Inge Lohmark – docente biologie aan de laatste lichting leerlingen aan het Darwin College – heeft weinig vertrouwen in de lieden die haar klas bevolken. Haar minachting wordt door Judith Schalanksy in De lessen van mevrouw Lohmark zo beschreven dat je bijna medelijden met Inge Lohmark zou krijgen. Bijna. Want leedvermaak ligt op de loer.
Zo haar leerlingen al wat weten, dan is dat net niet wat Inge Lohmark vindt dat ze moeten weten:
‘ “Er zijn ongeveer twee miljoen soorten op de wereld. En als er ook maar iets in het milieu verandert, komen ze in gevaar.
Absolute desinteresse.
“Wie kent er soorten die al zijn uitgestorven?”
Een handvol opgestoken vingers.
“Ik bedoel – behalve de dinosauriërs.”
Meteen gingen alle vingers weer omlaag.
(…)
“De oeros bijvoorbeeld. Het oerpaard, de Tasmaanse duivel, de reuzenalk, de dodo en – de Stellerzeekoe!”
Ze hadden werkelijk geen idee.
“Een reusachtig dier, dat in de Beringzee leefde. Met een lichaam van duizenden kilo’s, een kleine kop en onderontwikkelde ledematen. De huid was centimeters dik en voelde aan als de schors van oude eiken. De zeekoe was een stil dier. Ze gaf nooit een kik. Alleen als ze werd gewond, zuchtte ze even diep. Ze was van nature tam en kwam altijd graag aan land, zodat je haar gemakkelijk kon aaien. Maar ook doden dus.”
“Hoe weet u dat zo precies?” Erika, zomaar, zonder haar vinger op te steken.
Een terechte vraag.
“Van Georg Steller, een Duitse natuuronderzoeker. Hij was een van de laatsten die haar levend hebben gezien.
(…)
“Wat hebben ze met haar gedaan?” Natuurlijk, die vermoedde een lotgenote.
“Opgegeten. Het schijnt als rundvlees te hebben gesmaakt.” Koe bleef koe.
Maar nu terug naar de levenden.
“En welke soorten worden met uitsterven bedreigd?”
Vijf vingers gingen de lucht in.
“Vergeet panda, koala of walvis.”
En weer ging de ene vinger na de andere naar beneden.’
De zeekoe heeft de cover van De lessen van mevrouw Lohmark gehaald. Peter Visscher tekende hem. Het is een van de weinige tekeningen in De lessen van mevrouw Lohmark die Judith Schalansky niet zelf gemaakt heeft.
Het is de tweede keer in korte tijd dat ik de zeekoe hoor zuchten. Ik hoorde haar ook al in De atlas van afgelegen eilanden. Niet zo gek, want ook dat boek werd geschreven en getekend door Judith Schalansky.
‘Haar gestalte was merkwaardig en fantastisch tegelijk. Op de oevers van dit eiland, hier – aan dit uiteinde van de oceaan -, moet ze hebben geleefd, de noordse zeekoe, die levend alleen door George Steller is gezien, en door de jagers die haar later uitroeiden. Wat er van haar overbleef, zijn enkele geraamtes, twee stukjes huid en Stellers verslag’,
waaruit ze citaten leent om in haar eigen verhaal te verwerken:
‘Zeekoeien zijn van natuur tam: Als hun groot leed is geschied, doen ze niets anders dan zich van de oever verwijderen, maar al snel vergeten ze het en komen weer terug. Ze komen vaak zo dicht bij land dat je ze gemakkelijk kunt aaien, maar ook doodslaan. Dit dier is stom, maakt geen geluid. Alleen als het gewond is, slaakt het even een diepe zucht.’
Dat de zeekoe smaakt naar koe, naar biefstuk om precies te zijn, las ik ook nog niet zo lang geleden in weer een ander boek. Ook Redmond O’Hanlon citeert Georg Steller, niet letterlijk, maar het is duidelijk dat hij wat hij weet, weet uit de verslagen. Die citaten zijn vervolgens weer terug te vinden in het hoofdstuk dat Marc Argeloo over Steller schreef in het boek In het spoor van de grote ontdekkers: O’Hanlons helden.
Dit is dus O’Hanlon doorspekt met Steller:
‘Het was een enorm beest. Toen de gezondheid van iedereen wat beter was en de bemanning min of meer over de scheurbuik heen was, waren er voldoende mannen om dit dier te harpoeneren. Er waren veertig mannen nodig om het aan land te trekken. Maar het vlees bleek heerlijk te zijn, net biefstuk. Volgens Steller was het de zeekoe die ze weer volledig op krachten bracht en de mannen in staat stelde naar Kamtsjatka terug te keren.’
Van Stellers zeekoe rest weinig meer dan een verzameling botten. Nog een keer Redmond O’Hanlon:
‘Ah, dit, dit moet nu de zeekoe zijn. Een van de weinige, zeer weinige die nog op aarde overgebleven zijn. Ik bedoel, ze zijn uitgestorven natuurlijk. Steller zag deze onmiddellijk nadat ze aan land waren gegaan. Hij zag vreemde bewegingen in het water en hij had geen idee wat het was.’
Steller kon niet anders dan haar zorgvuldig en gedetailleerd omschrijven (en ontleden). Later kreeg zij zijn naam: Stellerzeekoe.
Leave a Reply