‘Ze staat hier voor het grijpen, maar toch heb ik haar lang niet herlezen. Daar maak ik nu tussen alle andere zelfopgelegde “lees- en schrijfverplichtingen” door tijd voor’, schreef ik op 29 november vorig jaar. Met ‘ze’ bedoelde ik Andreas Burnier en ik nam me voor om in elk geval haar De litteraire salon, De trein naar Tarascon en De wereld is van glas te herlezen.
De eerste twee – De litteraire salon en De trein naar Tarascon – herlas ik vrij snel nadat ik me dat het voorgenomen. Aan De wereld is van glas kwam ik pas de afgelopen dagen toe.
Toen het verscheen, kocht ik De wereld is van glas onmiddellijk en ongezien. Ik sluit niet uit dat ik zelfs verlangend naar het verschijnen heb uitgekeken. Andreas Burnier was misschien wel de eerste schrijfster waarvan ik dacht dat ze me ‘iets’ te vertellen had, terwijl ik zelf nog niet precies wist wat. Ik kan me herinneren dat de ongeduldige lezer die ik toen was, niet geheel en al bevredigd was toen ik De wereld is van glas dichtsloeg.
Het was – vond ik toen – niet het beste dat ik ooit van Andreas Burnier gelezen had. Al bevatte De wereld is van glas wel dé alinea’s die precies samenvatten hoe ik me toen voelde:
‘Langer dan veertig jaar doolde ik door een woestijn van mij wezensvreemde stromingen, vanaf het moment dat ik filosofie ging studeren tot de periode waarin ik op zoek ging naar oosterse psychologie en religie. En route leerde ik wel het een en ander, maar er gebeurde te weinig. Iets ontbrak. Toen ik eindelijk durfde terug te keren naar mijn wortels was het grootste deel van mijn leven voorbij.
Nu ben ik in sociaal en geestelijk opzicht thuisgekomen, maar wat ik van u verwacht, is dat u mij zult helpen de beperkte tijd die mij rest versneld te benutten zowel voor mijn innerlijke ontwikkeling als voor mijn werk, ter compensatie van alle omwegen die ik maakte en van de verloren tijd.’
Een tekst die nog steeds op mijn schrijftafel staat.
Hoewel ik nog niet weet of ik De wereld is van glas nu het beste vind dat ik van Andreas Burnier heb (gelezen) – ik houd ook heel erg van haar essays die ze veelal onder de naam C.I. Dessaur publiceerde, en die heb ik nog niet herlezen – kan ik niet anders dan toegeven dat ik Andreas Burnier tekort doe als ik De wereld is van glas ‘niet haar beste boek’ noem.
Niet alleen zit De wereld is van glas heel vernuftig in elkaar – er zijn vier hoofdpersonen, waarvan er drie (moeder, vader, zoon) afsplitsingen zijn van de verteller van het verhaal die zich middels brieven tot een onbekende rabbi richt, die natuurlijk alle vier weer delen van de schrijfster zelf zijn. Dat litteraire (ik schrijf litterair omdat Andreas Burnier dat woord consequent zo schreef) spel is ook een onderwerp in De wereld is van glas (‘Ook al horen mijn romanfiguren bij mij, ook al zijn zij hoofdzakelijk projecties of afsplitsingen van hun auteur, het maakt een groot verschil, lijkt mij, of je zelfs iets denkt, voelt en doet of dat je het een denkbeeldige ander laat doen’, laat Andreas Burnier de verteller van het verhaal aan de onbekende rabbi schrijven)– in de roman laat Andreas Burnier merken dat zij een vooruitziende blik heeft. Voor zover er lezers waren die dachten dat zij een mopperend pessimistisch wezen was, de tijd heeft haar inmiddels gelijk gegeven. Net als George Orwell in 1984 had Andreas Burnier in De wereld is van glas.
Het bedrijf waar de zoon als vertaler werkt, staat op het punt om op een geheel eigen wijze een bijdrage te leveren aan het bestrijden van maatschappelijk onheil.
‘Ik kan u mededelen dat wij besloten hebben een geheel nieuw product op de markt te brengen dat moderne mensen zoveel mogelijk binnenshuis houden zal – dat voorkomt op zichzelf al veel ellende – alsook een zekere, zeg maar, instructieve waarde hebben kan. Wij noemen dit product in het algemeen “virtuele realiteit”. Wat daarmee bedoeld wordt, is een totale multidimensionale reconstructie van een soort buitenwereld, eerst misschien nog op televisie- en computermonitors, maar zo spoedig mogelijk ook, zeg maar, rechtstreeks in de menselijke hersenen door die op elektroden aan te sluiten die met een moedercomputer in verbinding staan. Daarmee zal het mogelijk zijn niet alleen, zeg maar, mensen te amuseren, te instrueren, maar uiteindelijk ook hen tot een nieuw behoeftepatroon te brengen en hun een nieuw zelfbeleven te geven. Alleen met de ingreep van deze orde van drastische interventie ziet men, zoals gezegd op de allerhoogste niveaus, nog enige kans om anders onvermijdbare rampen op ieder gebied af te wentelen. En dan denk ik aan situaties van, zeg maar, milieucatastrofes tot terrorisme, van drugsverloedering tot epidemieën door onze onnatuurlijke en ongezonde levenswijze.’
De zoon – die zolang hij geen weet heeft van zijn joodse identiteit Guido Blink heet, maar voor de verteller Gideon Reiser is, de naam die hij zelf ook gaat gebruiken als hij zich bewust is van zijn achtergrond. Feitelijk is de zoektocht/terugkeer naar de joodse wortels van de schrijfster waar het in De wereld is van glas om gaat: de vader, de moeder en de zoon komen uiteindelijk alle drie thuis, en ook de verteller komt tot inzicht(en) – vertrouwt het bedrijf waar hij werkt niet, codes kraken wordt zijn geheime agenda.
Zijn zoektocht volgt het pad van het mystieke. Die van zijn moeder dat van de recente geschiedenis en zijn vader zoekt zijn oorsprong in de boeken. Niet eerder schreef Andreas Burnier zo nadrukkelijk en direct over haar eigen oorsprong.
Dat een aantal door haar gehuldigde opvattingen en opgelopen allergieën waar ze in romans en essays regelmatig op terugkwam met die oorsprong – en vooral met het in het nauw gedrukt worden van een volk, to put it mildly – te maken heeft, daar heeft Andreas Burnier/C.I. Dessaur daarentegen nooit een geheim van gemaakt.
Totdat ik De wereld van glas herlas, dacht ik dat die twee alinea’s die nog steeds op mijn schrijftafel staan, de enige waren die mij tijdens het lezen van de roman waren opgevallen. Maar tijdens het herlezen vond ik allemaal keurig geknipte strookjes papier tussen de bladzijden. Ik had veel meer dan alleen die alinea’s gemarkeerd, en tot mijn verbazing ging het om passages die ik nu opnieuw als betekenisvol zou aanwijzen (en dat terwijl ik bij andere boeken soms na een maand al niet meer weet waarom ik een streepje of een stipje in de kantlijn heb gezet).
Maar veel meer dan toen vielen voor mij nu alle elementen – en dat zijn er vrij veel – op hun plek. Veel meer dan toen snap ik waar Andreas Burnier zich zorgen over maakte.
Andreas Burnier/C.I. Dessaur overleed voor mij onverwacht op 19 september 2002 (de overlijdensadvertentie zit in mijn agenda van dat jaar). De wereld is van glas (1997) is onbedoeld haar laatste roman gebleven. Wonderlijk genoeg is haar oeuvre daardoor niet onvoltooid gebleven.
Leave a Reply