja luistert, krijgt hij een mooier antwoord dan waarop hij wellicht hoopte. ‘Ik ben geen luisteraar. Ik wil doen.’ ‘Maar muziek is toch bedoeld om naar te luisteren?’ ‘Ik luister nooit voor mijn plezier. Als ik luister is dat om kennis te maken met een werk.’
‘Waar het bij mij bij muziek uiteindelijk om gaat is: uitvoeren. Wij musici moeten proberen op een podium de stem van een componist te laten horen. Dat moet de drijfveer zijn. Niet het zelf luisteren.’
Jiří Kylián
De tijd dringt, daarom licht Reinbert de Leeuw het fragment uit Carmen van Boris Pavel Conen maar kort toe. ‘Wat Jiří Kylián zich afvraagt is: wat is het verschil tussen dans en stomme film. Om vervolgens op basis van de overeenkomsten – beeld, geluid en beweging – een ballet te maken.’
Barbara Sukowa
In de toelichting op zijn keuzefilm Europa speelt Barbara Sukowa een belangrijkere rol dan regisseur Lars von Trier.
Elsie de Brauw
Zoals er volgens Reinbert de Leeuw een tijd voor de Sacre en een tijd na de Sacre van Stravinsky is, zo is er voor actrice Elsie de Brauw een tijd voor Alain Platel en een tijd na Alain Platel. Met Alain Platel maakte ze tauerbach en daarvoor moest ze afstand doen van veel van het gereedschap dat haar als actrice ten dienste staat. ‘Een musicus heeft we het makkelijk, wat wij moeten doen ligt min of meer vast. Acteurs zijn veel vrijer, maar ook zij hebben een kader. En als je dat allemaal los moet laten… Elsie de Brauw verlegt in tauerbach haar grenzen.’
In Elsie de Brauw Like it here? is dat door Carine Bijlsma in beeld gebracht.
Claude Vivier
Reinbert de Leeuw werkte met Pierre Audi aan een productie op basis van werk van de jong overleden Claude Vivier: Kopernicus en stukken over reizen. ‘Het is een tocht naar de zuiverheid. In die productie heb ik met de blik van Pierre Audi leren kijken. Theater heeft zijn eigen wetten. Je bent er niet als je stelt dat het muzikaal zus of zo moet.
Audi wilde niet alleen de zangers maar ook de muzikanten enscèneren. Dat was voor hen een hele opgave. Ze moesten niet alleen alles uit hun hoofd leren, maar moesten ook zware pakken dragen, krijgen make-up op.
Voor hen was het een hele ervaring: het ging niet langer alleen om de noten. Maar ook om de betekenis van het stuk, om de ruimte.’
‘De muziek is ongehoord mooi, dat je nooit zult weten hoe het einde eruit ziet ligt erin besloten.’
Reinbert de Leeuw 5: tot het eind het beeld bij blijven stellen
‘Muziek is voor mij een zoektocht. Als je jong bent, denk je: er is nog zo’n lange weg te gaan. Als je jong bent moet je leren de waarheden te vergeten Er is muziek waar je je hele leven aan kunt besteden en dan hoop je dat je tegen het eind een beetje in de buurt bent gekomen. Ik hoop dat ik tot het laatste moment de ervaring zal hebben dat iemand anders er op een andere manier mee bezig is, waardoor ik mijn beeld moet bijstellen.’
Johann Sebastian Bach
Wilfried de Jong is verbaasd dat Reinbert de Leeuw Zomergasten na alle vernieuwing af wil sluiten met uitgerekend de bekendste aria – Erbarme dich – uit de Mattheüs Passion van Johann Sebastian Bach. Voor Reinbert de Leeuw is dat volkomen vanzelfsprekend: ‘We eindigen met Bach omdat Bach hors concours is. Er is in de muziekwereld iemand die zal ontkennen dat Bach het dichtst bij… ja, bij wat…. gekomen is. Mauricio Kagel heeft eens gezegd: “Niet iedereen gelooft in Christus, maar iedereen gelooft in Bach. Voor mij vertegenwoordigt Bach het hoogste dat de menselijke geest in de geschiedenis heeft voortgebracht. Daarom wil ik eindigen met Erbarme dich. Want al al weet je wat het is, dan nog: als het begint ben je sprakeloos.’
Wilfried de Jong: bij wijze van dirigent
Hoewel dirigent een zwaar overschat beroep is, is hij toch ergens goed voor. Aan het einde van deze Zomergasten vroeg ik me af of datzelfde niet voor een Zomergasten-presentor geldt. Had Reinbert de Leeuw Wilfried de Jong nodig? Af en toe wees de gast de gastheer – niet altijd even onopvallend – terecht, waarna de gastheer zich terugtrok, soms na zich verontschuldigd te hebben.
Waar Reinbert de Leeuw Wilfried de Jong absoluut voor nodig had, was het bewaken van de tijd, zodat zoveel mogelijk fragmenten getoond konden worden en de samenhang van het door De Leeuw gecomponeerde verhaal gegarandeerd werd.
Maar soms was aan de lichaamshouding van de gast te zien dat hij zijn gastheer liever kwijt was. Dat was op de momenten dat Wilfried de Jong zich op privéterrein dreigde te begeven. Dan vertoonde Reinbert de Leeuw het gedrag dat Merlijn Kerkhof al voorspelde: ‘De Leeuw kan nukkig zijn. Op vragen die hem niet zinnen kan hij bot reageren.’ Al viel het met die nukkigheid nogal mee.
Wel vond ik Reinbert de Leeuw opvallend uitgesproken als het ging om muzikaal ongemak dat hij al dan niet zelf aan den lijve had ervaren.
Leave a Reply